Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN THERAPIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN THERAPIE

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Een kerkelijk gesprek…

1.a. Op kerkenraadsniveau

Het is woensdagavond—bijna half acht. De kerkenraad van ‘de kruis-en opstandingskerk’ houdt zijn maandelijkse vergadering. De agenda is kort—één onderwerp: preekbespreking. De tweede voorzitter zal het gesprek leiden. Hij kan dat ook—met zijn gave van geestelijke fijngevoeligheid. Ds. Goedhart heeft zijn preek—op papier—aan de broeders meegegeven. Zo kort na Pasen was zijn tekstkeuze 1 Kor. 15:3v: ‘Christus is gestorven voor onze zonden naar de Schriften en Hij is …ten derden dage opgewekt naar de Schriften’. Hij heeft ‘de Schriften’ laten spreken vanuit Jesaja 53. Hij heeft het woord ‘onze’ bij ‘zonden’ heel persoonlijk toegepast. Hij heeft ook nadruk gelegd op het met Christus opstaan in een nieuw leven.

Ds Goedhart hoopt op een geestelijk gesprek. Van hart tot hart. Open en eerlijk voor het aangezicht van de Here, die hen geroepen heeft om geestelijke leiding aan de gemeente te geven. Hij zit tussen diaken Barmhartigheid en ouderling Scherpslijper in. Tegenover hem zit broeder Getrouw. De broeders weten dat de preken van hun dominee niet meer gemeentebreed ‘goed vallen’. Te moeilijk, zegt een aantal jongeren—wij missen de aansluiting met onze belevingswereld. Niet actueel genoeg, zeggen anderen: wij leven toch anno 2002? Teveel gericht op het persoonlijk heil, de gemeente heeft toch ook een missionaire roeping in de wereld? Te weinig appellerend: de oproep tot geloof en bekering ontbreekt nog al eens en over de praktijk van een heilig, christelijke leven valt ook veel meer te zeggen. Het gesprek wil maar niet vlotten. Ds. Goedhart en de broeders doen hun best. Het valt niet mee de broederlijke toon te treffen en eikaars hart te bereiken tussen 8 tot 10 uur’s avonds. De zakelijke kantoortoon laat zich maar moeilijk mengen met de toon van het hart van het evangelie: de verzoening met God door het geloof in de Here Jezus Christus. Br. Getrouw kucht een keer. Hij krijgt het woord: ‘Broeders, ik weet: ‘mijn Verlosser leeft! Hij heeft voor al mijn zonden volkomen betaald. Van de weinige haren op mijn hoofd valt er geen op de grond zonder de wil van mijn hemelse Vader’. Het hart heeft gesproken. Het ijs is gebroken. Het gesprek komt op gang. De eenheid in het geloof wordt beleefd ondanks de grote verscheidenheid in beleving in de broederkring. De broeders herkennen bij elkaar de betekenis van Christus’ kruis en opstanding in hun persoonlijk leven zoals het ook verwoord is en wordt in de preken. Maar er is ook herkenning in de beleving van de geloofsstrijd en de geloofsblijdschap. Zij ontdekken opnieuw hoe nodig het is juist in deze tijd Gods Woord te onderzoeken en te bespreken—ook in de gemeente: hoe christelijk is onze levenswandel nog?

1.b. Op huisbezoek

De kerkenraadskamer mag u ook vervangen door een huiskamer en het kerkenraadsge-sprek door het huisbezoekgesprek. Daarin probeert u als ambtsdrager toch ook van hart tot hart te spreken over de inhoud van de preken, het leven met de Here en met elkaar en de inzet van onze van God ontvangen gaven en talenten in onze christelijke levensroeping in gezin, kerk en maatschappij?

1.c. Op een meerdere kerkelijke vergadering

Is het niet eveneens van wezenlijk belang dat op onze kerkelijke vergaderingen—wellicht meer dan tot nu toe—broederlijk en hartelijk gesproken wordt over het functioneren van ons kerkzijn, de prediking, over onze kerkelijke eenheid, over een bijbels legitieme verscheidenheid in het beleven van die eenheid?

Spreken en getuigen van dat ene fundament onder ons kerkzijn en het geloof: het kruis en de opstanding van de Here Jezus Christus.

Wij komen er dan samen achter, dat Gods evangelie haaks staat op de postmoderne levensvisie van genot boven alles, maar ook dat wij meer van dat moderne levensgevoel in ons hebben dan wij beseffen of willen: vormen van individualisme, materialisme.

De evangelieprediking botst tegen onze huidige ‘gezelligheidscultuur’ aan. Het weekend wordt gevuld met ‘leuke dingen’ waarvoor in de week geen tijd of energie over is.

Wij voelen persoonlijk en als kerken de gevolgen aan den lijve. De moeite om vacatures in kerkenraden te vervullen. Spanningen en conflicten in kerkenraden en gemeenten.

Het gezamenlijk belijden en beleven van de eenheid in Christus is er nog wel, maar staat onder de druk van het gevaar dat wij als kerken op het grondvlak te weinig met elkaar spreken en daardoor uit elkaar groeien—hoe harmonieus de laatst gehouden generale synode 2001 ook verlopen is. Om dankbaar voor te zijn! Genadegave van de Here! Vormen synodale besluiten een stimulans om samen kerk te zijn?

Wij—ambtsdragers, gemeenteleden, kerken weten dat het hart van onze God liefdevol klopt in het evangelie van het kruis en de opstanding van de Here Jezus Christus.

De vraag is of dit evangelie ons hart en leven nog totaal en radicaal doortrekt, beïnvloedt en beheerst of dat wij eerlijk moeten bekennen en belijden dat ons (kerkelijk) leven niet (meer) ‘geheel anders’ omdat wij Christus hebben leren kennen (Ef. 4:20).

Hierover moeten wij met elkaar spreken tijdens huisbezoek en op kerkelijke vergaderingen.

2. Aanleiding tot het kerkelijk gesprek

2.1. Het besluit van de generale synode Leeuwarden/Nunspeet 2001

Deputaten voor de eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland hebben zich in opdracht van de generale synode 1998 bezonnen op ‘de verhouding plaatselijke gemeente en kerkverband’ en ‘de kerkelijke ‘eigenheid’ en roeping tot eenheid’. De generale synode heeft besloten de kerken deze bezinning aan te bieden ‘als een handleiding bij het gesprek over eenheid, zowel in eigen kerkverband als met andere gereformeerde belijders’. De generale synode roept de kerken op het ‘gesprek, met name ook met betrekking tot de interne verhoudingen, onderling aan te gaan’1.

2.2. De inleiding van ds. J. Westerink

Ds J. Westerink heeft in het licht van dit besluit een indringende analyse gegeven van de kerkelijke en geestelijke situatie waarin wij leven. Hij heeft zijn diagnose toegespitst op het functioneren van u als ambtsdragers. Vragenderwijs heeft hij een aantal kernzaken aan de orde gesteld die om een antwoord vragen.

Ik wil in mijn inleiding een eerste aanzet geven voor verdere bezinning en beantwoording.

2.3. De drie vragen van het dagthema

Ik zet in met de drie vragen, verwoord in het dagthema.

2.3.1. ‘Wie zijn wij met elkaar?’ Kerk van de Here Jezus Christus; leden van het ene (wereldwijde) lichaam van Christus (1 Kor.12:12–27). Onze gemeenschappelijke basis is Gods Woord, de belijdenis en de kerkorde. Niet meer! Maar ook niet minder!

2.3.2.‘Wat zijn wij voor elkaar?’ Broeders en zusters in de Here! Die geloofsverbondenheid aan elkaar is uitgangspunt en basis voor ons onderlinge gesprek over de eenheid, over de inhoud van de prediking en het gemeente-zijn, over onze verschillen in geloofsbeleving, de liturgie, de eigen sfeer en cultuur van een gemeente, de omgang met elkaar op huisbezoek of meerdere kerkelijke vergaderingen.

2.3.3. ‘Wat zijn wij samen voor God?’ Een kerk die bestaat uit zondaren, die in Christus geheiligd zijn en leven uit zijn volbrachte werk. ‘God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is’ (Rom. 5:8).

Wij zijn een kerk die slechts kan leven vanuit het hart van dit evangelie—de verzoening met God door het volbrachte heilswerk van de Here Jezus Christus, waarvan de vrucht van de heilige Geest te zien is (Gal. 5:22): liefde tot Christus en zijn gemeente. Liefde voor de eenheid van Christus’ kerk—plaatselijk, landelijk en over eigen kerkmuren heen met kerken van gereformeerd belijden.

Wij zijn een kerk, die steeds meer tot de ontdekking komt enerzijds hoe diep ingrijpend de gevolgen van de zonde zijn in het functioneren van het kerkzijn, anderzijds hoe overweldigd groot Gods genade in de Here Jezus Christus is over en in ons kerkzijn.

Het kerkzijn voor en met elkaar wordt bepaald door het besef, het belijden en beleven van onze zonde en Gods genade, van Gods barmhartigheid en trouw en onze ontrouw.

3. Wat is de basis voor het kerkelijk gesprek over eenheid?

Drie bijbelse begrippen:

3.1. gemeenschap

3.2. roeping

3.3. aanvaarding van elkaar

3.1. Het woord ‘gemeenschap

Dit is een bijbels kernwoord om het kerkzijn aan te duiden.

3.1.1. De apostel Johannes spreekt in het voorwoord van zijn eerste brief (1 Joh. 1:1–4) over twee wijzen van beleving van ‘gemeenschap’die toch een eenheid vormen. Gemeenschap (1) met de Vader en zijn Zoon Jezus Christus (vs.4), ‘het Woord des levens’ (vs.2) én (2) met elkaar (vs.3).

Johannes omschrijft hiermee de nieuwe bestaanswijze waarin de gelovigen leven—(a) de Vader-kind relatie (3:1) door het geloof in de Here Jezus Christus én (b) de kind-kind relatie door hetzelfde geloof.

3.1.2. De gelovigen delen gemeenschappelijk in het evangelie (1 Kor. 9:23), in het geloof (Filemon vs 6), in het lijden (Fil. 3:10; 2 Kor. 1:7), in de vertroosting (2 Kor. 1:7) en in de heerlijkheid, die geopenbaard zal worden (1 Ptr. 5:1).

3.1.3. Die beleving van gemeenschap krijgt ook gestalte in de diaconale zorg voor elkaar (Rom.15:26v; 2 Kor.8:4v; 9:13;Fil.4:15).

3.1.4. In de viering van het heilig avondmaal wordt de gemeenschap in het bijzonder beleefd. De gelovigen hebben samen deel aan het ene brood en het ene lichaam van Christus (1 Kor. 10:14, 22).

Wij concluderen dat het woord ‘gemeenschap’ de liefde van God en tot God aangeeft die onlosmakelijk verbonden is met de liefde tot elkaar (vgl. 2:9–11; 3:10–24; 4:7–21). Het is een specifiek ‘kerkelijk’ woord. De kerk van de Here Jezus is een geloofsgemeenschap. ‘Zij is een heilige vergadering van de waarlijk gelovige christenen, die al hun heil verwachten van Jezus Christus, gewassen door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest’ (NGB, Art.27).

Deze vier vormen van gemeenschapsbeleving geven aan ons gesprek over onze interne eenheid een (h)echte basis. Bedenk hierbij dat wij elke zondag belijden:‘ik geloof… de gemeenschap der heiligen’. Beperken wij deze belijdenis alleen tot onze eigen gemeente of beleven wij haar kerkbreed, ja over de grenzen van ons eigen kerkelijk leven heen, landelijk, wereldwijd? Zondag 21, vr/antw 55 van de HC geeft ons een constructief, confessioneel antwoord op die vraag:‘ten eerste dat de gelovigen allen tezamen en ieder persoonlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven. Ten tweede dat ieder zich geroepen moet voelen om zijn gaven tot nut en heil van de andere leden bereidwillig en met vreugde te gebruiken’.

De gemeenschap der heiligen is een roeping.

3.2. Roeping.

Er is ook de roeping ons ‘te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes…’(Ef. 4:3). De apostel Paulus spreekt in zijn brief aan de Efeziërs veel over de kerk—de universele kerk: het hele lichaam van Christus-‘één lichaam en één Geest…, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en in allen’ (vs.5).Tegelijk bedoelt hij ook de lokale kerkgemeenschap. Paulus richt zijn oproep tot ‘de gelovige als lid van het lichaam van Christus staande binnen de gemeenschap der heiligen’2. Het is een gelovige roeping eikaars fouten en tekortkomingen in liefde te verdragen. De liefde geeft onbevangen ruimte aan elkaar. Haar bron is de ontvangen liefde van God en Christus (Ef. 1:4,6; 2:4; 3:19; 5:2,25; 6:23). Het is eveneens een gelovige roeping de eenheid van de Heilige Geest te bewaren door de band van de vrede. Het werkwoord ‘bewaren’ geeft twee aspecten van het werk van God aan. In de eerste plaats dat ‘de eenheid van de kerk niet een zaak is die eerst door de inspanning van mensen tot stand komt. Ze wordt gegeven’.3 De Heilige Geest bewerkt en garandeert die eenheid. In de tweede plaats moet die geschonken eenheid door de gelovigen beleefd worden. ‘De gelovigen worden—van Gods kant—in de gemeenschap met elkaar gesteld en op grond daarvan dragen ze ook verantwoordelijkheid voor elkaar. De gemeenschap is gave en opgave’4.

Wij stuiten hier op een wezenlijk aspect voor ons gesprek over de eenheid binnen onze kerken. Zien wij haar nog als Gods gave en opgave? Voelen wij ons nog verantwoordelijk ‘uit liefde tot Christus en zijn gemeente’ de eenheid die de Here door zijn Heilige Geest bewerkt en garandeert te bewaren? Of zijn wij gaandeweg dit bewaren gaan beperken tot het ‘bewerken en garanderen’van het eigen gemeenteleven alleen of tot onze eigen persoonlijke visie op kerkelijke eenheid? Onze roeping tot eenheid ligt in het verlengde van het hogepriesterlijk gebed van onze Heiland in Joh.17:22 ‘opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn’. Hoe vaak bidden wij om interne eenheid in onze kerken? En zetten wij ons daarvoor ook in? Dat betekent geenszins dat er geen sprake mag en kan zijn van verscheidenheid in het beleven van die eenheid in de breedte van onze kerken.

Luistert u maar.

Ik las recent in ‘Bewaar het pand’:‘… onze kerk is een krakende kerk waarin de eenheid niet zo schittert en de verwijdering toeneemt en niet afneemt. Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan’.5

En in’de Wekker’:‘Het komt… binnen onze kerk voor dat kerkleden als het ware met de rug naar elkaar toestaan, geen weet hebben of willen hebben van eikaars manier van geloven. Daar moeten we ons niet bij neerleggen, denk ik. Laten wij bidden dat we elkaar niet uit het oog verliezen, want het kan niet de bedoeling zijn dat mensen binnen een kerk geen bemoeienis met elkaar hebben. Toch heb ik niet zo’n grote moeite met de verscheidenheid in onze kerken. Ze geeft ook iets van de veelkleurigheid van het geloofsleven weer’6

Wij bevragen elkaar vandaag: kraken onze kerken of functioneert juist de veelkleurigheid van onze verscheidenheid zonder dat de eenheid wordt aangetast? Is het mogelijk dat er sprake kan zijn van een krakende verscheidenheid in de eenheid? Of kunnen wij alleen maar spreken over onze interne eenheid met het woord ‘eenvormigheid’? Is het mogelijk dat een lokale vorm van kerkelijk leven bepalend is voor het hele kerkelijke leven? Met het stellen van de vraag is het antwoord toch gegeven?

Wat denkt u—vertrouwen wij elkaar als broeders en zusters van hetzelfde huis voldoende? Laten wij elkaar vandaag toerusten en bemoedigen dat verscheidenheid in de beleving van het lokale kerkzijn geen afbreuk behoeft te doen aan onze relatie tot het kerkverband? Wij moeten ervoor waken dat het beleven van lokale eenheid afstand schept met het kerkverband. Als zo’n afstand reeds ontstaan is, moeten wij die bespreekbaar maken op onze kerkelijke vergaderingen en samen gaan werken aan het overbruggen van die afstand. Zo kan scheefgroei in onze kerkelijke eenheidsbeleving worden voorkomen of tegengegaan. Wij moeten met elkaar bestrijden de zonde van het kerkzijn ‘met de rug naar elkaar’ in plaats van met oog voor elkaar? Op welke wijze geven wij samen inhoud aan de woorden ‘gemeenschap’ en ‘roeping’? Onze gemeenschappelijke roeping komt tot uiting in onze trouw aan Gods Woord en de gereformeerde belijdenis.

3.3. Aanvaarding van elkaar zoals Christus ons aanvaard heeft

Wat is er nodig om voor die gemeenschappelijke eenheid samen te bidden en haar te beleven? Dat wij elkaar aanvaarden! Dat gaat veel verder en dieper dan elkaar gedogen. Wij moeten oppassen dat wij niet in een of andere kerkelijke gedoogcultuur terechtkomen of misschien al zijn beland.

De apostel Paulus roept de christelijke gemeente te Rome op elkaar te aanvaarden zoals ook Christus haar heeft aanvaard tot heerlijkheid van God (Rom.15:12). Hij doet deze oproep in het verband dat ‘de sterken’ (heidenchristenen) en ‘de zwakken’ (christenen uit de joden) elkaar niet aanvaarden op het punt van eten en drinken. Hij wijst hen op hun roeping samen gericht te zijn op de heerlijkheid, de eer van God.

Met het oog daarop moeten zij elkaar aanvaarden en niet (ver)oordelen.

De bron voor die opdracht is Christus’ aanvaarding van hun leven. Tevens is dat de norm. Zoals Christus hen aanvaard heeft zonder voorwaarden vooraf, zo moeten ook zij elkaar aanvaarden. Die aanvaarding vraagt om zelfverloochening en het brengen van persoonlijke offers. De Here Jezus heeft bij de aanvaarding van de zijnen niets anders voor ogen gehad dan de heerlijkheid van God.

Elkaar aanvaarden heeft dus alles te maken met Gods eer. Ons aanvaarden van elkaar moet dan ook de eer van God beogen en verhogen! Wij moeten leren elkaar uitnemender achten dan onszelf. Het vraagt om een bijbelse weging van onze motieven waarom wij elkaar willen vasthouden in de beleving van de eenheid van het geloof. Het vraagt om zelfverloochening.

4. De inhoud van het gesprek

4.1. het hart van het evangelie

Ik acht het van wezenlijk belang voor de eenheid van onze kerken dat ‘het hart van het evangelie’ de inhoud vormt voor het gesprek over onze interne eenheid.

Het kruis en de opstanding van onze Here en Heiland Jezus Christus is het hart van het evangelie. Dat is het fundament van Christus’ kerk, van onze kerken.

Ik spits ‘het hart van het evangelie’ toe op één woord: verzoening.

Verzoening is het herstel van de door de zonde verbroken relatie met God op grond van Christus’ zelfovergave in de dood (Rom. 5:10v).

In de gereformeerde theologie spreken wij over ‘verzoening door voldoening’.

In art.21 van de Ned. Geloofsbelijdenis lezen wij: Jezus Christus ‘heeft Zichzelf in onze naam voor zijn Vader gesteld om diens toorn te stillen met volledige genoegdoening, door Zichzelf aan het kruishout te offeren en zijn kostbaar bloed te vergieten tot reiniging van onze zonden…’. en in zondag 16 van de HC, vr/antw. 40 wordt de vraag beantwoord waarom Christus zich in de dood heeft moeten vernederen:‘omdat wegens de gerechtigheid en de waarheid van God niet anders voor onze zonden voldaan kon worden …’. Verzoening door voldoening. Een wezenlijk thema voor ons kerkelijk gesprek over eenheid.

Tegelijk weten wij: deze verzoeningsleer is volop in discussie. De gereformeerde hoogleraar dr. C.J. den Heyer stelt in zijn boek7 over de verzoening dat er in het NT ‘geen afgeronde en systematisch opgebouwde ‘leer’ over de verzoening’8 te vinden is. Hij vraagt zich dan ook af: ‘hoe kan de dood van iemand in een ver verleden voor mij, die vele eeuwen later leeft, heil en redding betekenen? Die gedachte inspireert velen vandaag de dag in het geheel niet meer, maar roept eerder weerstanden op. Ben ik dan niet verantwoordelijk voor de gevolgen van mijn eigen woorden en daden?’9 Zijn conclusie is dat Jezus’ leven en sterven een ‘voorbeeldig’ karakter draagt10. Hij ‘inspireert mensen, soms aarzelend en soms opgewekt, de weg van verzoening te gaan’11. De schrijvers van het NT geven uiting aan het geloof dat Jezus Christus ‘voorbeeldig’12 heeft laten zien dat de kloof tussen hemel en aarde, tussen God en de mens overbrugd kan worden.

Het is waar: verzoening door voldoening roept weerstand en verzet op! Bij ons allemaal! Want zij geeft aan de door de zonde verbroken verhouding met God. Wij zijn—zoals wij geboren worden—‘vijanden’ van God (Rom. 5:10), ‘goddelozen’ (Rom. 5:6). Maar God heeft zijn zondaarsliefde geopenbaard in zijn Zoon, de Here Jezus Christus ‘opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven hebbe’ (Joh. 3:16; 1 Joh. 4:9).

Jezus’ leven en sterven draagt meer dan een ‘voorbeeldig’ karakter waardoor mensen al of niet geïnspireerd worden tot daden van onderlinge verzoening.

Verzoening door voldoening—kernwoorden voor een kerkelijk gesprek.

Enkele bijbelse lijnen.

De apostel Paulus schrijft in 1 Kor. 15: 3: ‘Christus is gestorven voor onze zonden naar de Schriften’. Dit is wellicht de oudste omschrijving van de heilsbetekenis van Christus’ dood.

De Here Jezus was zichzelf daarvan bewust. Hij verwoordt zijn plaatsvervangend en verzoenend sterven met het woord ‘losprijs’ (Mare. 10:45). Een woord dat teruggaat op een OT-rechtsinstelling: de betaling van een geldbedrag in ruil voor een verbeurd leven (Ex. 21:30; Num. 35:31; vgl. Jes.5 3:10vv). Jezus ‘moest’ zijn leven geven in opdracht van zijn Vader als (schuld)offer voor de zonden van velen (Marcus 14: 24; Jes.53:10). Christus, de Middelaar (1 Tim.2:5v) geeft zichzelf volmaakt vrijwillig (vgl. 1 Kor. 6:20; 7:23). De apostel Paulus schrijft: ‘Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt’ (Gal. 3:13v) met het doel ‘opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen’ (Gal. 4:5).

De Vader voltrekt de vloek die wij verdiend hebben aan zijn Zoon.

Zo is het kruis bron van zegen en heil voor wie tot Hem komt.

Jezus’ lijden en sterven geschiedde ‘naar de Schriften’. Zo ook zijn opwekking (1 Kor. 15:4, vgl. Lk. 24:25,27,45).

Maar bijbels spreken over de verzoening begint in het OT.

Uitgangspunt is de verbondsomgang van de Here met zijn volk. De Here is de Heilige die in toorn reageert op de ontrouw en de verbondsbreuk van zijn volk. Toch blijft Hij zijn volk liefhebben. Zijn gekwetste liefde komt in zijn toorn aan het licht. Het is de keerzijde van zijn liefde. De Here kan en wil zijn volk niet loslaten. Hij heeft zelfs een complete verzoe-ningsdienst ingesteld om zijn volk te behoeden voor de werking van zijn toorn13. De tempel is de plaats waar de verzoening plaatsvindt. Het zondoffer (Lev. 4:1–5:13) en het schuldoffer (Lev. 5:14–6:7) herstellen de gemeenschap met God.

Wij ontdekken dat in Jesaja 53. De lijdende Knecht des HEREN ondergaat lijden en straf plaatsvervangend voor de velen (Jes.53:11 v). Hij brengt het ‘schuldoffer’ van zijn leven (vs.10) ter verzoening voor de zonden van velen.

Wij mogen bij ‘de Schriften’ in 1 Kor. 15:3 in het bijzonder denken aan Jesaja 53. Zo ook bij de woorden ‘Voor onze zonden’. Daarin klopt het hart van Gods evangelie voor ons -persoonlijk en als kerken.

Wij concluderen dat wezenlijke aspecten in het spreken over verzoening zijn: de zondaarsliefde van God, zijn toorn over de (onze) zonde, Gods gerechtigheid, herstel van de relatie met God door vergeving van zonde om Jezus’ wil en herstel van relaties tussen mensen. In een zin: het is leven in vrede met God en elkaar.

4.2. het hart van de prediking.

Het hart van het evangelie is de verzoening. Het hart van de prediking klopt in de bediening van de verzoening. Wie Jezus Christus predikt, predikt de verzoening met God door Hem. De apostel Paulus beschrijft in 2 Kor. 5:11–21 twee aspecten van de verzoening. Hij benadert de verzoening allereerst vanuit het werk van de Vader en de Zoon: God verzoent in Christus de wereld met zich (vs.19). God is de Eerste. Hij neemt het initiatief. De dienst van de Heiland is het geven van zijn leven. Christus en de verzoening horen bij elkaar. Wie in Christus is, is in de weg van doop en geloof een nieuwe schepping.

In de tweede plaats spreekt Paulus over’de dienst der verzoening’ (vs.18) en ‘het woord der verzoening’ (vs. 19). De dienst der verzoening is de bediening van het Woord (Hand.6:4), de prediking van de verzoening. Daarin speelt de Heilige Geest een belangrijke rol. Hij verheerlijkt Christus’ verzoeningswerk. Daarvoor gebruikt Hij o.a. de prediking van de verzoening. Door de prediking krijgen wij, zondaren, deel aan de verzoening. De Heilige Geest eigent ons dmv de prediking toe wat wij in Christus hebben: de vergeving van de zonden en de vernieuwing van het leven. Zondaren naderen tot Christus in berouw en met belijdenis van schuld. Zij brengen God de eer en aanbidden met hun leven zijn genadegave van verzoening om Jezus’ wil.

De gelovige aanvaarding van het evangelie van de verzoening behoort tot de inhoud van de verzoening.

Vanuit Christus’ werk gezien is de verzoening een eenmalig heilsfeit. Vanuit het werk van de Heilige Geest is verzoening een dynamische werkelijkheid: de verkondiging roept reactie op, elke keer weer.

Het is voor de prediking en voor de beleving van de verzoening belangrijk goed voor ogen te houden dat het NT twee werkwoorden kent voor ‘verzoenen’ en twee woorden voor ‘verzoening’.

Het ene woord ‘verzoening14 betekent ‘het bij elkaar brengen van partijen die tegenover elkaar staan’.15 God gaf tot herstel van de relatie met de mens zijn eigen Zoon. Hij heeft op zich genomen de vijandschap van de mens tov God en ook zijn vijandige gezindheid.

Het andere woord ‘verzoening’16 betekent ‘het bedekken van de schuld van iemand door het bloed van het offerdier’.17 Jezus was het door God gegeven offer tot verzoening. God heeft Christus Voorgesteld als zoenmiddel… in zijn bloed’ (Rom.3:25). Christus heeft zijn bloed d.i. zijn leven gegeven als Gods zoenoffer. Daarmee wordt aan Gods gerechtigheid voldaan: zijn oordeel over de zonde. Verzoening met God en rechtvaardiging om niet zijn de twee kanten aan het ene heilswerk van Christus. Hij is het ‘paaslam’ (1Kor.5:7) in onze plaats, Voor ons’(Rom. 5:8) of ‘voor onze zonden’(1 Kor. 15:3) of Voor allen’ (2 Kor. 5:14). Hij heeft zijn gemeente vrijgekocht door zijn kostbaar bloed als van ‘een onberispelijk en vlekkeloos lam’ (1 Ptr. 1:18; vgl. Joh. 1:29,35). Hij is lam en hogepriester tegelijk (Hebr. 7:1–10:18).

In NGB, art. 20 belijden wij het geloof dat God ‘zijn rechtvaardigheid (heeft) betoond tegen zijn Zoon, toen Hij de last van onze zonden op Hem laadde en Hij heeft zijn goedheid en barmhartigheid uitgestort over ons, die schuldig waren en de eeuwige vervloeking verdiend hadden, door in volmaakte liefde zijn Zoon voor ons in de dood te geven en hem op te wekken ter wille van onze rechtvaardiging opdat wij door Hem onsterfelijkheid en eeuwig leven zouden hebben’.

Conclusie: de prediking van de verzoening bevat de boodschap dat God uit genade de schuld van de zondaar kwijtscheldt op grond van Christus’ heilswerk. Tegelijk is die prediking de boodschap van het herstel van de rechte verhouding tot God, tot onze (kerkelijke) naaste.

Ik acht het van belang dat wij vanuit deze twee aspecten van de verzoening met elkaar spreken over onze interne eenheid.

Eigenlijk hoop ik dat u zegt: dit wist ik al. Dan zeg ik: nu de praktijk!

Ik belijd samen met u dat wij—kerkbreed—onder de maat blijven in het leven uit de rijkdom van Gods verzoening. Het gevolg is dat ons weerbarstig hart ons bij tijden verhindert onze eenheid in Christus’verzoeningswerk te zoeken, te vinden en te beleven—hoe verschillend wij ook zijn en de eenheid ervaren.

4.3. de beleving van het hart van de verzoening.

Dat is de levensheiliging. Het beleven van de vergeving van zonden en van de (dagelijkse) vernieuwing van het leven met God en de naaste. Het heeft een strikt persoonlijk en een gemeenschappelijk—zo u wilt—kerkelijk karakter. Vanuit het horen, verwerken en doen van Gods Woord getuige van Christus zijn met woord en daad in de leef- en werkomgeving en in de kerk—lokaal en in het kerkverband.

Wij bedenken daarbij dat ‘elk (gelovig) vogeltje zingt zoals het gebekt is of wordt’. Ik noem het gezin waarin wij zijn opgegroeid. Onze leeftijd. Onze opleiding. Onze levenspartner. De gemeente waartoe wij behoren met haar eigen cultuur. Onze sociale netwerk en onze werkkring. Dat is een boeiend leer- en levensproces. Voor uzelf. Maar ook om met elkaar te delen—in huis, in de eigen gemeente of in zusterkerken, in onze dagelijkse contacten met mensen. Het is stimulerend naar elkaar te luisteren. Om van elkaar te leren. Daardoor verrijken wij elkaar. Voor elkaar een leesbare brief van Christus (2Kor.3:3) zijn in handel en wandel o.l.v. de Heilige Geest?

Hebben wij vaak het gevoel dat wij leven in twee werelden: die van de zondag en die van de andere dagen van de week? Paulus’ woord aan de christelijke gemeente te Efeze: ‘u geheel anders: u hebt Christus leren kennen’ (4:20) is niet gemakkelijk in te vullen in het dagelijks leven in kerk en samenleving (vgl. 4:21–32). Het vraagt veel creativiteit, geduld, doorzettingsvermogen en vertrouwen in Gods hulp en leiding door zijn Woord en Heilige Geest.

Ik noem de beleving en invulling van het geloof een oefening in de godsvrucht, zoals de apostel Paulus er over spreekt in 1 Tim.4:818 aan het adres van Timotheus. Godsvrucht is te omschrijven met ‘vroomheid’. De verborgen omgang met de Here. De identiteit van een christen. Een godvruchtige, vrome levenshouding, levensstijl en levenswandel. Een op God gericht leven. Gods Woord is bron en norm voor die christelijke identiteit. Christus is het geheim van die christelijke identiteit. Zij kenmerkt zich door ontzag en eerbied voor de hoogheilige God in relatie tot ons zondaar-zijn. Met die eerbied hangt samen de beleving van Gods liefde in Jezus Christus. Hoe meer ons leven door Gods genade van zijn liefde vervuld en doortrokken wordt, des te sterker groeit het verlangen naar Gods woordelijke aanwezigheid in ons dagelijks leven. Daarvoor is oefening nodig!

Een van de taken van een ouderling is dat hij zich gedurig oefent ‘in de overdenking van de verborgenheden van het geloof’. Het doel van die geloofstraining is persoonlijke geloofsgroei, maar ook het ontwikkelen van de gave van fijngevoeligheid en geestelijk onderscheidingsvermogen, zodat hij geestelijke leiding kan geven aan de gemeente en in de huisbezoeken en met geestelijke wijsheid kan reageren op preken. Hiervoor is nodig kennis van Gods Woord. Niet alleen feitenkennis (ook belangrijk!), maar vooral geloofskennis en -inzicht in (de prediking van) het hart van het evangelie: de verzoening en in het eigen hart. Die kennis is nodig om geestelijke leiding aan de gemeente te kunnen geven en haar toe te rusten tot dienstbetoon. Christus’ gemeente leeft van het Woord van haar Here en Heiland! Wie zelf toegerust is of zich laat toerusten, kan ook gemeenteleden de weg wijzen naar de Heiland, met hen op weg gaan in het pastoraat of diaconaat, met hen meedenken in de geloofs- en levensvragen en samen met hen luisteren naar Gods Woord en tot Hem gaan in de gebeden.

Tot deze geloofskennis behoort ook het kennen van het eigen hart: de ervaringskant van het geloof—de persoonlijke reiatie met de levende Heiland. Het (her)kennen van eigen twijfels, van vertrouwen op God, besef van zonde en van harte leven uit Gods genade. De hoogte van de bijbelkennis is geen doel in zich, maar middel om geestelijke leiding te kunnen geven. Bijbelstudie is geen hobby, maar onderdeel van het ambtelijk werk. Evenals de persoonlijke overdenking, de meditatie van Gods Woord. Bijbelonderzoek dient onze basiskennis uit te bouwen en de groei van het persoonlijk geloofsleven te bevorderen. Zo wordt geestelijke ‘deskundigheid’ opgebouwd.

De apostel Paulus vult in zijn eerste brief aan Timotheus de praktische beoefening van de godsvrucht in voor het alledaagse (kerkelijk) leven.

Godsvrucht wordt beoefend in de voorbede voor de overheid (2:2).

Godsvrucht en het loflied op Christus’ heilswerk horen in Christus’ gemeente bij elkaar (3:16).

Godsvrucht en Gods belofte van leven in heden en toekomst horen ook bij elkaar (4:7), evenals godsvrucht en goede familieverhoudingen (5:4).

Godsvrucht en het beoefenen van de christelijke geloofsleer gaan hand in hand (6:3).

Godsvrucht heeft ook alles te maken met oefeningen in tevredenheid (6:6).

Tenslotte—het beoefenen van de godsvrucht komt uit in onze omgang met ons geld en bezit (6:11).

Het beleven van het hart van de verzoening—de levensheiliging—behoort m.i. wezenlijk tot de inhoud van het gesprek over de invulling en beleving van onze interne eenheid.

5. Slotopmerkingen

Verzoening door voldoening! De postmoderne mens mist een antenne voor (de inhoud van) deze woorden. En wij? Vormt deze fundamentele geloofswaarheid de bron en de norm voor ons kerkzijn? Zij moet m.i. de inzet en de inhoud vormen voor het gesprek waartoe de GS heeft opgeroepen. Wij worden samen geroepen verantwoording af te leggen van de hoop die in ons leeft.

Wij hebben m.i. geen nieuwe catechismus nodig of een nieuwe geloofsbelijdenis zoals van verschillende kanten in de kerk en in evangelische groepen wordt geopperd.

Wij hebben nodig een schriftuurlijke prediking in rapport met het hart en leven van de hoorder—een persoonlijke, bevindelijke prediking.

Wij hebben een eerlijke prediking nodig waarin met twee woorden wordt gesproken: zonde en genade; rechtvaardiging en heiliging; eeuwig leven in Christus door het geloof en eeuwige dood buiten Hem.

Wij hebben een confessionele prediking nodig. De belijdenis heeft immers oog voor de weg waarin de Heiland wordt gekend en het leven met Hem wordt verwoord. Zo’n prediking is eigentijds en actueel.

Tenslotte

1. De generale synode heeft aangedrongen met elkaar te spreken over onze interne kerkelijke eenheid aan de hand van het bezinningsstuk van deputaten voor eenheid van de gereformeerde belijders. Het getuigt van kerkelijke wijsheid wanneer in de verschillende kerkelijke vergaderingen dit gesprek wordt gevoerd.

2. Het themanummer van Ambtelijk Contact met de inleidingen van vandaag kan bij de bezinning van deputaten dienen als handreiking bij de praktische invulling van het gesprek;

3. Wij moeten de gesprekken zien als onze gemeenschappelijke roeping van Godswege de interne eenheid te zoeken en te onderhouden en tegelijk de eenheid met kerken van gereformeerd belijden uit te bouwen;

4. De gesprekken moeten niet plaats vinden in een sfeer van gedogen van elkaar, maar van aanvaarding van elkaar en tot thema hebben het hart van het evangelie.

Wij zijn in al ons doen en laten aangewezen op en afhankelijk van Gods zegen en de leiding van zijn Heilige Geest.

De kerkenraad van ds. Goedhart ging met een dankbaar hart naar huis. Het hart van het evangelie had hun hart geraakt, de interne eenheid versterkt en de legitieme verscheidenheid in geloofsbeleving een bijbelse glans gegeven aan hun gesprek.

1 Besluitenboekje generale synode v.d. Chr. Ger. Kerken in Ned, Leeuwarden/Nunspeet 2001, blz 2002—57/45

2 Dr J.RVersteeg: Oog voor elkaar, blz 43

3 idem, blz 44

4 idem, blz 45

5 ds M.C. Tanis, Bewaar het Pand, 37e jrg, nr 6, blz..56

6 ds J. Plantinga, De Wekker, 111e jrg nr 21, blz 320.

7 Dr. C.J. den Heyer: Verzoening; bijbelse notities bij een omstreden thema

8 idem, blz 134

9 idem, blz 136

1 idem, blz 138

11 idem, blz 139

12 idem, blz 138

13 HGL Peels, wie is als Gij? Blz.122–125

14 katallagè: Rom.5:11; 11:15;

15 prof. dr J.P. Versteeg, bijbelwoorden op de man af, blz 30v

16 hilasmos: Hebr. 2:17; 1 Joh. 2:2; 4:10; Rom. 3:25

17 idem, blz 31

18 Paulus gebruikt het in 1 Tim. 8 keer. Het woord ‘godsvrucht’ komt in het NT 15 keer voor: Hand. 3:12; 2 Tim. 3:5; Titus 1:1; 2 Ptr. 1:3,6,7; 2 Ptr. 3:11.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

EEN THERAPIE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's