Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„HERDERS, HOE! ONTWAAKT GIJ NIET?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„HERDERS, HOE! ONTWAAKT GIJ NIET?”

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

(enkele opmerkingen over pastoraat aan hen, die min of meer problemen hebben met alcohol).

Bij het nadenken over de alcoholproblematiek maakte ik onlangs een vergelijking tussen de tijd, waarin mijn oudste zoon nu opgroeit en de tijd, toen ik ongeveer zo oud was als hij nu. Dat leverde het gegeven op, dat jonge mensen van rond de twintig jaar rondstappen in een Nederlandse samenleving, die twaalf maal zoveel wijn, vijf maal zoveel bier en drie maal zoveel sterke drank gebruikt als in het begin van de vijftiger jaren. Abraham Kuyper heeft bij twaalf liter bier per hoofd per jaar al geroepen dat de maatschappij werd vergiftigd 1), maar wat hij zou moeten zeggen bij 85 liter per persoon - om maar één cijfer te noemen - laat zich nauwelijks raden. Voeg daarbij de feiten, dat er in Nederland zo’n 300.000 mensen moeilijkheden met alcohol hebben en de gemiddelde huisarts-praktijk 170 „gevallen” van kleine of grote verslaving kent. Bij die stand van zaken kan m.i. de gemeente van Christus er niet meer om heen om alle nodige zorg en aandacht aan deze broeders en zusters te besteden. Want twee procent van de bevolking afhankelijk van alcohol, betekent, dat in een gemiddelde gemeente van 400 leden er zo’n acht leden met deze problemen zitten. De vraag is, hoe de gemeente en de kerkeraden óók met deze leden „zitten”!

Daarbij is er nog iets opvallends: als het om drugverslaving gaat, schijnen kerken en commissies nog wel eens in beweging te willen komen. Er is immers het niet geringe spookbeeld van 10.000 heroïne-verslaafden? Dat echter de alcoholverslaafden vele malen groter in aantal zijn, realiseert men zich nauwelijks. Ik houd dat op verdringing. We zien immers als regel slechts dat, wat we willen zien? Toch is er bij deze werkelijkheid alle reden tot pastorale bezinning, waartoe de redactie dan ook door middel van een artikel wilde stimuleren. Herders - en ik reken daartoe alle ambtsdragers - hoe! ontwaakt gij niet? Schouwt in ‘t ronde wat geschiedt!

1. Gevaren bij dit pastoraat:

1.1.1. Het eerste gevaar dat het pastoraat hier bedreigt, zou ik het gevaar van de versimpeling willen noemen. Men denkt dan op een betrekkelijk eenvoudige wijze de probleemdrinker/ster te lijf te kunnen gaan. Het heet dan b.v. dat hij/zij zijn/haar verstand dient te gebruiken, omdat men zelf of zijn directe omgeving te gronde wordt gericht. Dienovereenkomstig komen dan ook alle vermaningen boven met als enig resultaat, dat de persoon in kwestie nog meer geïsoleerd wordt en nog meer naar eigen gevoelen „uitgestoten”.

1.1.2. Het is evenzeer een versimpeling om te stellen, dat alcohol-misbruik best te voorkomen is, als men maar meer geloofde. Natuurlijk is er een samenhang. Toch is deze redenering er naast en heeft als resultaat, dat men zichzelf als gelovige geheel afgeschreven en onder de maat beschouwt. En welke gevolgen kan dat niet hebben voor een gedrag binnen de gemeente!

1.1.3. Nog erger wordt het, als men denkt, dat waarachtige bekering „toereikend” is om het hele alcohol-probleem de wereld en de kerk uit te helpen. Zo’n stellingname lijkt wel erg geestelijk, maar laat medebroeders en -zusters grandioos in de kou staan.

1.1.4. Een veel voorkomende versimpeling is ook, dat men denkt op te kunnen voeden tot en dienovereenkomstig aan te kunnen dringen tot matigheid. Nu is matigheid een bijbelse notie. Ze is ook bijzonder op zijn plaats in het kader van de preventie. Maar men kan nu eenmaal nooit een alcoholist tot matigheid opvoeden. Die is er nu eenmaal over-gevoelig voor. En een buitensporige gewoontedrinker kan slechts sporadisch worden tot iemand, die echt kan omgaan met alcoholica 2). Overigens weet u wellicht, dat een alcoholist niet hetzelfde is als iemand, die buitensporig drinkt.

1.1.5. Tenslotte noem ik het ook een versimpeling, als men zich niet de moeite getroost om zich in de problemen van de alcohol wat te verdiepen. Pastoraat behoeft niet een soort deskundigheidskwestie te zijn of te worden, maar als we voor alles een beetje scholing aanvaarden, is het eenvoudig onverantwoord om zonder de meest elementaire kennis van zaken op mensen af te gaan. In dit geval zal men het risico lopen meer kwaad dan goed te doen. En dat, terwijl er eenvoudig materiaal genoeg is.

1.2.1. Een tweede gevaar is dan ook, dat men alleen aan symptoombestrijding doet. Elke ambtsdrager kan echter weten, dat er achter het drinken van iemand „heel wat zit”. Daarom is pastoraat, dat alleen afstevent op het aangekaarte of manifeste pro-bleem, volmaakt onvoldoende. Men moet zogezegd naar de echte problemen toe en niet minder naar de sociale contacten, die de „patiënt” heeft, lederen heeft namelijk de neiging om - in gezin/omgeving/werk etc. - met de vinger te wijzen: daar zit de boosdoener. Men beseft dan niet dat b.v. dit drinkende lid van het gezin wel eens registratiefunctie kon verrichten t.b.v. veel dieperliggende gezinsproblematiek. Een problematiek overigens, die gezinsleden soms onbewust graag in stand houden. Men heeft dan een slachtoffer. Het kan uitermate bedreigend zijn om te gaan ontdekken, dat je met z’n allen mee verantwoordelijk bent voor de drank-situatie van hem of haar. „Het bieden van hulp zonder een nauwkeurige analyse van de persoon aan wie de hulp geboden wordt, zijn sociale en economische omstandigheden, zijn drinkpatroon enerzijds, een afschatting van de mogelijkheden van de hulpbieders, en een vaststellen van de te volgen strategie van hulpverlening anderzijds, hebben een groot risico van mislukken in zich. Maar bovenal: het menselijk respect voor de cliënt of patiënt vereist een zorgvuldig overwogen antwoord op zijn problemen en vragen” 3). Er is dus nooit een enkelvoudig antwoord te bieden aan de alcoholverslaving. Jammer genoeg krijg je de indruk, dat de kerk niet zelden tevreden is, als het symptoom maar is verdwenen. Wie daarmee volstaat laadt de schijn op zich „apc-pastoraat” te plegen.

1.2.2. Het is ook een vorm van symptoombestrijding als kerkelijke vergaderingen allerlei uitspraken zouden willen doen over de problemen of „boodschappen” zouden formuleren over zedelijke verwildering. Dan lijkt het kerkelijk geweten tot rust gebracht. Maar als men niet naar oorzaken zoekt en wegen aanwijst en naar voor het pastoraat bruikbare pastorale methoden zoekt, blijven zulke uitspraken boven de gemeente zweven. Ze landen niet op het werkelijke probleemveld, tenzij een gemeente ermee aan het werk gaat. Wellicht zou men dan - om geloofwaardig te zijn - zelf af moeten zien van alles wat zo duidelijk onder ons aan volksverslaving zich aandient…

1.2.3. In gezinnen komt het nogal eens voor, dat men uit angst voor „de kroeg” of „de bar” de drank maar in huis haalt. Ik ben overtuigd dat die bedoeling soms uiterst serieus is. Ja, niet zelden een soort wanhoopsdaad. Wat moet je anders? Er is op dit terrein zo ontzaglijk veel nood. Menigeen zal echter de ontdekking gedaan hebben, dat ook dit edele motief dweilen is met de kraan open. Soms speelt ook de angst voor de schande binnen de gemeente een rol. Als men het eens wist…! Maar is er echt pastoraat - ook door de gemeente - mogelijk als men niet wag weten en als men hem of haar niet mag kennen als mede-christen, die problemen heeft? Of zou het komen, doordat de gemeente onder leiding van het ambt haar taak niet heeft leren zien? Dan zal men niet weten neer te knielen als de barmhartige Samaritaan.

1.3. Ik waag ook een opmerking, dat het onjuist is om met bijbelteksten zonder meer de alcoholist te lijf te gaan. Stelt u zich b.v. voor, dat we te maken hebben met een zieke, depressieve patiënt. De „bijbelse benadering” zal, wanneer zij een sterk veroordelend karakter heeft, de (ziekelijke) schuldgevoelens eerder versterken dan wegnemen. Immers, wanneer alcoholmisbruik het gevolg is van een (ziekelijke) depressie, zal de patiënt overladen zijn van schuldgevoelens. Therapeutisch is hij er dan niet mee gebaat met behulp van bijbelteksten in dat ziekelijk schuldgevoel te worden versterkt. Ziekelijk schuldgevoel is namelijk wat anders dan bijbels schuldbesef. In dit geval zal eerst de depressie bestreden moeten worden en pas daarna kan men abstinentie van alcohol nastreven.

1.4. Tot de gevaren voor het gerichte pastoraat op dit terrein reken ik ook, dat men te snel naar tuchtmaatregelen grijpt. Weliswaar is de bedoeling van alle tucht medicinaal, maar men mag zich wel tweemaal bedenken als men iemand vanwege alcoholproblemen „onder censuur” wil zetten. Ik zeg niet, dat deze weg er nooit kan en moet wezen. Wel, dat men alle wegen tot intensief en deskundig pastoraat moet hebben uitgeprobeerd. Anders laadt men de schijn op zich, dat de kerk deze mensen liever kwijt dan rijk is. Zo gaat men noch met een patiënt, noch met een zondaar, noch met een zondige patiënt om.

2. Aanzetten tot pastoraat.

2.1. Ik behoef alle goede dingen, die in het boek van prof. Versteeg over „Oog voor elkaar” t.a.v. de functionering van de gemeente staan, hier niet te herhalen. Ik moge er naar verwijzen vanwege ruimtegebrek. Laat ik echter vooral 1 Kor. 12 hier te berde brengen. Als er één beeld is, dat hier past, dan wel het beeld van het ene lichaam en de vele leden. Als er immers iets nodig is, ja zelfs de voorwaarde is voor alle pastoraat bij deze verslaving, dan wel, dat aan de alcoholist of gewoonte-drinker een gemeenschap en een echte relatie wordt geboden. Een „draagkrachtige, begrijpende menselijke relatie” 4) is vóóronderstelling van alle hulp. Men zal de ander moeten accepteren, maar dan ook duidelijk en consequent. Ook al betekent dit geenszins vergoelijken. Dat zal ook niet alleen met de mond beleden moeten worden, maar invoelbaar moeten zijn. Als de echt christelijke aanvaarding en gemeenschap niet gevoeld is, is het niet alleen zinloos, maar ook onecht en ongeoorloofd om b.v. aan te zeggen, dat men het eventuele verkeerde milieu moet „mijden en vlieden”. Juist dat isoleren is vanwege 1 Kor. 12 zo’n zonde. Er zal mee geleden moeten worden en de pijn zal gevoeld moeten worden, zonder dat steeds en op voorhand zo gemoraliseerd wordt. De apostel laat merken, dat het oog niet tot de voet kan zeggen: ik heb u niet nodig. Welnu, dat moet de verslaafde en wie daarheen op weg is om het te worden, weten: men heeft mij nodig, ik ben waardevol. Daarom zal echt pastoraat een leefgroep en een kring bieden, een „cel” in de gemeente, waar echt geestelijk op de drinker wordt gewacht en waar hij of zij altijd - zonder verwijt - op terug kan vallen. Pastoraat aan verslaafden brengt vanuit het apostolisch vermaan de boodschap, dat we die ander niet missen kunnen en dat we zijn/haar talenten zo goed gebruiken kunnen. Enfin, u kunt dat zo breed uitmeten als u maar wilt. Wil het dan ook!

2.2 Echter moet er in dit verband direct wat bij, nl. het probleem van de verwijzing. Juist vanwege hetgeen ik onder 1.2.1. noemde dient men er attent op te zijn, niet te lang te sleutelen aan wat primair een professionele hulpverlener moet doen. De huisarts, de specialist, een kliniek voor verslaafden, de A.A. of een I.M.P. (instituut voor multi-disciplinaire psychotherapie), zij kunnen hier broodnodig zijn. Dat betekent echter nooit, dat het pastoraat dan maar met vakantie moet gaan. Het contact dient - zo de relatie er is - altijd te worden bewaard en waar mogelijk moet men samenwerking met de hulpverlener zoeken. Er is bij vele instanties tegenwoordig ook pastoraal consult mogelijk, waar men eigen probleem aankaart en als pastor voor eigen aanpak raad vraagt. Men informere daarnaar!

Verwijzen is een aparte kunst. Niet: u moet maar eens naar een … gaan. Degene die pastoraat bedrijft, moet uitzoeken waar iemand het best terecht kan, eventueel het lopertje leggen, datum en tijd aangeven enz. In de regel zal geen pastor het alleen af kunnen. Immers, nadelig alcoholgebruik ontstaat door een samenspel van drie groepen van factoren: a) de persoonlijkheidsstructuur van de gebruiker; b) de eigenschappen van de alcohol en c) de sociale invloeden 5). Dat betekent werk voor de hulpverlener (b.v. een I.M.P.), voor de patiënt zelf en voor de samenleving. Als verbijzondering van die sociale invloeden zou ik dan als vierde factor erbij willen noemen: de christelijke gemeente. Zij kan mede aansprakelijk zijn voor het afglijden naar alcoholisme en zij heeft ook mede een taak in het herstel van de verslaafde. Of nemen we de zorgen van de broeders en zusters (1 Kor. 12) niet meer mee naar ons bidvertrek?

2.3. Het is ook van belang om te letten op de volgende onderscheiding: Het is namelijk niet hetzelfde of men pastoreert aan incidentele misbruikers, buitensporige gewoontedrinkers en/of aan verslaafden. Al naar gelang zal men actiever of passiever, directer of indirecter moeten bezig zijn. De mate van aanspreekbaarheid daarbij is nl. niet dezelfde. Ook niet de mate van „toerekeningsvatbaarheid”, al weet ik best, dat je met dit laatste woord behoorlijk afgoderij kunt plegen. In strikte zin is ieder gezond mens toerekeningsvatbaar. Hij of zij blijft mens voor Gods aangezicht. Toch zal er nuance zijn om zelfs de zondaar niet te veroordelen. Trouwens, de benadering op zich is anders.

2.4. Men vrage zich ook af, of het standpunt van de christelijke geheelonthouding voor deze en gene hier en nu een bruikbare weg is. Men leze als pastor daarvoor nu eens eerst het onlangs verschenen boekje van ds. M. Groenenberg: „Die rare drankbestrijders toch” 6). Daarin wordt nog eens duidelijk dat het hierbij gaat om de christelijke solidariteit in de abstinentie als hulp aan de broeder en/of zuster. Samen kan men trachten tekenen op te richten van het leven, dat door de kracht en de genade van Christus door de Geest onttrokken mag en kan worden aan de demon van de verslaving.

2.5. Nu moet het duidelijk zijn, dat ook bij dit pastoraat de verantwoordelijkheid van de nadelig alcoholgebruiker niet ontnomen kan worden. In het al eerder vermelde, uiterst waardevolle artikel, heeft prof. Van Dijk een aantal zaken opgenoemd, die voor de alcoholist (in wording) van belang zijn. De nadelig alcoholgebruiker zal tot een „gevoelsmatige doorleving” en een „persoonlijk verwerkt inzicht” moeten komen met betrekking tot het volgende: a) inzicht is nodig dat de problemen dieper liggen dan het glas of glaasje diep is en de persoon en zijn relaties betreft; b) echte hulp betekent dat men zorg en nazorg wil aanvaarden; c) men moet zich willen laten helpen en beseffen, dat men zelf op allerlei manieren aan de slag moet; d) men moet zelf de gevarenzones en de eigen stemmingen en remmingen gaan herkennen; e) men moet een beetje ontdekken, dat die stemmingen oorzaken hebben, die je niet straffeloos kunt negeren; f) van je misbruik of verslaving afkomen zal een andere wijze van leven vragen 7). En hier kan de pastor helpen om te laten zien, wat leven door de kracht van de Heilige Geest betekent en hoe men dat binnen de gemeente praktizeren kan.

2.6. Heel in het bijzonder zou ik er ook op willen wijzen, hoe het komt, dat pastores vaak na verloop van tijd een moedig pastoraal contact laten verwateren en tenslotte verbreken. Dat kan wat over de pastor zeggen, maar er is meer. Er is nl. een groep mensen, die wij wel aanduiden als „emotioneelverwaarloosd”, d.w.z. mensen die in hun kinderjaren letterlijk of figuurlijk in de steek gelaten zijn, geen stabiel milieu hebben gekend, ongewenst waren, van pleegtehuis of -gezin naar pleegtehuis zijn verplaatst etc. Zij zullen vaak moeilijk contacten leggen en van zichzelf moeilijk kunnen geloven dat ze in staat zijn om liefde te ontvangen. Men zal dit dan ook vaak uittesten en de pastor a.h.w. „leegzuigen”. En als de pastorale relatie dan verbroken wordt, krijgt deze mens helaas voor de zoveelste keer gelijk: die ander houdt niet echt van me. Soms zal dan zo iemand later proberen opnieuw contact te krijgen: als je me niet helpt, verdrink ik mij. Zo kan de pastor in een wirwar van onhanteerbare situaties terecht komen. Het moment van consult voor de pastor of voor verwijzing is dan wel aangebroken 8).

3. Preventie-pastoraat.

3.1. Kort wil ik nog wat zeggen over de preventie. In het jaar van de nationale gezondheidsactie „Oké” is dat ook passend 9). Graag wijs ik ook op de nota „Alcoholvoorlichting als prioriteit” die in 1980 is verschenen. Gezien vanuit het oogpunt van preventie-pastoraat valt daaruit het een en ander voor ons te leren. Met name wordt in deze nota aangedrongen: „te streven naar beperking van het aantal situaties en milieus, waarin men alcoholgebruik als normaal of tenminste als acceptabel is gaan beschouwen (alcohol tijdens werktijd, bij de sport, in scholen, in vormingscentra e.d.)” 10). Men bedenke dus, dat preventie ook pastoraat is. Juist de christelijke gemeente zal dan haar verantwoordelijkheid moeten kennen t.a.v. wat er b.v. op scholen en schoolavonden toegestaan is en wordt. Ook door het pastoraat te beïnvloeden maatschappelijke situaties (diaconaat/chr. maatschapp. werk etc.) komen dan in ons gezichtsveld, al voert het te ver daarover hier nu verder te spreken.

3.2. Met instemming las ik, dat genoemde nota erop wijst, dat voorlichting vooral aan jeugdigen van 10-13 jaar gegeven dient te worden 11). Dat opent mogelijkheden en stelt taken voor de catechese. De bijbelgedeelten, die hierbij aan de orde moeten of kunnen komen som ik maar niet op. Ik ga ervan uit, dat u op dit punt uw bijbel kentJ Maar het „Gij geheel anders” uit Efeze 4 mag er wel boven staan.

3.3. Is het vreemd om bij deze preventie-arbeid als pastores ook te denken aan hen die leiding moeten geven en … het voorbeeld zouden moeten laten zien? Ik denk aan leerkrachten, ouders en kampleiders. Je kunt b.v. geen drank in een kamp verbieden en als leiding ‘s avonds een krat pils burger maken. Juist een kamp van „de kerk” opent mogelijkheden eventueel zijdelings die verslavende gewoontes in opbouwende gesprekken ontspannen aan de orde te stellen.

3.4. Wie oog wil hebben in de gemeente voor elkaar, zal ook letten op de risico-groepen 12): schoolverlaters, werkloze jongeren, huisvrouwen die zich vervelen of overdag kampen met de gedachten aan de te hoge hypotheekrente van het eerst zo bejubelde eigen huis …, broeders die „in de Vut” terecht zijn gekomen en dat als verschrikkelijk gaan ervaren enz. In dit opzicht kunnen pastoraat en diaconaat hand in hand gaan en in christelijke creativiteit tot activiteiten komen, die iemand ervoor bewaren een nadelig alcoholgebruiker te worden.

3.5. Laat er eens in gespreksgroepen aandacht komen voor de hantering van de groepsdwang. Naar mijn mening is die bijzonder groot. Jong en oud doet en laat wat omwille van de anderen, uit vrees om niet meer mee te tellen. Hoe bewegen christenen zich in een groep? Wat betekent het pelgrimeren voor de kerkmens midden in een verloederde samenleving? Dat zijn themata die men in woord en daad zou kunnen uitwerken.

3.6. Daarom zou ik voor een werkgroep ten gunste van alcoholverslaafden in de gemeente willen pleiten. Als men eens begon om zich aan de hand van de in de noten genoemde litteratuur te oriënteren. Met name wil ik dan wijzen op wat prof. Van Dijk heeft geschreven en op het themanummer van het Tijdschrift voor Ziekenverpleging, dat aan de alcoholproblemen is gewijd 13).

3.7. Kort noem ik ook de vraag of het H.A. alcoholvrij zou gebruikt moeten/kunnen worden. Ds. Groenenberg schrijft daarover behartigingswaardige woorden 14). Ik volsta met de opmerking om over na te denken - dat een alcoholverslaafde na jaren door het drinken van één glaasje wijn opnieuw terug kan vallen in zijn verslaving. Maar genoeg, men denke en prate er verder over na. De christelijke gemeente heeft vaak de mond vol gehad over „ergeren” en dat betrokken op niet zelden ondergeschikte zaken. Maar als de bijbelse ergernis nu betekent: iemand een struikelblok op zijn/haar weg leggen, zodat men tot zonde komt, zouden we dan hieruit de consequentie niet trekken? 15). Of verwachten we de alcoholist al lang niet meer aan de Tafel des HEREN? Is hij al afgeschreven? Let daarbij op wat ik zei over het verschil tussen een incidentele, een gewoonte-drinker en een verslaafde! Het laatste woord is hierover echter nog niet gezegd en dit bestek is daarvoor te kort.

4. Zelfonderzoek.

4.1. Een paar notities nog ter overweging: als er gepastoreerd wordt vanuit de gedachte: wij zelf zijn geen deel van de problematiek, kan de pastor wel thuisblijven. Ik maak als pastor deel uit van die gemeente en „ik ben ik” met mijn gewoontes en levensstijl. Dat speelt mee en men moet dat willen weten.

4.2. Is het niet enigszins onwaarachtig om wel te hoop te lopen bij de abortus-problematiek en hard te roepen, dat men vóór het leven is in de Naam van God (men begrijpe mij goed: terecht!), maar aan de kwaliteit van het leven in déze situaties nauwelijks aandacht te geven? Men wil wel een tehuis voor vrouwen die in nood zijn vanwege ongewenste zwangerschap, maar wij zouden 1000 klinieken in Nederland nodig hebben van 40 patiënten om aan de alcoholverslaafden de nodige deskundige hulp te bieden. Laat het pastoraat haar naam dan eer aandoen en bedenken: Herders, hoe! ontwaakt gij niet?

4.3. Wij zijn in de reformatorische kerken altijd sterk geweest in het nadruk leggen op het stuk der rechtvaardiging. Terecht. Is er echter ook geen verband te leggen tussen de heiliging van de gemeente en de mate waarin men op pastorale wijze wil zorgen voor de broeder en/of zuster in nood? Terecht heeft prof. Douma daarop gewezen. Met een woord uit zijn lezenswaardige brochure 16) wil ik dan ook eindigen: „Uw arbeid zal niet kwijnen wanneer het zijn voedingsbodem vindt in een kerkelijke gemeenschap die met de heiligmaking van het leven nog ernst wil maken”.

Dit werd gezegd aan het adres van de Geref. Ver. voor drank- en drugbestrijding. Maar het geldt ook van het pastoraat aan en door de gemeente verricht. Zal degene, die mag leven uit de verzoening en de verlossing, deze verzoening, verlossing en bevrijding niet gunnen aan de „nadelige alcoholgebruiker”? „Herders, hoe! ontwaakt gij niet? Schouwt in ‘t ronde wat geschiedt.”

1) H. Enserink: Dr. Kuyper sr. als drankbestrijder, Groningen z.j. (1927), p. 28.

2) W. K. van Dijk: Alkoholisme, een veelzijdig verschijnsel. In: Tijdschrift voor alcohol en drugs, 1976(2), nr. 1 pag. 29.

3) Van Dijk, a.w. pag. 28.

4) Van Dijk, a.w. pag. 31.

5) Van Dijk, a.w. pag. 26.

6) Ds. M. Groenenberg: Die rare drankbestrijders toch. Uitg. van de N.C.G.O.V. en Sobriëtas, Venray 1981. Te bestellen bij genoemde verenigingen: Mgr Nolensstraat 7, 5802 AR Venray.

7) Van Dijk, a.w. pag. 30/31.

8) Vgl. J. van Epen: Verslaving aan alcohol en drugs. In: Tijdschrift voor Ziekenverpleging (TVZ), 34e jrg. 1981, no. 2, pag. 53/4.

9) Nationale Gezondheids Aktie, waarbij de z.g.n. Oké-beurs eind aug. en begin september in Rotterdam-Ahoy aansluit. Ongeacht of men alles kan waarderen, vrage men de uitvoerige en waardevolle map aan: Stichting Nederland Oké, Postbus 520, 3700 AM Zeist.

10) Alcoholvoorlichters als prioriteit, een uitgave van de z.g.n. Begefeidings commissie Alcoholvoorlichting, van de Tat. Raad voor Maatsch. Welzijn en de N.C.G.V., 1980. Hfdst. V, pag. 4.

11) Zie genoemde nota hfdst. VIII, pag. 5.

12) idem hfdst. IX, pag. 6.

13) T.V.Z. 34e jrg. 1981, no. 2.

14) Groenenberg, a.w. pag. 62.

15) vgl. 1 Kor. 8. Met name het begrip „ergeren” (OV) of „aanstoot geven” (NV), in vers 13, en passim.

16) Prof. dr. J. Douma: Vlucht in de realiteit. Uitgegeven door de G.Ver.A.D., z.j. (1977).

N.B. 1) Het is mogelijk om meer litteratuur te noemen. Wie echter begint met wat in de noten is genoemd, vindt gaandeweg de rest vanzelf.

2) Van zeer groot belang zijn de diverse adressen voor hulpverlening door allerlei instanties. Deze lijst zou een paar bladzijden vergen. Men kan echter veel profijt hebben van de gegevens, die in het boekje van ds. Groenenberg staan en ook in het thema-nummer van het genoemde TVZ.

3) In het kader van het Oké-jaar en dito actie is er een uitstekend school- of lesboekje voor het voortgezet onderwijs uitgegeven: Hou je gezond, Malmberg Den Bosch 1981. ISBN nr. 90 208 5493 3. Hierin wordt over een vijftal onderwerpen, waaronder de alcohol, goede voorlichting gegeven. Zeer aanbevolen voor school en gesprekskring. Men moet er echter zelf de Bijbel bij opendoen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

„HERDERS, HOE! ONTWAAKT GIJ NIET?”

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's