Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. A.G. Knevel, De wereld in huis. Het christelijk gezin en televisie. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen. 124 blz. f 17,50.

De bekende EO-presentator Andries Knevel heeft een boek geschreven over de rol die de media in het algemeen en in het bijzonder de televisie speelt in het christelijk huisge-zin. Het boek is praktisch van opzet. Aan het einde van elk hoofdstuk zijn vragen gefor-muleerd die kunnen dienen voor bespreking.

De auteur gaat uitvoerig in op de roi die de televisie speelt binnen onze gezinnen. Hij begint met een Stelling: ”De diepe oorzaak van de golf van secularisatie die de kerk sinds de jaren zestig overspoelt, is de televisie”, of misschien nog duidelijker: ”de cultuuromslag binnen de kerk is te wijten aan de televisie.”

Het beeld dat daarmee opgeroepen wordt, is dat de TV de schuld is van de verwereldlij-king. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het het verdorven hart is van de mens die meegaat met de verwereldlijking. Vooral de televisie heeft de mogelijkheid om zaken te versterken. Zij heeft de mogelijkheden in zich om zonde visueel te maken en te presenteren als iets normaals. (Knevel noemt dit ”de aanjager van de secularisatie”).

Twee soorten programmeringen haalt hij naar voren:

b. De informatieve programma’s. Daarvan zegt hij dat zulke programma’s ogenschijn-lijk vaak objectief lijken. Ze zijn echter altijd meningsvormend, hetzij vooropgezet, hetzij onbewust. Christenen worden op deze manier vaak ongewild in contact gebracht met andere meningen. Hoe meer ze herhaald worden, hoe gemakkelijker de neiging bestaat om er ”iets goeds in te zien, of in ieder geval begrip te hebben voor zo’n standpunt”.

b. De amusementsprogramma’s. ”Alles wat God verboden heeft en waar’s zondags in de kerk tegen gewaarschuwd wordt, wordt in de week kritiekloos bekeken. De zonde wordt als normaal gepresenteerd en als iets dat de amusementswaarde verhoogt”. Hij geeft aan dat de amusementsprogramma’s een wereldse geest ademen. Door tel-kens daarmee geconfronteerd te worden - ook onze jeugd verschilt daarin weinig van de ”wereldse” jeugd -, lijkt de wereld heel aantrekkelijk te worden.

Amusement (geweld, geldprijzen, sex, moord, overspei, diefstal, verafgoding etc.) wordt door veel christenen avond aan avond geconsumeerd. Los van de vraag of dat een verantwoorde tijdsbesteding is, gaat hij in op de gewenning die zulke programma’s hebben en op de uitholling van levensstijl die dat heeft op onze jeugd.

Andere media, zoals kranten, tijdschriften en bladen komen ook in onze huisgezinnen. De vraag is uiteraard of datgene wat gelezen wordt, wel verantwoord is. Uit onderzoek blijkt dat men selectief kijkt naar tv-programma’s, maar wel bladen leest die een wereldse geest ademen. ”Slechts 70.000 mensen lezen nog een christelijke krant.”

Binnen de gereformeerde gezindte is het vooral de rechterflank die principieel tegen de televisie is. De rest van de gereformeerde gezindte wijkt niet af van het gemiddelde tv-bezit. De auteur geeft dan ook drie houdingen aan die gekozen kunnen worden t.a.v. het in huis hebben van de televisie:

1. Niet kijken, dus geen tv in huis.

2. Selectief kijken, van tevoren aangeven wat je wel en niet wilt zien.

3. Onverantwoord kijken (leidt tot Godsverduistering en heeft een eroderende werking op het gezin; zo’n gezin kan geen christelijk gezin zijn).

Het boek behandelt een onderwerp waar nauwelijks over gesproken wordt binnen de kerken. Smalend wordt vaak tegen die gezinnen aangekeken die principieel tegen een tv zijn. Dit boek geeft nogeens aan dat er de nodige gevaren op de loer liggen die we ons niet altijd bewust zijn. Als zodanig zet dit boek ons aan het denken en appelleert aan leer en belijdenis en aan de praktijk door de week. Het is een goed boek voor bespreking op gespreksgroepen en jeugdverenigingen. Van harte aanbevolen.

A.A. Korevaar, Christelijk opvoeden, gave en opgave. Uitg. De Groot, Goudriaan-Kampen 1991. 98 blz. f 19,-.

De heer A. Korevaar, directeur van een middelbare school voor lager beroepsonder-wijs, heeft m.b.t. het onderwerp christelijk opvoeden zijn artikelen die hij heeft geschreven in ”De Waarheidsvriend”, gebundeld in een boekje. Zowel het gezin als de kerk, de school, de crèche en andere sociale verbanden en zaken als occultisme, partner-keuze, kindermishandeling, mensvisie etc. komen aan de orde.

De auteur heeft bij het schrijven over christelijk opvoeden voor behandeling in de breedte gekozen en niet zozeer voor diepgang. Hij geeft aan dat christelijk opvoeden zich niet alleen beperkt tot het gezin, maar ook daarbuiten. In dit alles moet het ge-zag van Christus centraal staan. In de artikelen is sprake van een positieve reformatorische houding t.a.v. opvoeden. Opvoeden is niet alleen voorleven in gedrag, maar ook het in gesprek blijven met de kinderen. Heel nadrukkelijk stelt hij dat er in veel gezinnen sprake is van christelijk geloof en belijden zonder een wezenlijke inhoud. Een waardevolle godsdienstige opvoeding ligt in leer en leven die een eenheid vormen. Kin-deren wordt vaak tekort gedaan wanneer wereldse zaken op een hoger plan staan dan een godsdienstige opvoeding.

Participeren in de school is erg belangrijk. De school behoort uit te gaan van de ouders. Daarmee kunnen de ouders hun positieve invloed laten gelden. Hij pleit voor nauwe sa-menwerking tussen kerk en school. De Bijbel, het boek van de kerk, hoort ook het boek van de school te zijn. Van de leerkrachten mag een positieve en christelijke houding verwacht worden, gericht op het onderwijzen naar Gods wil. In deze tijd dient men de ogen open te houden, waarbij vooral gelet moet worden op ogenschijnlijk gewone dingen (een bedrijfscrèche of allerlei soorten genezers), die ongewild een vaak onbewuste verkeer-de invloed hebben op kinderen. De macht van het occultisme, de vorst der duisternis, probeert ook onze kinderen in zijn macht te krijgen. Aan ouders is het de taak om waak-zaam te zijn.

Alle artikelen hebben gemeen dat ze vragen om bezinning bij het opvoeden. De auteur bespreekt de vele onderwerpen op goede, duidelijke en herkenbare wijze. Het is jammer dat zulke belangrijke items worden vervat in drie tot vijf pagina’s. Na het lezen van een hoofdstuk heb je de idee dat je geconfronteerd bent met kernbegrippen en visies over een onderwerp, maar uitdieping mist. Aan de andere kant is het goed dat goede aan-sprekende artikelen gebundeld worden. Ze zijn het (her)lezen waard.

Drs. Andries Knevel (red.), Hemel of hei, onze eeuwige bestemming. Bijbel en praktijk, Theologische verkenningen. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1991. 112 blz. f 18,50.

Met veel nieuwsgierigheid en belangstelling voor dit onderwerp ben ik begonnen dit boekje te lezen en ik mag u zeggen dat het een goed en opbouwend boek is. Aan de orde komt de zienswijze over hemel en hel vanuit zowel reformatorische/evangelische, de rooms-katholieke, als de moderne huidige theologische stromingen.

De eeuwige bestemming van de mens is voor velen niet eens meer een vraag. Bijna de helft van de Nederlanders (48% in 1986 en in 1991 zullen dat er nog wel meer zijn) geloven noch in een hemel, noch in een hel, noch in een God. Ook de kerken zijn niet vrij gebleven van de vrieskou van dit denkklimaat. En al hebben de kerken eeuwenlang vastgehouden aan het ondubbelzinnige antwoord van het Nieuwe Testament, nl. het on-derscheid tussen de eeuwige straf en het eeuwige leven, tussen het beërven van het Koninkrijk en het ”gaat weg van mij gij vervloekten naar het eeuwige vuur”, er is steeds meer een discussie opgang gekomen of de kerk de voorstelling van de hel niet zou moe-ten opgeven of in elk geval radicaal herinterpreteren.

Opmerkelijk is dat in de laatste tijd verschillende christelijke theologen de gedachte van de reincarnatie beginnen te verdedigen of zij wijzen op de onbarmhartige visie op de hel en beweren dat de hel gezien moet worden als een tijdelijke louteringsperiode, waarbij het met elk mens uiteindelijk goed komt. Nog verder gaan andere theologen die aan-geven dat de hel hier op aarde is, waar mensen het leven voor elkaar tot een hel maken. Wanneer de kerk dan hel en verdoemenis predikt, dan moet dit gezien en verstaan worden als radicale maatschappijkritiek op criminaliteit, sex, de mistanden die er zijn etc. In dit boek wordt nagegaan wat de Bijbel zegt over de hemel en de hel. De Bijbel stelt veelvuldig de hemel en de hel aan de orde. De Here Jezus zelf heeft vele malen zowel op de heerlijke als op de gruwelijke werkelijkheid gewezen van een leven na dit leven. Ook de apostel Paulus is even duidelijk en radicaal als zijn Meester. Interessant is dan te lezen hoe zeer geachte theologen zoals Karl Barth en Berkhof en Berkouwer over de hemel en de hel denken en het is dan beschamend en triest dat duidelijke uitspraken van onze Heiland zo worden uitgelegd dat onderscheid tussen hemel en hel wordt ont-kend of miskend. Verschillende theologen, waaronder prof. Velema en prof. Kamphuis, gaan nader in op de visie van Barth en Berkhof. Binnen de kerken en vaak ook in de onze wordt te weinig gepreekt over hemel en hel. En niet geheel onbegrijpelijk. Vele predikanten ondervinden een zekere schroom om het oordeel Gods, de hel, uit te spreken. Hoezeer het ook als een dreiging overkomt, toch is het noodzakelijk om aan te geven wat God met ons voor heeft en wat de gevolgen zijn wanneer men God loslaat.

Pastoraat, maar ook prediking van bemoediging en vermaning is een goede manier om de heilsweg aan de gelovigen bekend te maken. In dit alles mag de liefde van Christus voorop staan.

Het boek ”Hemel of hel, onze eeuwige bestemming” is instructief en degelijk opgezet. Aanbevelenswaard.

Dr. J. Douma, Ethiek en recht. Uitg. Van den Berg, Kampen. 127 blz. f 21,50.

In dit 15e deeltje uit de serie Ethische Bezinning bespreekt prof. Douma een aantal on-derwerpen die hij samenvat onder de titel van dit geschrift ni. Natuurrecht, Mensenrechten, Strafrecht, Doodstraf en Apartheid, Onderwerpen dus die onder ons allerminst probleemloos zijn. Prof. Douma verstrekt in kort bestek de nodige informatie en trekt in-zake verschillende Problemen principiële lijnen. Dat betekent natuurlijk niet dat er geen vragen meer overblijven. Wanneer bijv. gesteld wordt dat Gal. 3, 28 alleen ”binnen de gemeente van Christus konsekwenties moet hebben” (blz. 45), dan laat zich de vraag moeilijk onderdrukken of er buiten die gemeente àndere consequenties gelden, een soort ”dubbele moraal” dus. Inzake het strafrecht wordt terecht betoogd dat in onze samenle-ving iemand die een misdrijf heeft gepleegd, daarvoor verantwoordelijk wordt gesteld (61 - geldt trouwens van elke daad) en dat een van de motieven om te straffen de vergel-ding is, ook in de zin van - onder verwijzing naar Van Dale - vergoeden. Dat laatste wordt helaas niet verder uitgewerkt met betrekking tot de gedupeerden, de slachtoffers van een (mis)daad, resp. een nalatigheid. Terwijl die vergoeding in wat men wel noemt het Mozaische strafrecht een elementaire zaak is, moeten in onze samenleving gedupeerden en slachtoffers vaak via civiele procedures hun recht zoeken (en intussen veelal aan-gewezen zijn op uitkeringen of op liefdadigheid). Trouwens, het blijkt heel wat gemakkelijker om voor ontrechten en verdrukten ver weg, in de Derde Wereld, actie te voeren dan voor de vaak weerloze slachtoffers en gedupeerden in eigen samenleving bijv. van stakingen e.d. op te komen. Zelden immers wordt het feit dat in vele gevallen weerlozen gedupeerd worden, in het geding gebracht, laat staan dat men zich aansprakelijk weet voor wat die weerlozen wordt aangedaan. ”Ethische bezinning” lijkt in dezen niet overbodig.

Dr. W. Aalders, Revolutie en Perestroika. Kritische kanttekeningen bij het tweede eeuw-feest van de Franse Revolutie. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen. 92 blz. f 22,50.

Dit interessant geschrift benadert de bekende Franse Revolutie ietwat anders dan het boek van drs. Leih dat onlangs in ons blad werd besproken (1990-505). De Stelling van drs. Leih dat deze revolutie in het begin streefde ”naar wezenlijke waarden, die op zich-zelf ook eigen waren aan de christelijke overtuiging”, zal dr. Aalders niet of nauwelijks beamen. Hij legt alle nadruk op de ”constatering achteraf” dat de Franse Revolutie de inzet is geweest van de brede golf van antichristelijkheid en atheisme die Europa heeft geteisterd, de inzet van alle totalitaire staten van de 20e eeuw (blz. 18): ”Robespierre en Saint Just zijn de geestelijke vaders van Stalin, Hitler en Pol Pot”. Met het noemen van de perestroika schijnt de schrijver te bedoelen dat in de laatste jaren de ”ontmaske-ring” van ”ideologieën” als ”het Liberalisme, het Marxisme, het Socialisme, het Leninisme en Stalinisme, het Nationaal-Socialisme en Fascisme” enz. is begonnen (72v.). Maar dit woord wordt slechts eenmaal in de tekst gebruikt. Of Gorbatsjow dus het ideologische failliet van de Franse Revolutie op zijn conto kan schrijven? Zou de ”conserva-tief linkse kring” van vooral ”intellectuelen en Journalisten” (22) nu eindelijk dóór krijgen dat de samenleving veel complexer is dan in hun op een studeerkamer uitgedacht ideologisch systeem werd (wordt) gewaand - waarbij gemakshalve de andersdenkenden ook maar een ”systeem” werd (wordt) toegeschreven? En - wat gelet op de gevolgen voor heel de samenleving wel het ergste is - dat de rechtsstaat wordt ondermijnd, wanneer in die ideologie de staat - in feite dus de ambtenaren van die staat - partner in plaats van rechtsbeschermer wordt in het maatschappelijk verkeer?

Ds. G. van Halsema Thzn. e.a. (red.), Geloven in Groningen. Capita selecta uit de ge-loofsgeschiedenis van een stad. Uitg. Kok, Kampen. 312 blz. f 32,50.

In deze bundel biedt de Vereniging voor Nederlandse kerkgeschiedenis achttien bijdra-gen aan die betrekking hebben op de kerkgeschiedenis van Groningen (stad). Deze bij-dragen laten zich over ’t algemeen goed lezen en verstrekken brede en doorgaans gedocumenteerde informatie over onderwerpen die in eerste instantie zeker van lokale betekenis zijn, maar beslist niet buiten de ”grote” historie staan. Die historie krijgt, om zo te zeggen, ”vulling” wanneer de lokale geschiedbeschrijving haar bijdrage levert. Of het nu gaat om de religieus gemotiveerde armenzorg (door prof. Knetsch beschreven) of over die door vrouwen volgens een concept van de bekende Hofstede de Groot (Vree), over de betrekkingen tussen Groningen en Oostfriesland (Smid) resp. de kerkeraadsno-tulen van Emden (Van Booma), over de ”Jubeljaarspredikatiën” van 1594 naar 1994 (Van Halsema), over de dopersen (Zijlstra), de joodse gemeente (Van Bekkum Schut), de re-monstrantse gemeente (Cossee), de roomsen (Van der Werf/Van Liere) of de vrijgemaakten (De Vries), al deze bijdragen zullen de lezer boeien. Fijn geschreven is de bijdrage van drs. Van Gelderen over ”Het leven van Frouwe Venema (1803-1889), vrouw van Hendrik de Cock”. Een waardevolle bundel, graag ter lezing aanbevolen.

J.J. Kalma, Een kerk onder toezicht. Friese synodeverslagen 1651-1675. Uitg. Fryske Akademie, Ljouwert. 561 biz. f 90,-.

J.J. Kalma, Een kerk onder toezicht. Friese synodeverslagen 1676-1700. Uitg. Fryske Akademie, Ljouwert. 703 biz. f 110,-.

De Fryske Akademie komt wel bijzondere dank en waardering toe dat zij de uitgave van de Friese synodeverslagen heeft mogelijk gemaakt. Het eerste deel verscheen in 1987 en betrof de synodeverslagen van 1621 tot 1650. Samen met de bekende uitgave van Reitsma-Van der Veen (Acta der Provinciale en Particuliere Synoden, zesde deel) staan de acta resp. de synodeverslagen van de Friese kerken van de Reformatie betreffende de ja-ren 1581 tot 1700 nu ter beschikking van geinteresseerden in de kerkgeschiedenis. Wijlen dr. Kalma heeft hen ten zeerste aan zich verplicht door verklarende aantekeningen aan zijn uitgaven toe te voegen. Evenals bij het eerste deel heeft dr. Kalma ook deze beide delen van korte, maar indringende inleidingen voorzien (voor het eerste deel zie A.C. 1988-231). Ook inzake de tweede helft van de 17e eeuw is de betiteling ”kerk onder toezicht” - nl. van de overheid, de regenten - volkomen terecht. Wie kennis neemt van deze verslagen, zal Koning Willem I moeilijk meer kunnen aanrekenen dat hij in 1816 de synodale organisatie aan de Hervormde Kerk ”oplegde”; hij continueerde de regentenlijn, saystemati-seerde en legaliseerde die lijn. En de eigen lijn van de kerk, de presbyteriale, verdween zonder noemenswaardig protest. Maar ook dat feit Staat niet los van het kerkverleden in de 17e, 18e eeuw. Kalma zegt dat de ”vrije kerk” haar rug heeft gebroken op het stem-recht dat ”aan de bezitters van schotschietende huizen en ploeggangen” behoorde, reeds vóór 1580 en ”dat bleef, na enige aarzeling, na 1580 de gewoonte” (toen de Staten van Friesland de rooms-katholieke eredienst afschaften en de ”waere Gereformeerde reli-gie” als de enige toestonden) en al spartelden de gereformeerden wel eens wat tegen, ook na 1816 blijven ”de floreenplichtigen de wacht uitmaken” en ”blijft de kerk onder toezicht van de machtigen der wereld” tot diep in de 19e eeuw. Hoe de geméénte dit alles heeft verwerkt? De opkomst van conventikels enz. laat iets van de reactie merken. Dr. Kalma wijst op de ”onderstroom” van de Nadere Reformatie die ”als in de 18e eeuw het rationalisme de toon aangeeft” blijft bestaan. Hopelijk ziet de Fryske Akademie kan ook de synodeverslagen van die eeuw te publiceren!

Dr. G. Puchinger (red.), Ontmoetingen met Schilder. Uitg. Kok, Kampen. 213 blz. f 65,--.

Een waardevol boek over een markante persoonlijkheid op het gereformeerde erf van deze eeuw! Behalve een ”ter inleiding” en een uitvoerig, instructief artikel ”Schilder tussen herinnering en uitzicht” van dr. Puchinger zelf zijn er bijdragen van een tiental mede-werkers die op gevarieerde wijze blijk geven prof. Schilder te hebben ”ontmoet”, de een uiteraard met meer instemming, kritiek enz. dan de ander. Het minst sprak mij het artikel van dr. O. Jager aan. ”Ontmoetingen” met christelijk-gereformeerden - die blijkens de Verzamelde Werken van prof. Schilder over De Kerk er toch wel geweest zijn, al werden ze destijds meer als ”aanvaringen” dan als ”ontmoetingen” ervaren - worden nuawelijks genoemd. Dr. Puchinger stelt zich de vraag ”of Schilder de christelijke gemeenschap in het algemeen gesproken niet véél meer beleefd heeft met figuren die hij bestreed” - hij noemt dan o.a. ook Wisse en Van der Schuit -, dan ”met diegenen over wie hij vrij-wel gezwegen heeft” (blz. 29). Achteraf ben je geneigd deze vraag, zij het niet zonder aarzeling als je die ”ontmoetingen/aanvaringen” herleest, toe te stemmen. De zonder twijfel geniale en erudiete theoloog en auteur komt nu in milder licht te staan dan toen hij nog onder ons leefde en werkte! Dat laten de gebundelde artikelen alsmede de ”Uit-spraken over Schilder en zijn werk” in dit boek opgenomen (blz. 121vv.) merken. Een ”Datalijst”, 56 bladzijden foto’s, een naamregister en een bibliografisch register beslui-ten dit boek bij de herdenking van Schilders geboortedag (19 dec. 1890) uitgegeven. Nu de ”vrijgemaakten” - wier ontstaan en bestaan niet zonder Schilder te denken is - weer meer op de agenda van onze kerken staan, is het goed kennis van dit boek te nemen. Graag aanbevolen.

J. Vlaardingerbroek, Jezus Christus tussen joden en christenen. Uitg. Kok, Kampen. 98 blz. f 16,90.

Toen er nog geen holocaust was geweest en er nog geen staat Israël bestond en dus de Problemen rondom deze gegevens nog niet speelden, hadden kerk en theologie reeds hun moeite met ”de joden” onder ons. Nu ze nauwelijks meer ”onder ons” zijn en be-doelde problemen wèl spelen, nu is die moeite in de tweede helft van deze eeuw gaan-deweg groter geworden. Dr. Vlaardingerbroek informeert in dit in de série ’Bij-tijds geloven’(l) uitgekomen boek over deze eigentijdse problematiek. De talrijke facetten er-van stelt hij aan de orde, zij het soms wat kort. Hij keert zich bewust en principieel tegen wat wel de ”twee-wegen-leer” wordt genoemd, tegen de verregaande reconstructie van het Evangelie opdat het aanpasbaar wordt voor het rabbijnse jodendom. Wel kwam bij mij de vraag op of er voor de schrijver concreet eigenlijk alleen maar een Israel in het verleden is? En: speelt - onbewust misschien - niet de opvatting van ”het genadever-bond alleen met de uitverkorenen” mee in zijn visie op het huidige Israël? Wie zich inte-resseert voor de relatie Israël-kerk, jodendom-christendom, late dit ”bijtijdse” boek niet

Jaap H. van der Laan, Ernst Lange en de prediking. Een inleiding in zijn homiletische thoorie. Uitg. Kok, Kampen 1989. 348 blz. f 67,50.

Dit is het proefschrift van de auteur, dat onder promotorschap van prof. Runia in Kampen is verdedigd. Ernst Lange heeft een wending gebracht in de homiletiek. Hij wil van de hoorder uitgaan. De hoorder is zijn thema. Zo maakt de hoorder mede de preek. Hij is daarover ook de rechter. Of de preek gelukt is of niet, dat hangt van het oordeel van de hoorder af. Met dit uitgangspunt is een Wissel omgezet. De schrijver geeft een brede toelichting vanuit het leven en het werk van Ernst Lange hoe dit alles is gegroeid en in elkaar steekt. De auteur corrigeert anderen in hun interpretatie van Lange en legt nieuwe biografische gegevens op tafel. Lange is een moeilijke schrijver. Zijn homiletiek is niet gemakkelijk na te tekenen. Het gebeurt hier vanuit een innerlijke verbondenheid en bewondering. Elders heb ik bij een bespreking van dit proefschrift een aantal kritische vragen gesteld. Nu volsta ik met het uitspreken van mijn waardering. leder die de he-dendaagse Duitse homiletiek wil verstaan, kan om dit proefschrift niet heen.

Luco J. van den Brom, Creatieve twijfel. Uitg. Kok, Kampen 1990. 152 blz. f 24,50.

Dit boek bevat behalve de inleiding en de conclusie vijf opstellen, die vanuit de (gods-dienst)wijsbegeerte over onderwerpen uit de geloofsleer gaan. Het eerste is van, als ik het zo mag noemen, formele aard: Kan theologie wetenschap heten? Een verrassend gemotiveerd positief antwoord wordt gegeven. Dit antwoord gaat gelukkig verder dan dat theologie zich met godsdienst van mensen bezighoudt. Daarom is dit hoofdstuk te-vens een inhoudelijk hoofdstuk dat de basis legt voor de bespreking van de volgende vragen: Is God een persoon te noemen? (2); Gods alomtegenwoordig handelen? (3); Gods locaal handelen in Christus (4); Gods historisch handelen en de mens (5). Ons tijdschrift is niet de plaats verder in te gaan op de gegeven antwoorden. Het boek is niet zo gemakkelijk. Dat ligt niet aan de schrijver maar aan de stof. De schrijver gaat helder, nuch-ter en tegelijk diepzinnig te werk. Dit boek heb ik met genoegen bestudeerd. Het is een hulp bij allerlei discussies. Verrassend is hoe Thomas wordt geihtroduceerd. Dat zijn twijfel door Jezus wordt overwonnen in een voor ons waardevol antwoord, is waar. Ik voeg er wel aan toe, dat de winst meer aan de Here Jezus is te danken dan aan Thomas. Dat is mijn inziens ook de strekking van de inhoud van dit boek.

J.; Stellingwerf, De V.U. na Kuyper. De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica. Uitg. Kok, Kampen 1990. 450 blz. f 49,-.

Dit boek is het tweede over de geschiedenis van de V.U. Het voorgaande deel ging over de tijd van Kuyper zelf en over diens bijdrage aan en invloed op de V.U. Dit deel geeft van het eerste een samenvatting (blz. 15-76). Een tussenhoofdstuk vormt de overgang naar de tijd na Kuyper. Het boek is geschreven vanuit het gezichtspunt van prof. Vollen-hoven, dat wil zeggen met de antropologie van deze hoogleraar als uitgangspunt en mid-delpunt. Heel wat facetten komen aan de orde, maar steeds vanuit de wijsgerige antropologie van Vollenhoven. Naar mijn oordeel houdt dit uitgangspunt een beperking in, ook een bepaalde belichting, die aan sommige vragen te kort doet. We hebben waar-dering voor het vele materiaal dat op tafel wordt gelegd; ook heel wat details die minder bekend zijn. Het slot is teleurstellend. Van de oude V.U. is ook volgens de schrijver nau-welijks nog iets over. Wat we voor de toekomst nodig hebben, is een christelijke levenso-vertuiging met een religieus perspectief. Meer heeft de schrijver niet over de crisis van onze tijd. Het wordt ook niet nader omschreven. ”Dat perspectief is nodig om een theologische faculteit en/of een universiteit met een christelijke doelstelling in stand te hou-den.” (blz. 411). Merkwaardig is dit ”en/of”, en dan vooral ook de christelijke doelstelling. Hoe is het met het christelijke uitgangspunt? Naar mijn gedachte blijft in dit boek de theologische faculteut en haar plaats aan de V.U. en de ontwikkelingen daarbinnen, al te zeer staan onder het primaat van de wijsgerig-antropologische problematiek. De schrijver doet mij de eer aan mijn analyse van Kuypers theologie te bestrijden. Het is hier niet de plaats daarop uitvoerig te antwoorden. Ik volsta ermee te zeggen, dat de door hem bij mij geconstateerde leemte teruggaat op de door mij bij Kuyper aangegeven combina-tie van gereformeerd-theologisch en idealistisch-wijsgerig denken. Die combinatie leidt tot een onoplosbare problematiek. Het mij aangewreven tekort, is een tekort bij Kuyper zelf. Daarop heb ik juist gewezen. Overigens is dit boek door registers en andere gege-vens goed toegankelijk en een welkome aanvulling op de bestaande literatuur over deze vijftig jaar. Hoe zou een beschrijving van 1955 - 1985 eruitzien?

Cultuur als partner van de theologie. Opstellen over de relatie tussen cultuur, theologie en godsdienstwijsbegeerte, aangeboden aan prof.dr. G.E. Meuleman. Uitg. Kok, Kampen 1990. 224 blz. f 37,50.

Prof. Meuleman heeft vele jaren aan de V.U. godsdienstfilosofie, apologetiek en inlei-ding in de wijsbegeerte gedoceerd. Bij zijn afscheid is hem deze bundel aangeboden. Wat de inhoud betreff een voorname bundel. J. Moltmann en J.M. Lochmann (Bazel), een Zuidafrikaan en een Engelsman hebben meegedaan. Heel de problematiek van de relatie theologie en wijsbegeerte komt in haar veelvormigheid aan de orde. Kuitert schrijft prikkelend over de theologie als wetenschap. Hij moet van een band met de kerk niet veel hebben. Het is een knappe, inhoudelijke bundel, maar wel voor vakmensen.

Zoeken wat verborgen is. Een keuze uit vijfentwintig zoektochten in psychiatrie en theologie. Dennenoord en De Enk. Uitg. Kok, Kampen 1990. 115 blz. f 17,50.

Op Dennenoord (in Zuidlaren) worden lezingen (vaak in een cyclus) georganiseerd. De onderwerpen liggen in het grensgebied van psychiatrie en de pastorale zorg voor psychiatrische patiënten. Er wordt een overzicht gegeven van 25 seizoenen (thema van de lezingen en namen van de sprekers). Zeven lezingen zijn in deze bundel gepubliceerd, met onderwerpen als: Ontwikkelingen in de psychiatrie (J.A. de Wilde), De spiritualiteit van de Reformatie (G. Heitink), Spiritualiteit gezien door een psychiater (W. van Tilburg). Prof. W.K. van Dijk geeft een slotbeschouwing. Prof. Herman Ridderbos schreef een Woord Vooraf. Hoe verschillend de standpunten ook zijn, en hoe breed de opstelling van de schrijvers ook is, het is een interessante en informatieve bundel, ook door het overzicht van de grote verscheidenheid van onderwerpen.

Drs. R.H. Mauken, New Age handboek. Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 1990. 214 blz. f 32,50.

Dit boek biedt wat het belooft. Het is een handboek, dat een verklaring geeft van 300 woorden die de N.A.B. (= New Age Beweging) gebruikt om ”Old Agers op het spoor te zetten van New Age”. De woorden zijn verdeeld over 14 hoofdstukken, zoals: Bewust-zijnsverruiming, Spelen met lichamen en geesten, De integrale school, Politiek en we-reldregering, Féminisme. Aan het eind een hoofdstuk: Is de Christenheid immuun voor New Age? Na een literatuuropgave (pro en contra) een register van termen (meer dan 300). Elke hoofdstuk bevat eerst een beschrijving van het thema, daarna een verklaring (in alfabetische volgorde) van de erbij behorende termen. Tenslotte: Wat zegt de Bijbel van, of: Hoe Staat de Bijbel tegenover bijvoorbeeld: ”New Age” muziek? of: ”Kosmische leerprocessen” of tegenover vier fasen van transformatie? Met deze laatste formulerin-gen heb ik enige moeite. In zo’n rubriek wordt getracht bijbelse gegevens te stellen tegenover de kritisch gereleveerde New Age onderwerpen. Dat gebeurt terecht. Alleen kan men niet zomaar uit de Bijbel antwoorden op de gestelde vragen aflezen. Het boek doet meer dan eens denken aan dr. Ouweneels: Domein van de slang. Het is meer een naslag-werk dan een studieboek, dat men achter elkaar uitleest. Het geeft waardevolle kritische, bijbels georiënteerde informatie over de New Age Beweging.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's