Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MAART 1676

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MAART 1676

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Godt beweege U Hoog Moog. barmhertige herten tot mededoogentibieit over de voorschreve benaude, bedroefde, bekommerde en vervolghde herten, van welkers benaautheit ende droefheit ik een waarachtigh getuige voor Godt mijnen vader ende Zalighmaaker Jesu Christo, voor dewelke ik ook getuigenisse geeve harer onschult, naar een rijp ende moogelyk onderzoek in oprechtheit mijnes geloofs ende gewisse.

Dit schreef drie honderd jaar geleden de Nederlandse Gezant te Wenen, Hamel Bruynincx aan de Staten-Generaal. Meer dan 300 Hongaarse predikanten waren beschuldigd van rebellie tegen de keizer. In Presburg werd een proces tegen hen aangespannen. Enkele tientallen moesten naar de galeien. De gezant had de Staten-Generaal voortdurend op de hoogte gehouden en had tesamen met anderen krachtig geprotesteerd. Het had niet gebaat.

De Ruyter vervulde in die tijd een miUtaire opdracht in de Middellandse Zee. De Fransen hadden Messina op Sicilië veroverd op de Spanjaarden. Dat was een bedreiging voor de belangen van de Republiek, want Messina lag op de route naar de Levant waarmee de Hollandse kooplieden een levendige handel onderhielden. De Staten-Generaal waren wel genegen Spanje te hulp te komen om Messina te heroveren.

Het vlooteskader van de Ruyter arriveerde eind 1675 bij Sicüië. Daar kreeg de Ruyter van de Staten-Generaal een brief met instructies, onder meer om te trachten de Hongaarse predikanten, die in Napels gevangen zaten, te bevrijden. De Ruyter's opdracht voerde hem naar Napels waar hij nieuwe instructies verwachtte. De Spaanse onderkoning ontving hem enthousiast. Het was geen geringe eer bezoek te ontvangen van de beroemde admiraal met een vlooteskader van de machtige bondgenoot. De rollen waren overigens wel omgekeerd. Honderd jaar tevoren was Spanje machtig, thans verzwakt. De Republiek waarvan de Ruyter de vlag voerde, bestond toen nog niet.

De Spaanse koning, Philips ïï, trachtte de Hollandse Gewesten zijn wü op te leggen. Nu, in 1676, komt de onderdrukte de onderdrukker te hulp. Spanje is trots op deze bondgenoot.

Nog dezelfde dag van zijn aankomst komt de Spaanse onderkoning bij de Ruyter aan boord. De Staten-Generaal hadden hem nogmaals geschreven dat de zaak van de predikanten hun „ten hoochste ernstig" was. De admiraal vwst hoe zeer Spanje het bondgenootschap op prijs stelde en maakt van die situatie een goed gebruik. Hij betuigt de onderkoning zijn dank voor de tekenen van achting en genegenheid hem betoond, maar „Uw Excellentie gelief te weten, dat ik nu niet bhj kan zijn. Wat vreugde zou ik kunnen scheppen uit al de eer die

mij geschiedt, zo lang als mijn lieve broeders, , üe predikanten, daar op de galeien zitten en n JQ mishandeld worden." De Spanjaard kwa okt Jaardoor in verlegenheid waaruit hij zich trachtte te redden door te antwoorden dat de aj gevangenen niet in zijn macht waren.

n De Ruyter schijnt echter met zoveel aandoe ning gesproken te hebben dat (volgens de geschiedschrijver Brandt) beiden, zowel de Ruyter als de onderkoning „de tranen uit de ogen berstten." Na aarzeling verklaarde hij de gevangenen te zullen vrijlaten op voorwaarde dat zij niet op Spaans of keizerlijk grondgebied aan land gezet zouden worden.

De Ruyter handelde onmiddellijk. Hij stuurde zijn vlootpredikant, ds. Westhovius, om de gevangenen te halen. Drie en twintig predikanten werden bevrijd. De volgende dag nog drie, idie elders verbleven. Samen zes en twintig i overgeblevenen van de 42 veroordeelden.

ft, grandt beschrijft hun toestand toen zij aa l boord kwamen: „Zij kwamen in een jammerlijke gestalte in de Hollandse vloot, met verscheurde klederen, half naakt, met uitgemer- gelde lichamen, afzichtelijk door builen en door wonden; zo dat men ze niet zonder mededogen kon aanschouwen: temeer omdat daaronder waren mannen grijs van ouderdom, die door hun deftig, bleek en vervallen wezen, eerbied en erbarming verwekten." Aan boord van het admiraalschip dankten zij de Ruyter met onuitsprekelijke vreugde. Geen wonder als men zich de toestand van de bevrijden en hun aankomst op het schip voor de aandacht brengt. Dat was Michiel Adriaansz. de Ruyter, een vlootvoogd, die toen hij dodelijk verwond terneer lag, zeide: „Aan dit ellendig lichaam is niets gelegen als de ziel maar behouden

wordt.”

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

MAART 1676

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's