Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT MESECH.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT MESECH.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde Vriend in de landstreek der Jordaan

Geliefde Vriend !

Wat David met al zijn verzuchtingen in de 119e Psalm op het oog had, laat hij ons steeds horen, als ook in de woorden waarbij we thans wat nader zouden willen stilstaan, als hij zo zegt, in vers 171 en 172: Mijn lippen zullen Uwe lof overvloiedig!= lijk uitstorten, als Gij mij'Uwe inzettingen zult geleerd hebben. Mijn' tong zal spraak houden van Uwe rede, want al Uwe ge«= boden zijn rechtvaardigheid. Diat was dus de begeerte van zijn ziel, om de overvloeï* dige lof des Heeren nog eens te mogen vertellen. Daar zag hij naar uit dat zo de verheffingen Gods nog leens in zijn keel mochten wezen. Zulk een tijd had hij in zijn leven wel gekend waarin dat het ge* val mocht zijn. Toen kon hij er niet van zwijgen. En nu moest hij meestentijds zwij* gende, ja met een gestopte mond over de wereld gaan. Och, dat kan de ziel toch ook bij ogenblikken wel eens smartelijk worden. Het is toch een volk dat Goid Zich gefor* meerd heeft om Zijn lof te vertellen. Ze hebben toch de deugden te verkondigen van Hem die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. Welke be* strijdingen kan de ziel dan toch ook dien* aangaande onderworpen zijn. Ze weten het ze wel te zeggen, dat als het een waar werk was, dat het dan wel anders zou zijn.

Maar nu geeft David' er in deze woorden weer duidelijk blijk van dat het hem wel ontdekt was dat het niet eender is wat men spreekt en hoe men spreekt. Een mens kan vroeger ook zoveel gesproken hebben, waar van hij zelf de inhoud nog niet recht ver* stond. Dan heeft hij woorden gesproken zonder wetenschap, woorden die hij niet verstond. Och vriend, de ervaring leert het de mens dat hij iedere keer maar weer te* rug moet komen opi wat hij gesproken en geschreven heeft. De praktijk is toch altijd zo geheel anders dan dat wij dat hadden kunnen denken. Men moet zich later soms voor vele dingen schamen die men gespro* ken en geschreven heeft. God zal het Zijn volk wel leren om steeds'voorzichtiger met spreken te zijn. Het is dan ook geen won* der dat er een tijd in het leven aan gaat breken dat ze meer zwijgen dan spreken zullen. David begeerde dan ook dat zijn spreken een vrucht mocht zijn van wat hij er practicaal van had mogen beleven en ondervinden. Daarom zegt hij: Mijn lip* pen zullen Uwe lof overlvloediglijk uit* storten, als Gij mij Uwe inzettingen zult geleerd hebben. Het was hem steeds maar om hemels onderwijs te doen. En dat he* mels minderwijs, zoals we dat nu al meer dan eens gehoofd hebbien, wordt in geen wegen van genot naar het vlees verkregen. Maar ide vrucht idaarvan is zoet en strekt tot verheerlijking Gods. Dat wist David ook wel uit ide praktijk. O hoe werkt God het toch in alle wegen waajriln Hij Zijn volk leidt op Zijn eer aan. Van idat Goid* delijke doel en oogmerk in Zijn leidinjgen met de Zijnen had David door genade wel wat leren verstaan. We moeten dan ook wel goed v atten wat zijn bedoeling in deze woorden is. Neen, hij stelt hier geen co-n* dities aan de Heere. Hij is met het doen van beloften ook wel wat zuiniger gewor* den. Ik heb wel eens gehad in mijn leven vriend als ik in benauwende omstandig* heden verkeerde, dat ik zo dwaas was om de Heere te beloven dat ik er Hem harte* Ujk om prijzen en verheerlijken zou als Hij me uitgeholpen zou hébben. Maa; r toen God me uithielp, hoe heb ik toen mijn dwaasheid moeten zien. Ik moet het wel tot mijn schande zeggen, maar ik dacht aan Goid niet meer. Hij moest Zelf de eerste zijn om ler me opmerkzaam op te maken' wat ik Hem beloofd had. Neen, nooit zal God van ons enige eer ontvangen, als idat niet van Hem Zelf afvloeit in onze ziel. Het is alles uit Hem, idoor Hem en tot Hem. Dat wist David wel. Maa, r hij heeft hier zulk ieen verheerlijking Gods op het OiOg die als een vanzelfsheid bij hem zou worden gevonden als de raderen zijner lippen door Gods Geest daartoe gaande zouden worden gemaakt. Dat was de in* nerlijke begeerte van zijn ziel, dat zo zijn lippen de lof des Heeren "nog eens over* vloediglijk zouden mogen uitstorten. Dat zal gebeuren, zegt hij, als Gij mij Uwe in* zettingen zult geleerd hebben. Dat zal er aan verbionden zijn. Dat zag hij als de vrucht van dat Goddelijk onderwijs er ach* ter liggen als Goid hem Zijn inzettingen zou geleerd hebben. Zijn lippen zouden dan de lof des Heeren overvloediglijk uit* storten, dat wil zeggen gelijk als een fontein water uitstort.

Zo begeerde David in de inzettingen des Heeren te worden onderwezen. Zo begeer* de hij die Goddelijke heilgeheimen in het werk ider zaligheid te leren verstaan, waar^; door zijn mond vanzelf zou vervuld wor* den van de overvloiedige lof des Heeren.

Och, David was er eigenlijk al in bez: ig om de overvloedige lof des Heeren uit te storten. Verschillende verklaarders nemen deze woorden van de dichter dan ook in de tegenwoordige tijd. We hebben de 119e Psalm dan ook te zien als een getuigenis van heel de weg der waarachtige ziels* praktijk waarin David reeds door Goids Geest was onder'v/iezen. Dat is dus wat anders dan dat we ideae woorden opvatten als een belofte die hij aan de Heere deed.

Hij laat er Üan ook op volgen: Mijn tonjg zal spraak houden van Uwe rede, want al Uwe geboden zijn rechtvaardigheid. Deze woorden kunnen we als leen nadere verkla* ring zien van wat door hem in het vorige vers is gezegd. We zien hier het profetisch ambt bij David openbaar komen. Waar Gods kinderen de zalving van Christus deelachtig worden, worden ze ook tot pro* feten, priesters en koningen gesteld. Chris* tus nu heeft in, Zijn Profetische bediening getuigenis gegeven van Zijn Priesterlijke bediening. Als Hogepriester stelde Hij Zichzelf tot een offerandd voor de zonde, tot voldoening aan Gods recht, tot verlos* sing van Zijn volk van ide verdoemende en de overheersiende kracht der zonde. Daar heeft David het oog op, als hij zegt dat al Gods geboden rechtvaardigheid zijn. Als het profeetschap zich 'dus bij David ging openbaren, dan was dat de rede waar zijn lipoen spraak van gingen houden. D'an kon* den zijn lippen gelijk een bron de over* vloiödige lof des Heeren uitstorten, en dat omdat daarin een bron van heil ien zaligheid zich ontsloot. De - diepten van die Godde* lijke raadslagen in Christus tot zaligheid van ide kerk zijn nooit om te peilen. Dat is een bron die altijd bij vernieuwing levend water opgeeft. En als idie bron zich gaat ontsluiten, idan kan ook alleen de mond als een bron worden. En dat nu ook alleen weer idoor die dierbare zalving des Gees* tes. Die het uit Christus neemt om het Zijn volk bekend te maken. Zo begeerde David om spraak te houden van de rede des Heeren. Dat was een spraak als vrucht van hemels onderwijs, en' dat in de open« baring van dat Goddelijke heil in Chris* tus. Dat is een reine spraak van de rechte redenen en geboden des Heeren. O het is toch zulk een zuivere rechte weg waardoor de kerk zalig wordt. Tn deze weg komt God ten volle aan Zijn eer en wordt Hij ver* heerlijkt in al Zijn ideug'den. Daar zijn geen krommingen in. Al Zijn geboden zijn recht* vaardigheid. Door deze weg kan alleen idie volle onuitputtelijke bron van zaligheid zich ontsluiten, want waar God ten volle aan Zijn eer komt, daar jontsluit zich ook alleen maar ten volle - de zaligheid voor de ziel, want die bestaat in de verheerlijking Gods. Maar het zijn zulke ontdekkende en ont* gnondende wegen waardo-or God het een mens zal leren. Daarom'zegt David dat zijn lippen de beloften des Heeren overvloe^i diglijk zouden uitstorten als hij die inzettingen zou geleerd hebben. Dat zou de vrucht van zulk een hemels onderwijs zijn. En naar de (mate dat er zulk een on* derwijs in ons leven mag vallen, zal ook alleen idie bron maar kunnen ontspringen. En idaarom begeerde - deidichter om alzo in die reine redenen - des Heeren maar steeds meer te mogen worden onderwezen. In de volgende verzen zal hij die begeerte ook nog nader uitspreken en te kennen geven. We hopen idat dus de volgende keer wat na-der nog met elkan-der na te gaan. Ont* vang voor ditmaal de ihartelijke groeten van

Uw liefhebbendei vriend in Mesech.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1957

De Wachter Sions | 4 Pagina's

UIT MESECH.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1957

De Wachter Sions | 4 Pagina's