Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de christelijke toekomstverwachting

Hierover schreef dr. J. J. C. Dee uit Tv/ijzel heide een bijdrage in het Hervormd Weekbla Zijn artikel geeft een samenvatting van vier art len van prof. J. Kamphuis („Kenmerken van christelijke verwachting". De Reformatie, ja gang 67, nrs. 14, 15, 16, 17).

„In het slot van de Apostolische Geloofsbelijdenis wordt de christelijke toekomstverwachting uitgesproken: , , Ik geloof in de opstanding van het vlees en een eeuwig leven". In de geloofsbelijdenis van Nicea wordt deze verwachting als volgt onder woorden gebracht: , , Wij verwachten de opstanding van de doden en het leven van de komende eeuw". Van de christelijke kerk is dit vanaf haar vroegste tijd het belijden geweest en uit deze verwachting heeft zij geleefd. In de christelijke kerk is men echter in het algemeen gesproken in de leer over , , de laatste dingen" erg terughoudend ge- weest, dit in tegenstelling tot de sekten met hun duidelijke en gedetailleerde toekomstverwachting.

Johannes Calvijn was van die terughoudendheid een voorbeeld. In zijn boek de „Institutie" behandelt hij de eschatologie (de leer van de laatste dingen) kort aan het einde van het derde boek en dat dan pas in de laatste editie van de „Institutie" van 1559. Calvijn had al wel eerder geschreven over de christelijke toekomstverwachting in dit derde boek, toen hij nadacht over de vraag, hoe wij ons in dit leven hebben uit te strekken naar de toekomst: , , de overdenking van het toekomende leven" (meditatio futurae vitae). Maar als het over de voleinding der eeuwen gaat en het eeuwige leven daarna, dan is Calvijn erg sober.

Die lijn wordt voortgezet in de reformatorische belijdenisgeschriften. Wat de gereformeerde confessies over de eschatologie ter sprake brengen, is vrij weinig. De Heidelbergse Catechismus vormt min of meer een uitzondering: vanaf Zondag 1 wordt voortdurend uitzicht geboden op de eeuwige heerlijkheid. De theologie van Calvijn wordt op het punt van de christelijke toekomstverwachting gedragen door de bekende tegenstelling tussen aarde en hemel, lichaam en ziel. Het gaat niet om de aarde, maar om de hemel. En: de toekomst voor de christen is de bevrijding van de ziel uit het aardse lichaam. Calvijn is hier door het neo-platonisme beïnvloed.

Maar dit dualisme past niet in het kader van de voleinding van Gods heil bij de voleinding der eeuen. De Schrift spreekt heel anders. God vervult Zijn raad in de gang der eeuwen en in de vervulling van de geschiedenis naar Zijn soeverein welbehagen. Anderzijds vinden we bij Calvijn wel de aandacht voor het herstel van heel Gods wereld in de toekomende bedeling, en zeer nadrukkelijk voor de opstanding van het vlees. Zijn hoofd-aandacht gaat echter uit naar het persoonlijk delen in eeuwige gelukzaligheid dan wel in eeuwige rampzaligheid.

Contra het chiliasme

Het chiUasme werd in de vroeg-christelijke kerk ingedamd door Augustinus (354-430). De „duizend jaren" van Openbaring 20 legde hij nadrukkelijk niet uit op de wijze van het chiliasme (een duizendjarige periode van een regering van Christus op aarde na een eerste komst). Hij legde deze woorden uit als aangevende de gehele tijd van de christelijke kerk. Dat heeft een dam tegen allerlei ongezonde speculaties opgeworpen. In dat verband kunnen we nu, aan het einde van de twintigste eeuw, weer veel van Augustinus leren. Vanuit de Engels-sprekende wereld dringen de sekten op, waar vaak chiUastische speculaties heersen.

Dit gereduceerde en gecorrumpeerde evangelie IS, dikwijls in verbinding met een methodistische en evangelische mentaliteit, momenteel sterk in West-Europa en Nederland binnengedrongen en aan het werk. Toekomst speculaties vragen voortdurend de aandacht. Deze staan vaak in verband met een verwachting die zich concentreert op de staat Israël, beschouwd als een , , godswonder" en gepredikt als voorteken van de bekering van het Joodse volk. En dat alles in het kader van een chiliastische toekomst-verwachting. Wie deze drift naar speculatieve eschatologie op zich Iaat inwerken, krijgt oog voor de grote waarde van de soberheid, die Calvijn als eis stelde voor een rechte eschatologie. Voor Calvijn is het christelijk geloof - en dus ook: de christelijke hoop, de christelijke toekomst - gericht op de Christus. De christelijke toekomstverwachting kan geen eigen leven gaan leiden buiten het geloof in Christus om. Als kenmerk van de christelijke verwachting heeft Calvijn: radicale oriëntatie aan de Christus van het Evangelie. Onderworpenheid aan de Schrift en oriëntatie aan de Christus der Schriften behoedt voor speculatieve toekomstverwachtingen.”

Ik waardeer deze terughoudendheid en soberheid. Toch heb ik er ook vragen bij. Zijn Kamphuis en in diens voetspoor Dee van de weeromstuit niet al te huiverig om Gods weg met Israël te duiden als een hoopgevend teken voor toekomstige geestelijke bloei?

De genoemde terughoudendheid hangt overigens niet met onzekerheid samen.

„Ook al is de christelijke toekomstverwachting vol soberheid en weet zij zich gebonden aan de grenzen van de openbaring (zich houden aan Christus, geen speculaties), zij is daarmee nog niet onzeker. De zekerheid van de christelijke verwachting bestaat met betrekking tot het leven tussen sterven en opstanding en met betrekking tot de voleinding der eeuwen. Wanneer we nu, in de tijd, leven in het verbond en vanuit Gods beloften, dan zijn we er zeker van, dat dit begin ook een vervolg zal krijgen. Wanneer ons leven nu gemeenschapsleven met de God van het verbond is, dan blijft deze gemeenschap, ook over de grens van de dood heen. Dat schemert in het Oude Testament al door, dat wordt duidelijk openbaar in het Nieuwe Testament. Deze verwachting is gefundeerd in en verbonden met de Middelaar van het verbond, Jezus Christus. In Zijn borgtochtelijke dood èn in Zijn opstanding is voor ons een geweldig bruggehoofd geplaatst vanuit dit leven naar de toekomst: oor het geloof in Hem wordt het sterven en de doorgang tot de dood: euwig leven met Christus, een altijd bij de Heere zijn (vgl. Fil. 1 : 23; 2 Cor. 5 : 8). Het is dus niet een soort, , onsterfelijke ziel" die tegen de dood bestand zou zijn. Het is ook niet zo dat we niet meer over de mens kunnen zeggen dan „dood is dood". Als we over de mens spreken, dan doen we dat vanuit het heil in Christus, dat sterker is dan de dood en toekomst geeft.

Na het sterven en voor de opstanding van het vlees is er het zijn bij Christus in de hemel.

Deze geloofszekerheid mogen we ook bezitten ten aanzien van de voleinding der eeuwen en het eeuwige leven daarna. Van die wereld, die door de brand heen gered wordt en dan nieuwe hemel en nieuwe aarde is, weten wij het meeste niet. Maar de Schrift geeft de zekerheid van een opstandingslichaam (Mt. 22 : 29; 1 Cor. 15 : 35—49). Diezelfde zekerheid is er ook aangaande de dag van de wederkomst van Christus. „De gemeente bidt „kom, Heere Jezus" en zij staat daarmee voor een toekomst die zij niet overzien of doorzien kan. Maar de gemeente bidt in geloof. Zij begint dit slotgebed in de Schriften met haar , , Amen" en dat is volgens die prachtige confessionele uitleg: et is waar en zeker" (Heid. Cat. antw. 129). Dat , Amen" is een weerslag op het belofte-woord van Christus: , Ja, Ik kom spoedig" (Openb. 22 : 20, 21). Zijn , , Ja" roept ons , , Amen" op. Zekerheid aangaande de toekomst is geloofszekerheid; is zekerheid in de gemeenschap met Christus; met God, die in Christus de Levende is en zó Zich altijd weer zal openbaren.

Hoezeer we dan ook tot bescheidenheid gedrongen worden als we denken over de komende heerlijkheid - want dit licht straalt zó sterk, het zou onze ogen verblinden - we kunnen in Christus toch ook nu al delen in de vreugde van wat komt. Onze ogen worden niet verblind, want zij zien Jezus. Zo is het visioen van Johannes op Patmos: , En een tempel zag ik in haar (het nieuwe Jeruzalem) niet, want de Heere God de Almachtige is haar tempel en het Lam" (Openb. 21 : 22). En daar is „de troon van God en van het Lam" (Openb. 22 : 3) en de heerlijkheid van God is voor Gods volk geconcentreerd in de lamp, die (wederom) het Lam is (vgl. Openb. 21 : 22). Daarom zullen de volken bij dit Ucht wandelen. De troost in de wetenschap van de opstanding van het vlees en het eeuwige leven, ligt dan ook hierin, dat we zijn in de handen van het Lam, Christus, tot op de jongste dag. Dat is ongelooflijk heerlijk en ontzagwekkend groots. Het is de moeite waard om daar nu al bij te leven en God nu al voor te loven en te prijzen. Met het loven en prijzen van de Drieënige God eindigt het dan ook (Heid. Cat. Zo. 22): ulde aan de Drieënige God die mens en wereld niet heeft geschapen, verlost en onderhouden voor de eeuwige dood en ondergang, maar voor het eeuwige leven. In Christus' opstanding uit de dood is dat al getoond en door het geloofs-oog aanschouwd.”

Kennen wij door genade het heimwee naar die heerlijke toekomst?

V.

J.H.

De afstand tussen de verheerlijkte zielen in de hemel en de strijdende heilegen op aarde schijnt groot, maar zo is het niet. Wij zijn niet ver van huis.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's