Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(43)

Bij vernieuwing wordt in het welbekende huis van Mnason gesproken uit de bevinding der heiligen. Door jong en oud mag hiervan een recht gebruik gemaakt worden, maar de jongen hebben het vanuit de aard der zaak wel in de eerste plaats nodig. Door te mogen volharden op de reis naar Sion in het geloof, zullen zij er zeker gedurig aan terugdenken en er dankbaar voor zijn.

„Maar”, ging Ingetogen voort, „verhaal mij nu ook eens wat u op uw reis is overkomen. Hoe is de gezindheid die de mensen jegens u aan de dag leggen?”

Eerlijk: „Het gaat ons zoals het alle reizenden gaat; soms is ons pad effen, soms ruw en onbegaanbaar; dan berg op, dan berg af; zelden gevoelen wij ons volkomen veilig. Het ging ons niet altijd voor de wind, en lang niet altijd waren het vrienden die wij op onze weg ontmoetten. Wij hebben al heel wat wederwaardigheden ondervonden, en wat wij nog ervaren zullen, wij weten het niet. maar dit weten wij: wie het goede liefheeft, moet leed verwachten”.

Ingetogen: „Gij spreekt van moeilijkheden, welke hebt gij dan al zo ondervonden?”

Eerlijk: „Vraag dat eens aan Stoutmoedig, onze gids, hij kan er best verslag van doen”.

Stoutmoedig: „Wij hebben drie of vier merkwaardige ontmoetingen mede te delen. Eerst hadden Christinne en haar kinderen een aanval te verduren van twee onverlaten, die het op hun leven schenen te hebben toegelegd. Vervolgens kwamen wij in aanraking met de reus Bloeddorstig, met Moker en Verdelger. Eigenlijk is het juister te zeggen, dat wij de laatste in het nauw hebben gebracht dan wel het omgekeerde. Dit droeg zich aldus toe: Nadat wij enige tijd in het huis van Gajus, mijn gastheer en die der gehele kerk hadden vertoefd, kregen wij op een keer in de zin onze wapens te nemen en te zien of wij enige vijanden van pelgrims konden ontmoeten, want wij hoorden dat er één van betekenis daar in de omtrek was. Nu kende Gajus zijn schuilplaats beter dan ik, omdat hij in die buurt woont. Wij keken en keken, tot wij ten laatste de ingang van zijn hol ontdekten. Toen waren wij blij en raapten al onze moed tezamen. Wij naderden dus zijn hol, en zie, toen wij daar kwamen, sleepte hij deze arme man, mijnheer Kleinmoedig, in zijn net en was op het punt hem om te brengen. Maar toen hij ons zag en naar wij meenden veronderstelde dat hij een andere prooi had, liet hij de arme man in zijn hol en kwam naar buiten. Wij vielen krachtig op hem aan en hij sloeg flink om hem heen, maar eindelijk was hij ter aarde geveld, zijn hoofd was afgeslagen en terzijde van de weg op een paal gezet, tot een schrik voor zulken, die na hem zulke goddeloze praktijken zouden willen uitoefenen. Dat is de zuivere waarheid, hier is de man zelf om het te bevestigen, hij, die als een lam uit de mond des leeuws werd gered”.

„Ja”, zei Kleinmoedig, „dat kan ik in waarheid getuigen. Ik dacht niet anders of de geweldenaar zou mij verslinden, en op hetzelfde ogenblik zag ik Stoutmoedig en zijn vrienden tot ontzet opdagen”.

Heiligman: „Twee zaken zijn onmisbaar voor hen, die op de pelgrimsreis gaan: moed en een onbevlekte levenswandel. Ontbreekt het hun aan moed, dan zullen zij spoedig van de weg afwijken, en is hun levenswandel niet onberispelijk, dan zullen zij hun naam en die van andere pelgrims tot schande maken”.

„Ik hoop”, zeide Vromevriend, „dat deze waarschuwing voor u niet nodig is. Helaas, het is maar al te waar, dat er velen op de weg zijn, die zichzelf liever vreemdelingen van de pelgrimsreis noemen dan vreemdelingen en pelgrims op aarde”.

Leugenhater: „Zij hebben noch des pelgrims kleding, noch des pelgrims moed; zij wandelen niet recht, maar scheef, hun ene schoen staat naar binnen, hun andere naar buiten. Zij hebben afgezakte kousen, hier een stuk en daar een scheur, tot schande van hun heer! Een duidelijk beeld van een slordige levenswandel. Hun zedelijk leven is niet verzorgd daar het geestelijke leven niet gezond of niet aanwezig is.

Boetvaardig: „Deze dingen zijn wel smartelijk; de pelgrims zullen niet eerder die genade, die zij wensen op hun pelgrimsreis, vinden, voordat de weg gereinigd is van zulke vlekken en smetten”.

Onder dergelijke gesprekken ging de tijd voorbij, totdat het avondeten op tafel geplaatst was, en na dit gebruikt te hebben, begaven de vrienden zich naar huis en de gasten gingen ter ruste. Nog geruime tijd bleven de pelgrims vertoeven in het gastvrije huis van Mnason, en zo gebeurde het, dat Samuël verloofd werd met Genade en dat Jozef de jonge dochter Martha ten huwelijk vroeg, welke verbintenissen niet lang daarna werden gesloten.

Wonderlijk heeft de Heere voor de weduwe en de kinderen van de Pelgrim gezorgd. Temeer, daar er nog niets van was te bespeuren bij zijn trekken door de rivier. Groot is de genade des Heeren daar in die kracht ailer aangezicht gekeerd werd naar Sion. Dus niet in de wereld, maar op de pelgrimsweg zijn zij allen getrouwd zoals de vader van dit gezin het maar had kunnen wensen. In dit opzicht heeft hij niet in zijn leven, doch na zijn verscheiden de verhoring van zijn gebeden daadwerkelijk ontvangen. En was God naar Zijn beloften de Man van deze weduwe en de Vader van deze wezen in Zijn ontfermende liefde.

Gelijk Stoutmoedig reeds zeide, bleven de pelgrims hier een lange tijd vertoeven, want de tijden waren veranderd, en de pelgrims leerden velen kennen, voor wie hun woord en getuigenis tot zegen mochten strekken. Barmhartigheid werkte als naar gewoonte veel voor de armen, en zo was zij een sieraad voor haar belijdenis. En ook Genade, Phebé en Martha deden wat zij konden om licht en blijdschap in het rond te verspreiden. Allen waren overvloedig in werken der liefde, en zo werd de naam van Christen geëerd in die streken.

Zoëven is het ons betuigd in het huis van Mnason dat twee zaken op de pelgrimsreis, en dat is moed en een onbevlekte levenswandel, noodzakelijk zijn. Moed van het rechte stempel, geen overmoed, doch grote moed. Maar de bron van moed is niet in een bepaalde gemoedsgestalte. Wel hebben wij de vernieuwing van het gemoed nodig om kinderlijk te leven uit de bron van Gods volheerlijke heilsopenbaring in Christus. Moed om te leven vanuit Zijn leven, om te lijden vanuit Zijn lijden, te strijden vanuit Zijn strijden en moed om te sterven vanuit Zijn sterven. In Hem is die onuitputtelijke bron van moed en kracht. Wij hebben ons innerlijk leven te beproeven of het bij ons is een leven uit die bron. Vanuit die bron snakt het hart naar een onbevlekte levenswandel. Uit Christus is de kracht van onze heiligmaking in het leven met Hem en voor Hem. Dan wordt door anderen in ons leven het beeld van Christus aanschouwd.

Niet lang hadden zij zich in de plaats Ijdelheid opgehouden, toen er een monsterdier uit het woud kwam, dat zich zelfs in de stad waagde en mensen doodde. Ook sleepte het de kinderen weg en voerde ze in zijn hol. Niemand had ook maar de geringste moed het monster aan te vallen, maar allen gingen op de vlucht als zij het maar van verre hoorden aankomen. Het geleek op geen gewoon roofdier, maar het was een grote rode draak, met zeven hoofden en tien hoornen. Het richtte grote verwoestingen aan onder de kinderen, en geen der mensen in de stad had de moed tegen deze vijand op te trekken. Allen gingen op de vlucht, zodra zij het slechts van verre zagen naderen.

Stoutmoedig daarentegen, en degenen die de pelgrims in Mnasons woning kwamen bezoeken, hielden samen raad, wat er in deze moeilijke omstandigheden kon gedaan worden ten einde het monster le overwinnen, opdat het geen verwoestingen meer zou aanrichten onder de bewoners van de stad.

In deze situatie hadden de pelgrims in de eerste plaats moed nodig. Want dit geval mocht door hen niet met een godsdienstige lijdelijkheid over het hoofd gezien worden, alsof het de pelgrims niet aanging. Moed hebben wij nodig om op de vijand af te gaan in afhankelijkheid van de Heere, en dat tot zegen van anderen.

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's