Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KRACHT VAN HET GEBED

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KRACHT VAN HET GEBED

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KRACHT VÂH HET GEBED Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen! (Lukas 18 : 7a)

Bidt zonder ophouden!

Bidden zonder ophouden is een volharden in het gebed. Vele mensen, zowel jongere als oudere, bidden eens of enkele malen tot God, en houden daarna op. Hoe komt dat?

Wel, er is geen nood in hun hart!

Bidden tot God is smeken en worstelen aan de troon der genade.

Bidden is de Heere vrijlaten, maar tevens ook vasthouden. Vrijlaten!

Laten we toch altijd bedenken dat we schuldige zondaren zijn, die alle rechten verspeeld hebben en geheel en al Gods weldaden onwaardig zijn. We zijn Gods goede daden niet waard. Ootmoed past ons. In diep besef van eigen onwaardigheid laag voor de hoge God neerbuigen; het in afhankelijkheid van Hem en Zijn genade alleen verwachten. Want God is niets aan ons verplicht, maar wij alles aan Hem! Vasthouden!

Bidden tot God is vasthouden en aanhouden, om met ernst en klem genade te mogen ontvangen. Wanneer we dat gaan beleven, gaat ons bidden over in smeken, in een worstelen met God om verhoring. Nooit ophouden.

Christus Zelf zei tot Zijn discipelen, dat ze moesten bidden zonder ophouden. En wanneer Hij de Koning der Kerk, zoveel gebeden heeft, zelfs hele nachten doorgebracht heeft in het gebed tot Zijn Vader, moet Zijn volk dan niet voortdurend in gebed zijn?

De echte, oprechte bidder zal zich steeds onderwerpen aan Zijn wil.

Weet je wat daarvoor voortdurend zo nodig is? De geest der genade en der gebeden. De Heere geeft Zijn kinderen gebed. Wij kunnen van onszelf geen gebed voortbrengen dat Gode welbehagelijk is.

Het gebed dat God geeft wordt altijd verhoord, omdat het van de Heere is gegeven. Gods kinderen bidden echter niet altijd met de geest, neen, zé moeten meer met het verstand bidden dan met de Geest. De apostel Paulus zegt zelf: , , Ik zal wel met de geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden."

Wat is het aangenaam voor het hart als cle Heere ons gebed geeft. Dan is ons gebed een uitstorten van ons hart voor Gods aangezicht. Wat een verademing geeft dat voor onze ziel. We gevoelen en' beleven dan, dat ons gebed doorgang heeft tot de troon der genade en door de Heere aangenomen wordt.

Gods kinderen ondervinden het echter ook wel eens anders. Ze beleven dan met David: „Mijn gebed keerde weder in mijn boezem."

Wat moeten we doen, als ons gebed niet dadelijk door cle Heere wordt Ophouden met bidden? verhoord?

Nee, dat zegt de duivel in ons hart. Hij fluistert jullie, ons mensen in: houdt op met bidden tot God; cle Heere hoort je toch niet. Jij bent geen kind van anders zou je wel verhoord worden. maar God,

Tot zielen die onrustig worden over hun eigen leven met betrekking tot de eeuwigheid, en beginnen te bidden om bekering, zegt hij: zou je denken dat God je hoort. Je hebt te veel gezondigd; of, je bent nog veel te jong om nu al bekeerd te worden; neem het er nog wat van.

voor de krokodillen gegooid. Het waren de Matabele met wie de Boeren op hun Grote Trek zware strijd leverden.

De Grote Trek

Sinds 1652 (stichting van de kolonie door Van Riebeeck) waren honderden families uit Nederland, Frankrijk en Duitsland naar de Kaapkolonie getrokken. Zij waren overwegend Calvinistisch. De Nederlandse taalgroep was in de meerderheid. Zij leefden daar als veeboeren en hadden de oorspronkelijke bevolking, de Hottentotten, in dienst of slavernij. Uiteraard voelden de Boeren, zoals ze geleidelijk genoemd werden, zich superieur. Dit nam niet weg, dat een mengras van kleurlingen ontstond, geboren uit verhoudingen met Hottentotten-vrouwen. Nederlandse namen van kleurlingen herinneren hier nog aan. Toen na de Napoleonistische tijd (1815) de Engelsen de Kaap overnamen, begon er een moeilijke tijd voor de Boeren. Zij hielden niet van de Engelse taal en gewoonten. Het hete hangijzer was echter de houding van de Engelsen tegenover de slavernij. Het was immers in Engeland dat de grote weerstand tegen de slavernij en de slavenhandel ontstond. Dit resulteerde in 1807 in de afschaffing van de slavenhandel en in 1833 in het verbod van slavernij in alle Engelse kolonies. De man, die zijn leven lang hiervoor gestreden had was Wilberforce. „Ieder mens is gelijk in Gods ogen" was het grote thema.

Welnu, dit werd ook tegen de Boeren verteld, die dat bepaald niet konden' zien. Voor sommigen waren de „zwarten" cle afstammelingen van Cham. En was niet gezegd dat hij zijn leven in dienstbaarheid moest doorbrengen? „Gelijkheid voor allen" was voor hen de vrucht van de goddeloze Franse revolutie met haar „Vrijheid, gelijkheid en broederschap". Bovendien hadden de Boeren toch wel enige ervaring met de leugenachtige en stelende Hottentotten, die soms ook niet voor een moord terugdeinsden. Hun kennismaking met de Zulu's en de Matabele in de toekomst zou deze houding slechts versterken.

De enige oplossing voor de Boeren was om weg te trekken van de bemoeizuchtige, beterwetende, moderne Engelsen. In 1834 (een jaar na de afschaffing van cle slavernij) begon de Grote Trek, geleid door mannen als Gerrit Maritz, Andries Potgieter en Pieter Retief. De laatste stelde in een ingezonden stuk in „The Grahamstown Journal": „We gaan, omdat we het principe van cle vrijheid hoog willen houden; maar hoewel we er voor zullen zorgen dat niemand in een staat van slavernij zal zijn, zijn wij vastbesloten zulke regelingen te handhaven, die misdaad onderdrukken en de juiste relaties bewaren tussen meester en dienaar. Wij zullen niemand lastig vallen, maar, indien aangevallen', zullen we ons volledig gerechtvaardigd vinden om onze levens en eigendommen te verdedigen, zo goed als wij kunnen."

Kort daarna zou juist deze man — ongewapend — onder Dingaans hand gruwelijk vermoord worden.

De Grote Trek geschiedde in honderden ossenwagens over het Drakensgebergte naar het noorden, waar land in overvloed zou zijn. Voor velen van de'trekkers, die vaak een bijbel en psalmboek als enige leesstof hadden, was de onderneming gelijk aan cle uittocht der Israëlieten uit Egypte. Hun leiders waren gelijk Mozes en Jozua. De Afrikaanse stammen schenen hun toe als Amalekieten en Gibonieten. De godvruchtige zendeling Murray vertelde dat hij eens Jeruzalemgangers ontmoette op weg naar Zion, dat in het noorden lag.

Het land ten noorden van de Vaal was echter niet leeg. Niet ver in het noordwesten was de formidabele stam der Matabele onder leiding van cle „Grote Olifant" Msilikazi. Deze had wel eens blanken ontmoet, maar slechts kleine groepjes, die kwamen jagen. Nu echter „mensen als legers" kwamen, moest opgetreden worden. Potgieter, in wiens kamp ook de jonge Paul Kruger was, vormde een lager; vijftig wagens in een ring. Dit was als het ware een groot fort, waartegen op 19 oktober 1836 ongeveer vijfduizend Matabele zich te pletter liepen. De dapperste en meest woeste cler Afrikaanse stammen was niet bestand tegen de geweren en de koelbloedigheid der Boeren, die God dankten voor de overwinning op deze heidenen.

Nadat de Matabele nog tweemaal aangevallen waren, trokken zij naar het noorden en stichtten een nieuw rijk rond de heuvels van wat nu de Rhodesische stad Buiawayo is. Zeer belangwekkend is wat cle zendeling Robert Moffat van al deze dingen dacht.

Moffat en de Boeren

Als zendeling was Moffat heilig overtuigd, dat alle mensen gelijk waren voor Gods aangezicht. Iedere ziel is kostbaar in Gods ogen. Het incident over de Hottentooten (zie voorgaand artikel) was typerend voor Moffat.

Dit standpunt was gemeengoed onder hen, die voor het Londen'se zendingsgenootschap werkten. Toen de Boeren in 1851 klaagden over de roofzucht der „Kaffers", antwoordde het zendingsgenootschap: „Maar wiens landen hebben zij gezocht (dat is de , , Kaffers") clan die van hun voorvaders? Welke grond hebben zij opgeëist clan hun geboortegrond? Waa rom zou de liefde voor thuis en de liefde voor het land worden °eo r ezen als de woorden' vaderlandsliefde in de beschaafde mens en gebrandmerkt als misdaad en rebellie in de wilde? Hoe kan het christendom meer afschuwelijk worden gemaakt of hatelijker worden voorgesteld voor de heiden dan wanneer de regering van Zijn Schepper is ingeroepen om deze bloeddorstige plannen goed te keuren en dit doel van verwoesting en dood voortgang te doen vinden? "

Uiteraard vonden de Boeren zich hier niet in terug. Verwoesting en dood was niet hun werk, maar dat van de Bantoe. Men was niet gesteld op Moffat en Co en beschouwde hem als een samenspanner met „Engelsman en Kaffer". Voor de Boeren was Msilikazi één der grootste vijanden, die hun leven en vee bedreigden. Voor Moffat werd dezelfde man een trouw en aanhankelijk vriend.

Het eerste contact

Het was op Moffats zendingspost Kuruman, dat op een dag in 1829 vijf naakte hoofdmannen kwamen om Moffat en de zendingspost te zien. Moffat zag een mogelijkheid voor contact en begeleidde de hoofdmannen terug. Het was voor het eerst dat hij Msilikazi ontmoette. In Moffats beschrijving komt Msilikazi naar voren als een indrukwekkende verschijning met een zachte en vrouwelijke stem. Vreemd komt het ons voor dat deze wrede man gekenmerkt werd door vrolijkheid en beleefdheid. Moffat stelde zich voor als een „dienaar van God", die kwam om te onderwijzen. Om een of andere reden vertrouwde Msilikazi hem. Urenlang konden zij met elkaar praten. Bij het afscheid verzekerde Moffat hem, dat hij niet zou ophouden voor hem en zijn volk te bidden, dat God hen leraren zou sturen om hen te onderwijzen. Het eerste contact tussen beide mannen was gelegd. De weg tussen Kuruman en cle Matabele zou open blijven, ook wanneer de Boeren dit onmogelijk trachtten te maken.

Over het „waarom" van deze vriendschap met Msilikazi is veel gedacht en veel geschreven. Er zijn psychologische en politieke verklaringen. Wat Moffat kon aanbieden, was slechts het Evangelie en zendelingen. Hij leverde geen geweren of iets dergelijks aan de Matabele. Ongetwijfeld zal Moffats verschijning (1.80 m. lang, baard, diepe ogen) en zijn werk onder de Tswana's indruk gemaakt hebben'. Hij bezat een bijzondere gave om met moeilijke mensen om te gaan. Daarvan getuigt ook zijn vriendschap met cle roverhoofdman Afrikaner. Was het niet simpel een zaak van Gods leiding, iets waarvan Moffat als Calvinist zo doordrongen was?

Toen zeven jaar later echter het conflict tussen de Boeren en Msilikazi uitbrak, kon hij niets doen om dit te voorkomen. De Boeren hadden immers geen vertrouwen in hem. Moffat is van oordeel dat de schuld ligt bij Msilikazi: „Ik heb hem meer dan eens gezegd", schrijft hij, „dat als hij zijn regering niet veranderen zou en niet zou verbieden het weloverwogen verwoesten van menselijk leven, het onschuldige bloed dat zijn land te schande maakte spoedig wraak van de hemel zou inroepen. Het is voor ons schepselen — blind in de vreselijke mysteries der Voorzienigheid — pijnlijk te zien, hoe belijdende Christenen' het zwaard van Jehovah worden." Overigens had Moffat geen goed woord voor de Boeren, die met hun vuurwapens zoveel bloed vergoten. Hij was blij dat noch Boer noch Matabele in zijn richting kwam. Hij kon slechts het advies aan Msilikazi geven om naar het noorden te trekken. Dit advies werd opgevolgd. De toestand was zo gespannen, dat de Boeren, die onder leiding van Retief stonden, onder ede verklaarden nooit een Engelse zendeling te zullen helpen.

Voortbestaan of Evangelie

De tegenstelling tussen Moffat en de Boeren lag ten diepste in hun verschillende bedoelingen. De Boeren trachtten een nieuw bestaan op te bouwen en moesten daar-

bij in conflict komen met de Matabele. De wreedheid der Bantoes is vanuit hun achtergrond te verklaren. Dat de Boeren hun bestaan veilig wensten te stellen, is ook duidelijk.

Moffat was in staat om als zendeling de zaak vanuit een andere gezichtshoek te bezien. Voor hem was slechts de verkondiging van het Evangelie belangrijk. Hij behoefde niet zijn bestaan te verdedigen. Hij had geen land nodig voor zijn vee. Ook de uitgangspunten van Moffat en de Boeren waren verschillend. De Boeren voelden zich superieur én door hun ras én door hun godsdienst. De gelijkheid voor allen was voor hen een onmogelijkheid. Moffat daarentegen was overtuigd van die gelijkheid, niet op humanistische basis, maar vanwege het gelijk zijn in Gods ogen: allen — blank en zwart — zijn kinderen van Adam en tot allen komt de Boodschap van Christus. De ervaring van de genade sluit ieder superioriteitsgevoel uit. Een zendeling in West-Irian zei eens: , , Ik sta naast de koppensneller."

Moffats streven was om „enigen uit hen te behouden". De Boeren wilden de juiste relatie tussen meester en dienaar bewaren en verdedigden dit met de idee, dat zij deze taak van God gekregen hadden. De wortels van de gehele apartheidsproblematiek van vandaag liggen in dit stuk geschiedenis.

Zendelingen weg

Moffat was bang, dat de Boeren, gedreven' door hun landhonger, de weg naar het noorden, naar de Matabele en andere volken zouden versperren voor zendelingen. Ongegrond was deze vrees niet. Verschillende zendelingen waren door de Boeren gearresteerd of het land uit gezet. Daarom moest de weg van Kuruman naar het noorden, langs de grens van het huidige Botswana en' Transvaal, open blijven. Vele zendelingen zouden deze route volgen, die bekend zou worden als de Zendelingenweg.

Het evangelie onder de Matabele

Moffat vergat de Matabele niet. In 1854 maakte hij weer een tocht naar Msilikazi. De „Grote Olifant" was nu in zijn nadagen en was diep ontroerd toen hij zijn oude vriend weer zag. Msilikazi zei: „U bent cle leraar en ik een kind; leer mij alles." Moffat kreeg vergunning om te preken. In cle verkondiging volgde hij de lijn van schepping-zondeval-voorzienigheid-verlossing-dood-onsterfelijkheicl, zoals Paulus eens in Athene deed. Indrukwekkend was het de door ieder gevreesde Matabele geknield te zien bidden.

In de verkondiging van het Woord wees hij hun zonden aan: hun stelen, moorden en hun wreedheid. Toen hij eens over cle wederopstanding der doden sprak, liepen de Matabele de rillingen over de rug. Zij moesten denken aan de tallozen, die zij gedood hadden.

Msilikazi vond „dat zijn vriend de waarheid sprak". Deze openheid echter betekende nog lang niet, dat zij zich aan de Waarheid overgaven. Dit immers zou het einde van hun soldatenstaat betekenen en het einde van Msilikazi zelf.

Pogingen om hen te leren lezen werden van de hand gewezen. Lezen, betekende immers kennis nemen van de bijbel. De consequentie daarvan was het opgeven van polygamie (instelling dat een man meerdere vrouwen heeft). Msilikazi vond het toch wel te veel gevraagd om zijn tweehonderd vrouwen op te geven.

In 1850 vestigden Robert Moffats zoon en diens vrouw zich blijvend onder de Matabele. De eerste post was geopend onder hen. De zendelingen verkeerden nooit in persoonlijk gevaar. Het zou echter twintig jaar duren, voor dat cle eerste bekeerlingen gedoopt werden. Niettemin werd cle gemeente van Christus onder de Matabele geplant.

In 1870 keerde Robert Moffat met zijn vrouw voorgoed naar Engeland terug. Hij kon terugzien op een' rijk en gezegend levenswerk. Zijn pionerswerk werd overgenomen door zijn zonen en schoonzoon David Livingstone. Generaties Moffar zouden blijven werken in Afrika. Nu in 1972 worden er Moffats gevonden, die werken met bijbel en ploeg, o.a. in Zambia, het voormalige Northern Rhodesia.

Robert Moffat stierf in 1883 op 88-jarige leeftijd. Niet ten onrechte kreeg hij de bijnoamen: Patriarch der Zuidafrikaanse zendingen en Moffat Africanus.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1972

Daniel | 19 Pagina's

DE KRACHT VAN HET GEBED

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1972

Daniel | 19 Pagina's