Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PRAKTIJK

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

22.

Er zijn tijden in het leven, en ook voor een ambtsdrager, dat men de moed opgeven zou, dat men zich zo lusteloos en onbekwaam tot het werk gevoelt en als men ergens huisbézoek moet gaan doen er niet doorziet en denkt: „wat moet ik daar toch gaan doen?” dat de plicht wel roept, maar de lust ontbreekt en toch moet hij op pad. Het gebeurt wel, dat men als met loden schoenen op weg gaat, men na afloop mag zeggen: „Wat is dat vanavond meegevallen”. Het komt ook wel voor, dat men zich zo ellendig bevindt dat men zelfs het werk niet meer ziet en niet meer weet waarheen te gaan.

Als dat nu zo gesteld is, mag men er wel van zeggen: „Daar deugt niets van, een ambtsdrager moet toch naarstig en getrouw zijn in de uitoefening van het ambtelijk werk”, dus moet hij er op uit; maar hij ervaart, dat hij trage handen en slappe knieën heeft, ook in dat werk. Dit brengt hem wel eens in grote verlegenheid, zodat hij in het verborgen loopt te zuchten onder deze dingen en zich aanklaagt vanwege lusteloosheid en liefdeloosheid tot dat werk. Dan heeft hij het moeilijk en durft daar met mensen niet over te spreken, ’t is dan een weldaad als hij met deze dingen onder ootmoedige bekentenis onder de Heere mag komen om Hem raad en hulp te vragen.

Dit ervoer eens een ambtsdrager, die meende het er maar bij neer te moeten leggen, omdat hij zich in die omstandigheden bevond, die wij hierboven hebben beschreven. Hij was zo ver van het pad af, dat hij volgens zijn eigen woorden de Heere wel wilde dwingen omhem vrijheid te geven om nu zijn ambt maar neer te leggen. Hij dacht: de Heere heeft geen werk meer voor mij, daarom heb ik geen lust en weet ook niet waarheen te gaan. Toen deze man hierover zo te worstelen kreeg met de Heere, want niet alleen dat zijn ambt in het geding was, maar ook zijn persoonlijke verhouding tot de Heere en al wat hij van ’s hemelswege ondervonden had, redde hem de Heere op een eenvoudige en klare wijze. Daar komen hem met kracht en nochtans zo liefdevol voor de aandacht de woorden uit de brief van Jakobus: „De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen te bezoeken in hun verdrukking”, en gelijktijdig werden zijn gedachten gericht naar een oude weduwe, die hij wel van naam kende, maar nooit ontmoet had. Zijn ogen werden als het ware geopend dat er nog werk voor hem was, zijn lusteloosheid ging verdwijnen en hij kreeg lust om die opdracht te gaan vervullen, en daar het nog vroeg in de morgen was, begon hij uit te zien naar de avond onder het gedurig vragen: Heere, wil U mede optrekken en mag het blijken dat ook dit van U is? Dit was voor hem een werkzame dag, want wat ligt er een zoetheid in om te ondervinden, dat de Heere van ons doen en laten afweet, en dat Hij dat zo vrij doet ervaren, dewijl Hij het niet verplicht is. En zo ging hij die avond de weduwe bezoeken.

Op zijn vraag of hij binnen mocht komen, werd uit een andere kamer geroepen, zonder dat hij zijn naam genoemd of iemand hem gezien had: kom maar binnen. In huis komende, zag hij een bejaarde vrouw, die moeilijk haar stoel kon verlaten en zoals zij hem vertelde, reeds enkele weken aan huis gebonden was. Zeer verbaasd en ontroerd zag zij de bezoeker aan, en sprak zij haar blijdschap uit over dit onverwachte bezoek en tevens de goedheid des Heeren erkennende. Maar al spoedig vroeg zij aan de bezoeker: „Wat is het toch, daar u nooit in mijn huis geweest zijt, en ik u nooit ontmoet heb, dat u nu tot mij komt?” Waarop deze ambtsbroeder haar vertelde van zijn moeilijkheden van de laatste dagen en bijzonder van deze morgen, en hoe hij zo met nadruk op haar gewezen was, niet wetende in welke omstandigheden zij zich bevond en hoe hij de gehele dag aangaande dit bezoek had werkzaam mogen wezen; hoe hij wel iets wist hoe hij hier gekomen was, maar niet waarvoor dit nodig was. Onder zijn spreken merkte hij de belangstelling en ontroering op van deze weduwe; dus zeide hij tot haar: zo ben ik deze avond hier gekomen. Onder tranen vertelde deze vrouw haar omstandigheden. Door lichamelijke kwalen kon zij al enige tijd haar huis niet verlaten en was zij veel alleen, een paar vriendinnen bezochten haar van tijd tot tijd en ruimden dan haar woning wat voor haar op; nu zij zo veel alleen moest zijn, mocht zij veel werkzaamheden kennen omtrent haar ziel en lichaam beide, veelal ging er kracht uit van deze woorden: Immers zal een wees bij U ontfermd worden. Woorden, op haar ziel gebonden, waardoor zij haar wezenstaat meer mocht inleven, en dat tevens een reden werd om op te pleiten als des Heeren Woord. Maar nu deed zich het volgende voor. Daar was deze avond een geliefd predikant, die zou prediken in een naburige gemeente. Die paar vriendinnen hadden haar gezegd, dat zij deze dagen haar niet zouden bezoeken, want zij zouden die predikant gaan beluisteren. Toen de weduwe dit vernam en zij in die omstandigheden verkeerde, zoals wij zoëven beschreven, was dit temeer een drang in haar om de Heere aan te kleven en te vragen of zij er nog eens één van Zijn volk mocht ontmoeten, want dat zou voor haar zo’n liefdeteken zijn van de Heere. Zij zeide tot de bezoeker: „Nu komt u op zulk een wijze zoals ik niet heb durven verwachten; wat zijn de goedertierenheden des Heeren groot en wat zorgt Hij zelfs in de eenvoudigste dingen”. Wat werd dat voor die beiden een aangename avond. Hadden zij elkander nog nooit ontmoet, nu gingen wederkerig de harten en monden open om mede te delen de leidingen Gods in het zoeken van verloren zondaren. Zij mochten uit het leven spreken hoe de Heere hen overtuigd en overgebogen en tot hiertoe onderwezen en geleid had, en wat zij tot nut voor hun harten van de Heere ondervonden en genoten hadden. Het was wel laat geworden toen de bezoeker afscheid nam, maar bij latere bezoeken werd nog wel eens gesproken over deze bijzondere ontmoeting, voor beiden zo onvergetelijk. Was het voor die weduwe een kennelijke verhoring, ook voor de bezoeker was het een merkelijke bemoediging om verder te gaan in het ambtelijke werk, en een bewijs dat de Heere nog voor Zijn eigen werk zorgt en dat werk in stand houdt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

UIT DE PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's