Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats en de taak van de vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats en de taak van de vrouw

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Verhouding man en vrouw in de Brieven van Paulus

Wanneer Paulus schrijft over: opdat gij moogt weten, hoe men in tiet huis Gods moet verkeren, hetwelk is de gemeente van de levende God, een pilaar en vastigheid der waarheid" (1 Timótheüs 3 : 15), dan bedoelt hij daarmee datgene waarover hij heeft geschreven wat betreft de samenkomsten en de diensten in de gemeente des Heeren. Het gemeentelijke leven is zulk een gewichtige zaak. De gemeente is het huis Gods en de ambtsbediening is zo gewichtig en ook zo gewichtig is de gemeente die de Waarheid draagt, de Waarheid Gods, die geopenbaard is in het Evangelie van Christus, de volle Raad ter Verlossing. De Waarheid Gods die gepredikt moet worden in het huis Gods, die daarom pilaar en vastigheid (fundament) der Waarheid is.

Daarom moet er trouwe ambtsbediening zijn en in de gemeente de verborgenheid der Godzaligheid, de verborgenheid van het ware Geloof, gevonden worden. Dit zijn blijvende zaken die gelden voor alle komende eeuwen.

Wat de uiterlijke vorm van de kerkelijke samenkomsten betreft, heeft de apostel ook geschreven aan de gemeente van Korinthe, dat hij haar prijst omdat zij in alles Paulus gedachtig is en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb (1 Korinthe 11 : 2). Het woord "inzettingen" (Gr. paradosis) betekent hier "overlevering", zoals de Kanttekenaren van de Staten Vertaling zeggen: Overgevingen of overle veringen, waardoor dan verstaan wor den, gelijk hij zelf daarna verklaart, enige zijner ordinantiën (verordeningen) niet die artikelen des geloofs zijn, maar die aangingen de uiterlijke wijze, die in de vergaderingen en het plegen van de Godsdienst behoorden gehouden te worden".

Als apostel heeft Paulus de fundamenten der Waarheid te Korinthe gepreekt en deze blijven dezelfde voor altijd. Maar in de uiterlijke vorm van de kerkelijke samenkomsten is er verandering gekomen, voor het charismatische is de blijvende kerkelijke openbaring gekomen. Zo ook kunnen zeden en gewoonten in kleding veranderen.

Gods Woord geeft ruimte aan wisseling van stijl en zede. Dit geldt zowel haardracht als kleding. Er blijft een christelijke vrijheid, maar wel moet dit onderscheiden blijven van de plaats die de Heere God aan vrouw en man heeft gegeven. Paulus spreekt in 1 Timótheüs 2 : 9 er van, dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid zichzelf moeten versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleding.

Paulus spreekt hier bijzonder over de vrouwen die in de openbare samenkomsten komen, al geldt dit ook overal. De Christenvrouw moet zich anders kleden dan heidense en ongelovige vrouwen. Ook de kleren typeren iemand, ze sieren of ontsieren. De vrouw mag geen aanleiding geven tot zondigen door op ongeoorloofde wijze de aandacht te trekken. Daarom laat de vrouwen in de openbare samenkomsten komen in een zedig gewaad. Hoe het moet zijn? Met schaamte, dat is met tere vrees die bang is de grenzen te overschrijden, en in zelfbeheersing, dat is zich beheersen om geen zondige vrouwelijke ijdelheid te openbaren, maar wel om ingetogen te zijn en eerbaar gekleed te gaan zodat niemand er zich aan ergert. Ook de Kanttekenaren van de Staten Vertaling wijzen er op "dat een eerbaar gewaad echter ook een sierlijk gewaad moet zijn, niet slordig en onacht­ zaam, niet opgepronkt maar welvoegend, elk naar haar beroep wat het sierlijke betreft. Niet alle vlechting des haars, noch aandoen van goud en paarlen wordt hier verboden, maar wel wat strekt tot hovaardij, lichtvaardigheid, onmatigheid of ergerlijke oppronking van de lichamen der vrouwen tegen of boven haar staat en beroep".

Het grootste sieraad van de vrouw is niet uitwendig, maar wel "een zachtmoedige en stillegeest, die kostelijk is voor God" (1 Petrus 3 : 4).

Een godvruchtige levenswandel in nederigheid en in dagelijkse vernieuwing naar Gods Beeld is het voornaamste versiersel, "de verborgen mens des harten".

In de charismatische periode heeft Paulus ook pastorale toepassing gegeven van "het verkeren in Gods Huis". Dit is iets geheel anders dan "tijdgebondenheid" die bepaalde verschuivingen in het Schriftverstaan wil leren, zoals bijvoorbeeld de vrouw in het ambt, de zwijggeboden van de vrouw ontkennen enz. Men wil dan overhouden in Gods Woord wat men zelf belangrijk acht.

Echter is er een groot verschil tussen de tijdgebondenheid die de mens verzint en de tijdgebondenheid diQ Gods Woord zelf aangeeft. Wat dit laatste betreft, wat Paulus in zijn Brieven heeft geschreven en wat hij zelf heeft gepreekt over het zuivere Evangelie en wat het ware christelijk leven is, dit is blijvend voor alle eeuwen. Ook wat God in Zijn heilige Wil en Wet heeft verordend. Dit geldt ook voor de verhouding tussen man en vrouw. Het gold in de tijd van de christelijke gemeente te Korinthe, maar nu ook in onze tijd.

Enkele teksten hierover uit 1 Korinthe 11 zijn:

- "Doch ik wil dat gij weet, dat Christus het Hoofd is van een iegelijken man, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus"(vs.3)

- "Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man" (vs. 7)

- "Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man " (vs. 9)

- "Want gelijkerwijs de vrouw uit de man is, alzo is ook de man door de vrouw, doch alle dingen zijn uit God" (vs. 12).

Het gaat in deze teksten over de ver- gelijkbare verhouding: "God (de Vader) - Christus - man - vrouw".

Wat beteft de verhouding "God de Vader-Christus"gaat het over de onderwerping van Christus aan Zijn Vader. Niet wat betreft Zijn goddelijke natuur met Wie Hij met de Vader in waardigheid en hoogheid even gelijk is, maar naar Zijn Middelaarsambt naar hetwelk Hij om onzentwil Zichzelf de Vader heeft onderworpen en minder is dan de Vader, Johannes 14 : 8; gelijk een gezant onder de mensen als zodanig minder is dan degene die hem zendt, hoewel zij van nature evengelijk zijn (Kanttekenaren van de Staten Vertaling).

Wat betreft de verhouding "Christus als Hoofd van een iegelijken man" is er geen overeenstemming wat de breedte van dit hoofdschap betreft. De Kanttekenaren van de Staten Vertaling zien dit als "een orde van onderwerping, die God onder de mensen in Zijn geestelijk lichaam gesteld heeft. Dat is dat Christus als het Hoofd van iedere man is gesteld, heerschappij over hem hebbende, gelijk het hoofd doet boven en over de andere leden. Namelijk behorend tot Christus' geestelijk lichaam, want van dat wordt hier eigenlijk gehandeld. Niet dat Christus ook niet zou zijn het Hoofd der vrouw, want Hij is het Hoofd van Zijn gehele lichaam, " (Efeze 5 : 23).

De Kanttekenaren van de Staten Vertaling beperken dus het hoofdschap van Christus over de man tot alleen de christelijke gemeente, het geestelijke Koninkrijk van Christus op de aarde. Dan zou het hier alleen gaan over een kerkelijke ordening, die van geen betekenis is voor de wereld buiten de kerk en voor de mensheid als geheel.

Anderen zien het hoofdschap van Christus breder. Hier wordt van Christus gesproken niet als de Kudos, maar als de Kephalè, dit is dat Christus besturend en regerend is over alle dingen. (Matthéüs 28 : 18). Christus' Hoofd-zijn is ook Zijn almacht over allen. Hij is "het Hoofd van alle overheid en macht". (Kolossenzen 2 : 10).

Belangrijk is ook hoe het Hoofdschap van Christus wordt gezien voor het hoofd-zijn van de man over de vrouw. Beperkt Paulus zich alleen tot gehuwde mannen en vrouwen, zodat buiten het huwelijk deze verhouding man en vrouw niet op­ gaat? Beperkt Paulus zich alleen tot de kerk en de Christenen? Anderen willen dit niet alleen beperken tot de Christenen. Evenals als Christus boven anderen gesteld is, zo wordt de man ook boven de vrouw gesteld; niet om als dictator, maar om goede en wijze leiding te geven, vol liefde en verstand. De man heeft bij de schepping een verantwoordelijke plaats gekregen vóór en boven de vrouw, waarbij de man ook Christus boven zich heeft en aan God verantwoording schuldig is.

Deze laatste opvatting bepaalt ons bij het recht van God, de eeuwige God.

Wanneer we een oplossing zoeken, zal dit eerst exegetisch getoetst moeten worden. Dat het hier niet alléén gaat over het huwelijk (hoewel dit er onder valt) blijkt hieruit dat er niet gesproken wordt over de man als hoofd van zijn vrouw. Wel staat er dat iedere man boven iedere vrouw staat. Ook op het terrein van de kerk valt het gezag van de man niet weg. Calvijn zegt over vers 3: "Ik antwoord, dat Paulus hier spreekt van het heilige huwelijk der godzaligen, waarvan Christus de insteller is en in Wiens Naam het geheiligd wordt". Toch wijst Calvijn ook op een bredere betekenis, als hij dan schrijft: "Christus verwart de burgerlijke orde niet, noch ook de onderscheiding der ambten, zonder welke dit gemeen (door de Geest) leven niet kan zijn. Maar zoveel de uitwendige orde en burgerlijke welvoegelijk aangaat, de man volgt Christus, de vrouw volgt de man, zodat daar niet dezelfde trap is, maar deze ongelijkheid plaats heeft". We kunnen dus wel vaststellen, dat Paulus hier wijst naar het fundament van het menselijk geschapen zijn als man en vrouw, de man als hoofd van de vrouw. De gelegde verhouding in de schepping, geldt ook voor de herschepping in de gemeente van Christus. De waarheid van het Oude Testament wordt bekrachtigd in het Nieuwe Testament. Ook in de gemeente van Christus regeert de man over de vrouw. Hiermede treedt Paulus op tegen hen in de gemeente van Korinthe, die vanwege de emancipatiezucht tot misbruik kwamen dat de christelijke vrijheid hen gelijkstelde met de man.

Dat de man de heerlijkheid Gods is en de vrouw de heerlijkheid van de man, ziet op de schepping. De heer­ lijkheid (doxa) ziet hier niet op de goddelijke heerlijkheid, maar wel op die van de man, dat hij geschapen is als de kroon der schepping en als regeerder over de schepping was gesteld. De vrouw is niet zoals de man geschapen, maar uit de man, hoewel zij het beeld Gods dragende, zij deze door middel van de man heeft ontvangen. Zij toont ook tot welk een heerlijk wezen zij is als echtgenote van de man. De vrouw is geschapen ter wille van de man om hem tot hulp te zijn. Maar de man kan alleen de aarde niet vervullen, hij heeft de vrouw hierbij nodig. Ook in de scheppingsverhouding als de eerste, mag de man de vrouw niet ontnemen de christelijke vrijheden die God haar heeft gegeven. De vrouw mag van de christelijke vrijheden gebruik maken, maar dan altijd weer in onderwerping aan de door God de Schepper gestelde orde in schepping en in herschepping. De vrouw heeft de plicht de leidende plaats van de man te erkennen en de man heeft de plicht der liefde voor de vrouw.

De apostel wijst wel op de onderscheiden plaats die de Heere beiden heeft gegeven en de gemeente van Korinthe wordt opgeroepen zich in de praktijk des levens ook daarnaar te richten. De vrouw is de man tot hulp gegeven. Zij is met de man betrokken in het onderwerpen van de aarde, maar zij ontvangt haar plaats en opdracht niet buiten de man om, zij openbaart Gods Beeld als "heerlijkheid van de man". De apostel handhaaft de onderscheiding van de ongelijkheid van man en vrouw, in de schepping gegeven, maar geeft verder geen afzonderlijke voorschriften voor man en vrouw in het maatschappelijke leven.

We nemen nu enkele verzen vanPaulus over uit de zendbrief aan die van Efeze, nl. Efeze 5 : 22-24: Gij vrouwen, weest uw eigen mannen onderdanig, gelijk de Heere. Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is, en Hij is de Behouder des lichaams. Daarom, gelijk de Gemeente Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen haar eigen mannen in alles".

In deze teksten gaat het bijzonderover de verhouding van man en vrouw in het huwelijk. Tevens dat Christus "de Behouder des lichaams" is. Christus wordt hier Kurios genoemd (vers 22) en Kephalè (Hoofd) en zodanig is Hij de "Behouder" (Sootèr tou Soomatós). Christus is de Sootèr, d.w.z. de Verlosser, de Zaligmaker, de Redder, Die Zijn Kerk gered heeft van het oordeel des doods. Hij is het ook Die Zijn lichaam in stand houdt, waartoe Hij ook Zijn verkregen gezag als Middelaar gebruikt. Bijzonder is Christus het Hoofd van Zijn lichaam, niet alleen in Zijn regeermacht, maar vooral zoals ons huwelij ksformulier er over spreekt dat Christus het Hoofd, de Wijsheid, de Troost en de Bijstand van de gemeente is. En zo moet de man als hoofd van de vrouw in het huwelijk onderwijzen, troosten en beschermen. "Hoofd" heeft dus vooral hier de betekenis van 7evenseenheid". En dit geldt ook voor de man in het huwelijk als het hoofd der vrouw.

Ook hier wijst de apostel erop dat de vrouwen de mannen onderdanig moeten zijn, omdat deze verhouding door God in de schepping als het eerste huwelijk is gelegd en deze blijft van kracht zolang het huwelijk zal blijven bestaan. En het huwelijk zal blijven bestaan tot aan het einde der eeuwen.

Dat de vrouwen haar eigen mannen moeten onderdanig zijn in alles (en panti) vers 24, daarvan zeggen de Kanttekenaren van de Staten Vertaling: «/. in vreze Gods, dit is zolang het niet strijdt tegen de liefde of het bevel van Christus, die het Opperhoofd is van de man en de vrouw. Lukas 14:26: ndien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broers en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn ".

Calvijn merkt op dat Paulus de vrouwen gebiedt aan de mannen onderworpen te zijn, niet anders is dan aan Christus, niet omdat der mannen gezag zo groot is als Christus' gezag, maar omdat de vrouwen Christus niet kunnen gehoorzaam zijn anders dan zich de mannen gehoorzaam te bewijzen. De reden is dat Christus tussen de man en de vrouw dezelfde orde gesteld heeft, die Hij heeft met Zijn gemeente, nl. dat Christus het Hoofd der gemeente is, gelijk de man van de vrouw. De vrouwen zullen weten, dat de mannen naar het voorbeeld van Christus over haar gesteld zijn, al is het dat zij zulke gaven niet hebben als Christus.

Zo zullen dan de mannen Christus volgen in de liefde tot de vrouwen, gelijk Christus Zichzelf in de grootheid der liefde voor Zijn gemeente heeft overgegeven, daarin dat Hij niet geweigerd heeft voor de gemeente te sterven.

Wat deze teksten in Efeze 5 betreft, moet de eindconclusie zijn, dat Paulus de ongelijkheid handhaaft die in de schepping gegrond is. Van een moderne nivellering, gelijkmaking van man en vrouw wil Paulus niet weten. Zie 1 Petrus 3 : 1.

's-Gravenhage,

ds. K. de Gier.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

De plaats en de taak van de vrouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1993

De Saambinder | 12 Pagina's