Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Preekstoel op preekstoel af."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Preekstoel op preekstoel af."

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

RONDKIJK

„Preekstoel op preekstoel af" is de titel van een bij de Uitg. Mij. Gebrs. Zomer & Keunings te Wageningen verschenen boekje, geschreven door de journalist Henk de Jong te Utrecht. Tal van belevenissen van predikanten vóór, tijdens en na de Woordverkondiging staan er in opgetekend. Een interessant werkje, waaruit we een en ander willen navertellen.

In woordenboeken wordt de preekstoel omschreven als „een hoog gestoelte waarop de predikant staat" lezen we in het eerste hoofdstuk, en vrijwel alle preekstoelen hebben dit gemeen, dat je er via een trapje moet opkomen. Er zijn heel hoge kansels met trappen van wel een tree of twaalf en zeer lage, met slechts twee of drie treetjes. Maar hoe dan ook: je moet naar boven. Voor sommige dominees — meestal wanneer ze pas beginnen — is zo'n preekstoeltrap figuurlijk gezien een hele klim. Meer ervaren leraars valt het gemakkelijker, maar vast staat, dat de preekstoel in het predikantenbestaan een dominerende plaats heeft. Want elke zondag is het weer: „preekstoel op, preekstoel af."

De auteur vertelt ervaringen zowel van dominees uit de zestiende en de daarop volgende eeuwen alsook uit onze tijd. Het zijn geen grappige anecdoten, zoals in de boekjes „Peper en Zout" of „Er gaat een dominee voorbij." — er wordt in dit boekje een stuk historie gegeven, waarin tot uiting komt, dat niet alleen jonge dominees, maar soms oude, zeer ervaren kanselredenaars als een berg tegen de preekstoel hebben opgezien. „Speelt hier alleen kanselvrees een rol? " vraagt de schrijver. „Of komt er ook iets anders kijken, namelijk het besef dat een sterfelijk mens geplaatst wordt voor de onmogelijke taak om het Woord van de eeuwige God bekend te maken en te verklaren? "

Luther, die het preken al jong leerde in zijn klooster, had zijn hele leven angst voor de kansel. Iedere keer deinsde hij terug voor de verantwoordelijkheid om over de majesteit van God, voor diens aangezicht, te spreken. Niemand kan geloven hoe angstig men wordt, als men voor de eerste maal en ook later de preekstoel beklimt en zoveel hoofden voor zich ziet, zei hij eens. Maar er zijn ook andere getuigenissen van Luther. Kon hij de ene keer mismoedig over het preken zijn op een andere dag verklaarde hij nooit het predikambt te zullen opgeven, al kon hij koning of keizer worden!

Van Luther stapt de schrijver over op de kortgeleden overleden oud gereformeerde predikant ds. W. Blaak, die naar de kerk gaande liep te zuchten: „Heere, gaat U ook mee? " Een predikant die hem vergezelde, wees op de oorzaak van dat zuchten en zei: „Hebben wij voor die man gezucht en op onze knieën gelegen? Als dominé straks in de preek blijft steken, zal ik in de gemeente opstaan en openlijk zeggen: gemeente, dat die man niet weg kan, is onze schuld! Vele voorbeelden worden in het boekje aangehaald van onvoorbereide preken, van ijverige studiezin en van nachtelijk zwoegen op een preek. Ook het plegen van plagiaat, het pronken met veren van een ander, wordt er niet in verzwegen.

Aardig is het te lezen, hoe oudere dominees soms onder een preek van een jongere collega zitten. Hij vertelt van de oude professor Gunning (overleden 1905) die in de dagen van zijn emeritaat te Arnhem een avondkerkdienst had bijgewoond en enthousiast was over de preek. Met zijn dochter naar huis wandelende, herhaalde hij de „hoofdgedachten."

„Maar vader, dat hééft de dominé allemaal niet gezegd" zei zijn dochter. Gunning stond stil. Heeft hij dat niet gezegd? " vroeg hij. „Dan had hij het moeten zeggen!" Al luisterend was de professor voor zichzelf aan het preken geslagen. Het woord van de dominé was hem ongemerkt ontgaan, en de rijke gedachten, die de prediker ontvouwd zou hebben, waren in zijn eigen brein opgekomen

Van de studenten van dr. Kuyper vertelt hij, dat ze doodsbang waren om „te preken voor Bram." Weg met het papier was Kuypers' leer, al stelde hij voorop, dat de preek wel eerst op het papier moest staan. Een van de stellingen van dr. Van Gheel Gildemeester in zijn proefschrift dat hij in 1879 te Utrecht aan de Rijks Universiteit verdedigde was: „Het lezen der leerrede op de kansel moet afgekeurd worden."

Over de „lengte van de preken" worden ook veel voorbeelden genoemd. In vorige eeuwen had de prediker een zandloper naast zich op de kansel staan. De lengte van de preek werd bepaald, dat de zandloper één keer mocht worden omgekeerd. Zodra het zand het onderste glas had gevuld, was het welletjes. Waagde hij het om dan nog voort te gaan kreeg hij boete. In sommige gemeenten was daar een verordening op; ds. Ledeboer van Benthuizen trok zich daar niets van aan. In zijn kruisgemeente maakte hij trouwens zelf de dienst uit. Wees de zandloper het uur van ophouden aan, dan keerde Ledeboer hem om met de woorden: „Broedertje, we nemen nog een glaasje!"

En van William Huntington, de bekende Londense predikant van omstreeks 1800 verkocht de auteur, dat deze eens preekte voor een schare van tweeduizend mensen, die geboeid naar hem luisterden. Op zeker ogenblik ontdekte hij onder zijn hoorders een man die op zijn horloge keek. Huntington stopte met preken en zei: „Wij preken niet per uur mijnheer!"

Op tijd preken blijft echter noodzakelijk. Wijlen ds. Kersten preekte nooit lang, de kerk was altijd binnen anderhalf uur uit. Zijn studenten werden er op getraind het nooit langer te doen en kregen een reprimande, wanneer ze de kerk langer aanhielden. (Dit terloops, het staat niet in het boekje. R.)

Een student vroeg eens aan Luther naar een goede handleiding over predikkunde, waarop hij antwoordde: „Eerst moet je leren de preekstoel te beklimmen, daarna leer je om er een poosje op te staan en. ten derde moet je leren er weer af te komen." De student ergerde zich aan dit antwoord, maar toen hij eenmaal aan het preken toe was, heeft hij Luthers bedoeling beter verstaan.

Dat de preekstoel „als houten dokter" fungeren kan, wordt met vele voorbeelden gestaafd. Van ds. D. Klinkert, vroeger voorganger bij de gereformeerde gemeente onder het kruis te Rotterdam is de spreekwijze bekend: „de preekstoel is het beste medicijn tegen lichaamskwalen en zielsnoden beide."

Henk de Jong heeft hier een mooie verzameling gebracht, die we met veel genoegen gelezen hebben. We kunnen het werkje ter lezing aanbevelen.

RONDKIJKER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1958

Daniel | 8 Pagina's

„Preekstoel op preekstoel af.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1958

Daniel | 8 Pagina's