Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Taal, cultuur en communicatie*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Taal, cultuur en communicatie*

Een inleiding tot het werk van Eugene A. Nida

32 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nida: invloedrijk figuur

Eén van de meest invloedrijke figuren bij het vertaalwerk van de United Bible Societies is Eugene A. Nida. Hij is geboren in 1914. Na een succesvolle studie aan de University of California (Los Angeles) kwam hij in 1936 in contact met zending en linguistiek door deelname aan een zomercursus van het Summer Institute of Linguistics. Dit instituut (SIL) is nauw verbonden met de bekende organisatie van de Wycliffe Bible Translators. De georganiseerde cursussen hebben als doel de noodzakelijke training te geven aan toekomstige bijbelvertalers op het zendingsveld. Spoedig werd Nida zelf een der docenten in deze zomer-cursussen. Van 1941 tot 1943 studeerde hij linguistiek aan de University of Michigan. Toen zijn interesse in het bijbelvertaalwerk op deze wijze een professionele basis had gekregen voor wat betreft de linguistiek, werd Nida in 1943 opgenomen in de leiding van het American Bible Society. Hij was de eerste linguist die in de leiding van een bijbelgenootschap een plaats kreeg. Vele reizen heeft Nida langs de zendingsterreinen gemaakt om ter plaatse de vertalers te helpen bij hun moeilijk werk. Tegelijkertijd ontwikkelde Nida nieuwe modellen voor het vertaalwerk en werkte mee aan kadervorming op dit gebied. Het is niet zonder reden dat hij sinds 1970 "UBS Translations Research Coordinator" is. De tendenz naar wat men noemt dynamisch equivalente vertalingen is sterk gestimuleerd door Nida. Zijn invloed blijft daarbij niet beperkt tot de protestantse kringen, maar strekt zich sedert de samenwerking tussen rooms-katholieken en protestanten in bijbelgenootschappelijk werk ook uit tot de roomse kring. Het organisatie-talent en de innemende persoonlijkheid van Nida verklarenmede het effect van zijn enthousiast en deskundig uitgewerkte ideeën.

Nida: veelzijdig publicist

Wanneer wij ons richten op de ideeën van Nida, zijn er diverse toegangswegen. Hij heeft specifiek linguistisch werk geschreven1, maar ook veel ge-publiceerd op het terrein van de culturele anthropologic2. Naast zeer technische studies treffen we populariserende geschriften aan3. Opvallend is de grote aandacht die Nida steeds heeft gegeven aan de didactiek van de door hem bestreken terreinen4. Eric. M. North noemt Nida, academisch gezien, een 'anthropological linguist'. Maar hij voegt er direct aan toe dat de gerichtheid van zijn werk is: "making the cross-cultural communication of the Christian message more relevant and intelligible"5. Wie Nida's werk wil verstaan in zijn eenheid, moet inderdaad 'communicatie' als doelstelling zien bij de arbeid op het terrein van taal en cultuur. Terecht beschouwt North het boek Message and Mission (i960) als een sleutel op Nida's arbeid. In de ondertitel van dit boek komen we opnieuw het woord 'communication' tegen: "The Communication of the Christian Faith"6. Dit boek, aldus North, "summarized the rationale behind all of his work: the effective communication of the Good News about Jesus Christ across all kinds of cultural and linguistic barriers"7. We zullen ons in dit referaat dan ook concentreren op deze studie om enig inzicht te ontvangen in het spreken over communicatie, dat zo'n grote plaats inneemt in Nida's werk en via zijn invloed ook in dat van vele anderen en vele bijbelgenootschappen. Er wordt wel eens gedacht dat de moderne vertaalvisie van de dynamische equivalentie los staat van de beschouwingen over communicatie. Moderne vertaalvisie en de bemiddelingstechnieken der bijbelgenootschappen zijn twéé zaken, meent men. Nida zelf ziet echter een onlosmakelijk verband tussen zijn vertaalwerk en zijn visie op communicatie. Hij noemt als één der redenen waarom men naar nieuwere en andersoortige vertalingen moet streven: "a revised concept of communication, and hence of translation"8. En elders deelt Nida mee dat zijn vertaal-theoretische boeken zijn ontwikkeld op grond van 'communication theory'9. Hoewel men hier kan onderscheiden tussen communicatie-ideeën en vertaal-theorie, zou het een illusie zijn, te denken dat men in de vertaal-theorie niet te maken krijgt met de doorwerking van de communicatie-idee. Dit is dan ook de reden waarom het nuttig is wat aandachtiger naar Nida te luisteren op dit punt.

Religie en communicatie

Nida komt tot het sleutelbegrip 'communicatie' niet in de laatste plaats omdat hij aan de moderne godsdienstwetenschap de notie ontleent dat het in alle religies gaat om "communication to and from the supernatural"10. Communicatie is, ook volgens Nida, de essentie van religieus handelen. In alle religies gaat het centraal om het zoeken, aanbieden of her-opvoeren van communicatie. Het christendom is op dit punt vergelijkbaar met alle andere religies. Het kenmerkende van het christendom is echter dat hierin geen ideeën óver God worden geopenbaard, maar dat God in deze religie Zichzélf geeft in de persoon van zijn Zoon. Reeds vanaf het begin van zijn boek wordt duidelijk, dat Nida als kern van het christelijk geloof het begrip 'communicatie' neemt. Maar voordat hij dit nader uitwerkt, gaat hij het begrip 'communicatie' als zodanig analyseren. Deze analyse van 'communicatie' wordt dan straks gesubstitueerd als 'kern van de religie'n.

Cultuur en communicatie

Bij zijn analyse van het begrip 'communicatie' ontleent Nida gegevens aan de moderne informatie-theorie, de anthropologie en de psychologie. In het middelpunt van zijn analyse staat de gedachte dat communicatie tussen mensen alleen mogelijk is "because they can share a common culture"12. Alleen binnen een "total, cultural context" kan communicatie plaatsvinden. En dit cultuur-bepaald zijn van de communicatie heeft nu een beperkende en begrenzende invloed op alle factoren in het communicatie-proces. Wanneer communicatie mag worden voorgesteld als de overdracht van een Message van een Source naar een Receptor, is dit schematisch als volgt uit te beelden: S ^ M ^ R Deze communicatie vindt echter plaats binnen een bepaalde cultuur met een eigen vorm:

Bij de exegese van een Message zullen we dan ook moeten onderscheiden tussen de exegese van het binnen-culturele communicatie-gebeuren (binnen bijv. de driehoek) en de overdracht daarvan in een andere cultuur:

"When we have finally described the communication in terms of its cultural context, the involvement of the participants, and the meaning for those so involved, we have actually completed the exegesis of a message. That is to say, the exegetical analysis of any message consists in reconstructing, in so f a r as possible, all the significance of the communicative event within the totality of the cultural framework. But as far as the communication of the gospel is concerned, this same message must not only be interpreted, but also communicated to those who speak quite a different language and who live within a very different cultural setting. This second stage, which involves a two-language model of communication, is generally called exposition."13

De overdracht van de boodschap van de ene cultuur naar de andere heeft consequenties voor alle elementen in geding

Bovenstaand schema illustreert hoe er verschil ontstaat op alle niveaus: "words, grammar, style, and symbolic content"14. Als voorbeeld van het laatste noemt Nida o.a. Jakobs worsteling met de engel des Heren: in onze moderne cultuur blokkeert deze voorstelling uit een oudere cultuur. Willen wij communicatief omgaan met het bedoelde bijbelverhaal, dan gaan wij deze worsteling met de engel psychoanalytisch of mythologisch herinterpreteren! 15

Taal en cultuur

Bij het lezen van Nida's werk krijgt men meer dan eens de indruk dat taal en cultuur identiek zijn. In het citaat over 'exegesis' en 'exposition' zagen we hoe Nida de overdracht van een boodschap in een andere cultuur gelijkstelt met een "two-language model of communication". Op dit moment gaan we niet dieper in op de vraag hóe taal en cultuur eigenlijk verbonden zijn. We noteren wel dat hier bij Nida een onzekerheid optreedt. Hij is zich er wel van bewust dat taai-verschillen niet altijd samenvallen met cultuur-verschillen en dat taalgemeenschap niet altijd een culturele gelijkheid impliceert. Wat geeft nu voor Nida de doorslag: de taaioverdracht of de acculturalisatie? Duidelijk het laatste. Dat blijkt wanneer hij erkent dat hetgeen hij over 'vorm-verandering' opmerkt ook betrekking 'heeft op groepen die wel dezelfde taal spreken, maar die ethnisch, sociaal of educatief een geadapteerd taalgebruik hebben en een eigen "world view". Nida noemt hier ook de subculturen. 16 Dit punt is van groot belang. Het lijkt vaak alsof Nida's werk geheel opgaat in de problematiek van de 'vreemde taal', maar de kern blijkt nu toch te liggen bij de eigen identiteit der diverse leefgroepen, al of niet met onderscheiden taal of taalgebruik. Het is geen wonder dat Nida hier het accent legt. Het gaat hem immers om communicatie en deze behoeft meer dan een gebruik van de nationale taal. Een 'formele' vertaling kan als een oliedruppel op het culturele water blijven drijven. Nodig is een 'dynamische' vertaling en overdracht van de boodschap. Onder 'dynamisch' verstaat Nida dan het ingaan in de eigen culturele setting. Culturen (en subculturen) hebben uiteenlopende wereld-oriëntatie: een boodschap heeft binnen iedere cultuur alleen werkelijk betekenis "in terms of this setting". Er moet een respons komen binnen de context van de eigen cultuur of subcultuur17. Vanwege deze doelstelling moet men streven naar een functionele in plaats van een formele equivalentie bij de overdracht van de boodschap18. Wie in de huidige cultuur nog evenals ten tijde van de grote Reformatie verzoening interpreteert als voldoening, spreekt niet binnen de 'setting' van onze eeuw vol tragische conflicten: heden is een interpretatie in termen van vrede-maken en bevrijding meer aangepast. Meer communicatief dan het beeld van wijnstok en ranken is in onze tijd het beeld van electrische apparaten die op het lichtnet aangesloten moeten blijven om te functioneren19. Het is duidelijk dat deze voorbeelden weinig met taal en veel met cultuur te maken hebben. Nida heeft een speciale term ontworpen voor deze acculturaliserende overdracht van de boodschap. Hij wijst het syncretisme, waarbij de boodschap wordt omgesmolten in de reeds bestaande culturele waarden, af. Maar in de plaats daarvan pleit hij voor "indigenization"20. Men zou hier kunnen spreken van een 'nationaliseren' van de boodschap. Dit is nodig omdat alleen communicatie die het patroon volgt van de socio-culturele structuur werkelijk effectief is21.

Taal en waarheid

Waarom is communicatie bij Nida niet een middel tot formele overdracht van de boodschap? Waarom is communicatie veelmeer het doel dat bereikt moet worden door dynamische acculturalisatie van de boodschap?

Het antwoord op deze vragen wordt gevonden als we letten op de wijze waarop Nida spreekt over taal en waarheid. Zijn afwijzing van een formele overdracht van de boodschap hangt niet alleen samen met zijn visie op het cultuur-bepaalde karakter van communicatie, maar ook met zijn visie op het cultuur-bepaalde karakter van de boodschap zelf. Eigenlijk is dit punt niets anders dan een terugprojecteren op de 'oorspronkelijke boodschap' van hetgeen werd opgemerkt bij de 'overdracht'. Wanneer de bijbelse boodschap, evenals elke andere boodschap, alleen effectief kan worden doorgegeven via een proces van culturele aanpassing en vertolking, vloeit daaruit voort dat ook de oorspronkelijke, eerste, boodschap reeds gegeven moet zijn in een geacculturaliseerde vorm. Zij was reeds 'nationaal' bij geboorte. Er kunnen per definitie geen absolute, formele, constante waarheden zijn. En als ze er kunnen zijn, kan er niet tussen ons mensen op constante wijze over worden gesproken. Want wij zien de waarheid altijd gebroken door het prisma van onze eigen culturele context. Nida spreekt hier niet pessimistisch over. Hij waardeert juist het existentialisme dat ons van absolute metaphysica heeft afgeholpen en een revolte was tegen "the mere intellectualization of life"22. Nida ziet ook de bijbelse openbaring niet als absoluut. De bijbel is geen orakel van Delphi. Dat betekent bij Nida: de bijbel is ingesproken op het bandje van de israëlitische cultuur, inclusief de beperkingen daarvan. Het eigene van Nida is, dat hij de tijdgebondenheid van de bijbel presenteert als een gevolg van de aard der communicatie. Enigszins een cirkelredenering volgt bij Nida echter, wanneer hij deze visie op communicatie als 'bijbels' wil presenteren. Hoe kan een 'absoluut functionerende visie op communicatie' eigenlijk afgeleid worden uit een boek dat volgens deze visie juist geen absolute waarheden bevat? De 'Biblical View' die Nida vervolgens aanbiedt, is een mixtuur van gegevens uit verschillende richtingen23. 1. Verbale symbolen zijn slechts 'labels' en zij zijn van menselijke oorsprong. 2. Bij het overdragen van waarheid hebben verbale symbolen (als 'labels' voor 'concepts') prioriteit boven visuele symbolen. 3. Taaisymbolen geven een betekenisvolle relatie aan tussen symbool en gedrag ('behaviour'). 4. Communicatie is macht. 5. De goddelijke openbaring geschiedt in de vorm van een dialoog.Ter toelichting op punt 3 is te noteren dat Nida de taal niet beschouwt als een mystieke code die naar een eeuwig zijn verwijst, maar als een tekensysteem dat 'behaviour' beschrijft. Nida vindt de bijbelse kijk op de kennisleer merkwaardig up-to-date. Terloops merken we op, dat spiegelbeelden meestal up-to-date zijn! Vanwege dit karakter van communicatie via menselijke taal, is het volgens Nida nu uitgesloten dat de openbaring absoluut zou zijn. Wij kunnen door talige mededelingen nooit een compleet objectief begrip krijgen van de werkelijkheid, omdat de taal als zodanig deelt in de beperktheid van elke culturele context. De openbaring is dan ook "essentially incarnational": eigenlijk betekent 'incarnatie' hier bij Nida: 'het Woord is talig en dus cultuur- gebonden geworden'. Theologie en dogma vormen evengoed als de confessie niet de vaste omschrijving van een constante waarheid, maar zij zijn de grammatica van het geloof24. Daarbij denkt Nida niet aan een prescriptieve grammatica. De grammatica beschrijft het feitelijke taalgebruik, zo beschrijft dan de confessie het geloofsgedrag van de kerk in een bepaalde tijd of cultuur. Zij beschrijft "the experience of man's relationship to God"25. Anders gezegd: de communicatieve ervaring wordt erin verwoord.

Relevante communicatie

Wanneer het wezen der openbaring communicatie is, wordt de vraag naar het effect van de prediking in déze tijd essentieel. Die vraag is voor iedere prediker die bidt om de bekering van zondaren, van het grootste belang. Maar bij Nida krijgt die vraag nog een heel andere klemtoon: wanneer er geen respons komt, geen communicatie tot stand gebracht wordt, is er eigenlijk niets gebeurd. Wij zouden hierbij niet lang stilstaan, wanneer Nida uitsluitend bedoelde dat bijvoorbeeld een slechte en onbegrijpelijke vertaling van de bijbel over het doel heenschiet en dat men pas van zinvolle bijbelverspreiding kan spreken wanneer de vertaling goed en duidelijk is. Nida bedoelt méér. Hij geeft in zijn werken ook vaak genoeg voorbeelden van domme vertaalfouten die tot misverstand leidden en die de weg voor het Woord blokkeerden. Maar hij laat het daarbij niet. Nida is niet tevreden wanneer de boodschap formeel begrijpelijk wordt weergegeven. Voor hem is communicatie pas relevant, wanneer zij effectief is26. En dit effectief-zijn betekent dat er in die andere cultuur iets gaat resoneren. Daarbij is het minder belangrijk hóe die resonans is. Typerend voor Nida is zijn voorkeur voor nationalistische vaag-christelijke revival-bewegingen in Afrika en voor vrij los van de bestaande kerken opererende jeugdbewegingen in Amerika en Europa. In zulke groepen is weinig aandacht voor organisatie, lidmaatschap, traditie of leertucht, maar er is beweging, actie. Een 'movement'! Men mist een Schriftbeschouwing,maar neemt de bijbel serieus in eigen Afrikaanse situatie of jeugd-cultuur. Men heeft geen leer over God, maar neemt Hem serieus tot in gebedsgenezingen toe27. Deze nieuwe wijn behoeft ook nieuwe zakken28. Als er nieuwe communicatieve ervaringen loskomen door contact met de bijbel eri als deze levend zijn omdat zij binnen de eigen culturele context vibreren, dan moet daaraan veel aangepast worden:

behaviour, but to be able to sanctify to the glory of God any and all forms of human relationships. This process may involve in one instance a harvest ceremony in Ceylon and in another a Christian co-operative community among the Mezquital Otomis of Mexico, but regardless of the forms, wherever the content is the message of God's redeeming love through Jesus Christ and wherever in response to this message men and women live redemptive lives in their own communities, we can be certain that here is the communication of the Good News."2 9

Elders laat Nida zich ook enthousiast uit over de dans als middel om de boodschap nieuw te brengen. Zo zag hij zelf de annunciatie in dans-vorm 'gepreekt', passend bij de kring waar men werkte30. De gemakkelijkheid waarmee Nida spreekt over dit alles, is begrijpelijk voor wie beseft dat het christendom volgens Nida niet allereerst een leer is, maar een "way of life", waarbij wij openstaan voor de Geest31.

De bron van de christelijke communicatie

Bij alle denken komen we tenslotte uit op de vraag: wat gelooft u van God? Nida wil vasthouden dat de bijbelse openbaring geen immanent verschijnsel is. Hij aanvaardt dat God leeft en de werkelijke Bron is van de openbaring. Maar in het laatste en voor Nida funderende hoofdstuk van zijn boek Message and Mission blijkt dat zijn visie op communicatie hem belemmert om dit geloof nog van grote invloed te doen zijn op zijn ontwikkeld model. We geven hier het diagram weer waarmee Nida de situatie der openbaring en communicatie als geheel uitbeeldt:

Het is niet toevallig dat de 'Source' reeds in de eerste fase binnen het menselijke beperkende cultuur-patroon staat: een hogere 'Source' is niet ingetekend. Dat kan ook niet binnen het Source-Message-Receptor-model. En Nida wil het ook niet:

"The hyperbolic curve at the top, with infinite extension, represents the infinite attributes of God, including His creative purposes and ultimate plans. This truth, in all its infinite character, has to be communicated within the narrow confines of human language and culture, as represented within the triangle. This can be done only by radical adjustment and the employment of the grid of human experience, as reflected in a particular culture at a particular time."32

Elders zegt Nida dat God zijn oneindige kwaliteiten 'encodes' in de 'limitations of human language'33. Hij verwijst daarbij ook naar de antropomorfismen in de bijbel34. Voor hem is de bijbel als geheel echter één groot antropomorfisme. Het is onze taak om door acculturaliserende overdracht ook andere mensen in contact te brengen met de oneindige God. Deze beschouwing verbindt Nida tenslotte met Phil. 2, 7: God Zelf heeft Zich ontledigd in de openbaring en heeft zo deel gekregen aan de maatschappelijk en cultureel beperkte horizon van de israëlitische cultuur. Zo verbindt Nida aan zijn concept de gedachte dat daarin de vleeswording van het Woord tot uitdrukking komt35.

Beoordeling

In zijn artikel 'Language and Communication' valt Nida meer dan eens uit tegen mensen die hechten aan traditionele woorden, alsof "traditional words mean orthodox beliefs". Eigenlijk maakt men dan gesneden beelden in de vorm van "verbal idols". Men voelt zich daar veilig bij omdat men God zo meer ter beschikking heeft: "He fits so much neatly within our system and within our world view. There is nothing so frightening to man as an uncontrollable God."36 We laten nu maar even in het midden of Nida hier billijk is in zijn oordeel of dat hij zich veilig wil stellen achter generalisaties. Wel noteren we dat ook voor Nida de nieuwe visie op vertalen en communiceren te maken heeft met ons geloof in God. We staan hier maar niet voor onbevooroordeelde vakwetenschappelijke overtuigingen, maar we stuiten ook hier op de voorwetenschappelijke inzichten die aan wetenschappelijk werk ten grondslag liggen. Aan de hand van enkele stellingen gaan we nu nader op Nida's visie in.

I. Nida combineert nieuwere linguistische inzichten ten onrechte met bepaalde hermeneutische overtuigingen.

Nida's visie op de verhouding tussen historische exegese en existentiële interpretatie is duidelijk verwant aan de nieuwe hermeneutiek, die niet de tekst uitlegt, maar de relatie tekst-luisteraar, waarbij die relatie in het verleden een andere was dan in het heden. Deze nieuwe hermeneutiek vloeit niet voort uit moderne linguistiek, maar uit een aantal filosofische vooronderstellingen over de tijdgebondenheid van de existerende mens. Het kleine, maar beslissende verschil tussen deze nieuwe hermeneutiek en de linguistiek is gelegen in het verschil tussen de door Nida gekozen term 'Receptor' en de door hem vermeden term 'Target'37. Linguistisch gezien is het juist, dat een spreker bij zijn taaluiting een 'Target' (mikpunt, doel) heeft. Men heeft de bedoeling zich tot iemand te richten en voor een goed begrip van het taalbouwsel is het meestal noodzakelijk te weten welke de Target' was en is. Bij schriftelijke fixatie, rijst de vraag naar de geadresseerden (aan wie dacht de auteur). Bij mondeling contact, leidt men automatisch uit blikrichting, intonatie en gebaar af op wie de spreker afstemt. Verwaarlozing van de 'Target' leidt tot misverstaan van de spreker. Maar er blijft een principieel onderscheid tussen 'Target' en 'Receptor': voor kennis van de betekenis van een uitspraak moet ik de 'Target' kennen, maar voor kennis van de reactie op en de gevolgen van het gezegde, moet ik de 'Receptor' kennen. Voor goede communicatie is dit onderscheid belangrijk. Wanneer een uitspraak door de ontvanger wordt misverstaan, kan het verlossend zijn te wijzen op de bedoeling van de spreker. In veel gevallen zullen 'Target' en 'Receptor' practisch aan elkaar gelijk zijn, maar dit is niet noodzakelijk. Zeker bij de bijbel is er niet altijd identiteit tussen hetgeen de eerste 'Receptor' op zijn plaats in de heilsgeschiedenis heeft kunnen verstaan van de 'Message' en hetgeen de 'Source' bedoelde en op het oog had toen Hij tot de kerk van die tijd én van latere tijden het Woord richtte. Uit 1 Petrus 1, 10-12 blijkt duidelijk dat de 'Target' van de openbaring ver uit kan stijgen boven de aanvankelijke 'Receptors'. Voor de exegese is dit van grote betekenis. Niet alleen bij de bijbel, maar daar wel op een bijzondere manier. Wanneer Nida spreekt over het citeren van Jes 7, 14 in Mt 1, 23 merkt hij op dat Jesaja het oog moet hebben gehad op de situatie waarin hij zelf profeteerde. Later gebruikt Matthseus het woord over de jonge vrouw die zwanger zal worden "in keeping with the procedures of communication employed in this historical setting of New Testament times"38. Daarmee bedoelt Nida: in Matthceus' dagen vonden 'Receptors' het gewoon dat je een waarheid goot in de vorm van een verwijzing naar een oud profeten-woord. Jesaja én Matthaeus passen dus bij hun tijdgenoten, maar het feit dat de HERE ongedachte dingen van tevoren heeft doen prediken, verdwijnt achter de horizon!

2. Nida stelt ten onrechte dat er bij overdracht in een andere cultuur (taal) geen formele gelijkheid mogelijk is tussen grondtekst en vertaling inzake de 'symbolic content'.

Op het eerste gezicht lijkt deze stelling onjuist: Nida wijst immers een acculturalisatie binnen de vertaling af. De vertaling moet wel op het niveau van de woorden en de grammatica dynamisch equivalent zijn, maar de 'symbolic content' mag niet worden 'vertaald' in beelden en waarden die binnen de cultuur van de ontvangende taal geldend zijn. Het lijkt er zo op dat Nida juist op het niveau van de 'symbolic content' vasthoudt aan formele gelijkheid tussen grondtekst en vertaling. Dit is echter niet het geval. Volgens Nida's theorie is een dergelijke vertaling in feite incompleet en behoeft zij een verlengstuk in de vorm van acculturaliserende bijbeltoelichting. Hetgeen in een vertaling noodgedwongen formeel gelijk blijft, wórdt daardoor immers juist 'ongelijk'. De engel aan de Jabbok blijft in de vertaling wel staan, maar komt vandaag anders over dan vroeger. Enerzijds formeel (uitwendig) gelijk, anderzijds formeel (inwendig) ongelijk. Dit onaangepast karakter van de formele vertaling der 'symbolic content' wordt geaccentueerd doordat woordkeus, syntaxis en dergelijke wél zoveel mogelijk worden aangepast aan de kring der ontvangers. De vertaling lijkt nu op het eerste gezicht aan te sluiten op de eigen taalcultuur, maar bij verdere kennismaking lijkt de 'symbolic content' nu des te vreemder. De afstand tussen 'vroeger' en 'nu' wordt abnormaal beklemtoond wanneer de vertaling in de omgangstaal van 'nu' spreekt over dingen van 'vroeger'. Deze beklemtoning bergt ook de suggestie in zich dat men wat er staat niet moet beschouwen als reeds geheel afgestemd op de eigen cultuur en de eigen leefwereld. Hier moeten de interpreten te hulp snellen om de bijbellezer die soepel is binnengewandeld door de dynamisch equivalente buitendeur nu over zijn bevreemding heen te helpen over de zaken die hij binnen aantreft. Deze zaken zijn 'formeel gelijkgebleven', maar daarin niet meer wat ze vroeger functioneel waren en de hermeneut heeft hier veel bijbel-werk te doen voordat de relatie 'Message-Receptor' geheel gelijk kan worden binnen de huidige cultuur aan wat ze vroeger was in een andere cultuur. Tegenover Nida merken we op dat de culturele setting van de oorspronkelijke boodschap door latere ontvangers in een andere cultuurfase distinctief onderscheiden kan worden van een niet-cultuurbepaalde boodschap. Wanneer Nida de oppositie A ^ [M~| steeds beklemtoont, zouden we met gebruikmaking van zijn diagrammen kunnen zeggen: ook als er onderscheid gevoeld wordt tussen de tijd van de oorspronkelijke boodschap (A) en de eigen tijd ( • ) blijft M in beide gevallen als dezelfde M herkenbaar. Het beeld van de wijnstok en de ranken is in een omgeving waarin de druiventeelt niet voorkomt, wat moeilijk. Het behoeft toelichting, maar na de toelichting functioneert het voor ieder op dezelfde manier. Dit betekent dat ook de christen in Alaska een verbinding kan gaan zien tussen het beeld van de wijnstok voor Israël (bv. psalm 80, 9) en het opnemen van dit beeld voor Christus, Die de wortel is van het ware Israël uit Jood en heiden. Wie dichter bij huis denkt te komen met de substitutie van het beeld door het voorbeeld van electrisch apparaat en stopcontact, komt in werkelijkheid vérder van huis af. Hij komt eigen huis niet meer uit en hij komt het huis van de openbaring niet binnen. Via een niet geadapteerde vertaling van de 'symbolic content' kan werkelijke gelijkwaardigheid ontstaan. Daarom behoeft men deze niet als een stukje 'antiek' te verpakken in 'het papier van een moderne boetiek.

3. Nida's houding tegenover de menselijke culturen mist een verdisconteren van de betekenis van de zondeval voor de menselijke (cultuur-) geschiedenis.

Het valt op dat Nida het bestaande culturele kader een bepaald gezag toekent. Zending moet binnen een cultuur wel het 'value system' veranderen, maar moet die cultuur als zodanig respecteren en er op inspelen. Nu is het stellig juist dat zending geen kolonialistische trekken mag vertonen en van Afrikanen geen Europeanen moet willen maken. Maar Nida gaat te ver als hij stelt dat de zending geen kerk overplant, maar slechts het zaad zaait van het evangelie. Hier wordt gescheiden wat bijeen hoort. Prediken van het evangelie zal mede betekenen een inbreuk maken op een bestaande onchristelijke cultuur. Het Woord zal soms loodrecht staan op het geldende sociale patroon. Het openbreken van een cultuur mag alleen daar gevergd worden waar de Schrift het eist en niet daar waar de Europeaan of Amerikaan meent dat het aanbevelenswaardig is. Wanneer de moderne mens gewend is aan het populair-wetenschappelijk wereldbeeld, zal een worsteling met een engel of een schepping in zes dagen hem vreemd lijken en onverenigbaar met ons denkpatroon. Maar daar de bijbel hier feiten mededeelt, zullen deze feiten een breuklijn teweeg moeten brengen in het naïeve natuurwetenschappelijke wereldbeeld van de westerse cultuur in de 20e eeuw. De bijbelse boodschap over de verhouding van man en vrouw 'past' steeds minder in onze schooien maatschappij-structuur. Maar daar deze boodschap ook ons als 'Target' heeft, zullen wij ons er wel toe moeten zetten 'Receptors' van deze boodschap te worden en op bepaalde punten buiten de eigen hedendaagse culturele setting moeten gaan staan. Niet de 'Message' moet voor ons communicabel gemaakt, maar wij moeten leren communiceren met deze Boodschap. Wanneer men dit wegwerkt, zet men een streep door eeuwen cultuurgeschiedenis, die met het woord 'kerstening' kunnen worden aangeduid. Dat deze zaken buiten Nida's horizon blijven, vloeit voort uit zijn godsdiensthistorische uitgangspunt. De moderne godsdienstwetenschap, sterk phaenomenologisch van inslag, stelt alle religies op één rij en zoekt dan de grootste gemene deler; in dit geval zou dat de notie der 'communicatie' zijn. Maar de bijbel spreekt niet vanuit een algemene notie maar vanuit een concrete geschiedenis en een daardoor bepaalde norm. In het begin was er communicatie in diepe zin tussen de Schepper en onze ouders Adam en Manninne. Maar wij hebben de verbinding verbroken en hebben ons een eigen cultuur gebouwd. Na de torenbouw van Babel heeft de Here door de talen te verdelen, desintegratie opgeroepen over deze menselijke cultuur, zodat wij nu met allerlei culturen in aanraking komen. Het evangelie onderscheidt zich niet van de andere godsdiensten doordat hierin God Zichzelf geeft in plaats van ideeën over God, maar het onderscheidt zich doordat het de mens confronteert met de toorn die rechtvaardig over onze verworden culturen gaat (Rom 1, 18v.v.) en ons wijst op de enige weg om die toorn te ontgaan. Het gaat niet om het krijgen van communicatie, maar om het herstellen van nog steeds gewéérde communicatie. En dit maakt groot verschil. Voor de descriptie van culturen en voor de wijze waarop aan elke cultuurkring het evangelie gepredikt wordt.

4. Nida wordt beïnvloed door de metaphysica van het existentialisme.

Bij Nida blijkt voorkeur voor de moderne, door het existentialisme beinvloede en door de analytische taalfilosofie gesteunde, afkeer van metaphysica en constante, eeuwige waarheden. Dit is echter een tijdgebonden vooroordeel, dat wel goed met de behaviouristische inslag van Nida overeenkomt, maar dat niet past bij de Schrift die niet een wisselend communicatief gebeuren centraal stelt, maar de betrouwbare overlevering die gelijk blijft voor allen in alle tijden: het katholiek geloof. Deze opmerkingen hebben niets te maken met vrees voor een 'uncontrollable God'. Het is in deze dialectische eeuw wel in de mode om voorliefde te hebben voor een oncontroleerbare, zwervende godenfiguur, maar de bijbel leert ons enerzijds dat onze hemelse God een ontoegankelijk licht bewoont en ons begrip oneindig ver te boven gaat, maar anderzijds dat het de HERE behaagt zich bij zijn Naam aan ons bekend te maken. Op die Naam kunnen we rekenen. Niet omdat er 'absolute waarheden' bestaan, maar omdat er 'absolute trouw' is bij God. Het is zeker waar dat de Here in zijn openbaring vaak accommoderend spreekt (bijv. in de anthropomorfismen), maar vergelijking van Schrift met Schrift laat ons duidelijk voelen waar de Here 'beeldend' spreekt en waar niet. En dan blijkt het onjuist om de bijbel als geheel een 'beperkt' en 'geaccommodeerd' boek te noemen. De Here heeft wel gebruik gemaakt van Hebreeuws of Aramees of Grieks en daardoor treffen we bepaalde soorten woordverbindingen, zoals we die wel in het Nederlands kennen, niet in de bijbel aan omdat ze in de genoemde talen niet voorkwamen. Maar in deze menselijke talen heeft de Here kunnen spreken zonder gebonden te worden binnen de beperkte horizon van de semitische of hellenistische cultuurwereld. Daar de Here Zelf de Schepper is van de mens en zijn taal, is het Hem ook mogelijk in die taal te zeggen wat Hij wil. De mens grijpt in zijn spreken niet boven zijn eigen maat uit, maar de Here spreekt in menselijke taal dingen die in geen mensenhart en in geen cultuur waren opgekomen.

De ont-lediging van Christus (Phil 2,7) en de vleeswording van het Woord betekenen geen ingaan in tijdgebondenheid. Christus is op aarde waarachtig mens, maar Hij spreekt niet uit zijn tijd, maar uit de Vader. De moderne theologie lijkt zo eerbiedig tegenover Gods transcendentie, maar in feite sluit zij de Maker buiten zijn maaksel, de Spreker van de eerste zes dagen buiten de talen van alle eeuwen daarna. In het uiteindelijk communicatie-diagram van Nida is geen werkelijke plaats voor God als de Bron van de openbaring. De hyperbool raakt ergens wel onze cultuur-bouwsels, maar er staat geen 'S(ource)' in samenbindende relatie tot deze alle. Er is zelfs geen plaats voor de letter S! Maar dit is geen wonder. De anti-metaphysische filosofieën hadden bij voorbaat God uit hun denken gebannen: hoe zou er dan later nog plaats voor Hem zijn in de ontwikkelde schema's? Nida wil wél in God geloven, maar zijn respect voor een modern denken brengt grote schade toe aan de uitwerking van dit geloof.

5, Nida's spreken over het 'begrijpen' van de bijbelse boodschap verraadt zijn 'arminiaans' denken over vrije wil en verkiezing

Nida erkent zelf dat de door hem en anderen geschreven moderne vertaalboeken, gebaseerd zijn op de communicatie-theorie. In deze theorie wordt uitgegaan van de 'Channel Capacity' van de 'Receptor': de boodschap die men wil overbrengen moet zó geëncodeerd worden dat de ontvangers deze boodschap kunnen decoderen "within the limits of their channel capacity"39. Dit schema is echter geheel ontoereikend om aan te duiden het proces van het leren verstaan van het evangelie. De begrensdheid van iemands 'Channel Capacity' is geen constant gegeven. Sommige onderwerpen wil de mens gemakkelijker begrijpen dan andere. De verdorvenheid van onze wil bepaalt ook welke kanalen van onze 'Channel Capacity' nog open zijn en welke zijn dichtgeslibd. De mens staat op geen enkele manier open voor Gods oproep tot bekering. Wanneer de Here God aan de uitverkorenen het evangelie doet prediken, dringt Hij ook door tot in de binnenste delen van de mens, opent het hart dat gesloten was, vermurwt dat hard is, besnijdt dat onbesneden was (cf. D.L. III/IV, 11). De bekering van de zondaar is als een opwekking uit de doden. Daarmee ontkennen we niet dat de dienaars van het evangelie in de landstaal zo duidelijk en bevattelijk mogelijk moeten prediken. Maar de grens waarbinnen zij moeten blijven behoeft niet de grens van de 'Channel Capacity' der luisteraars te zijn: zij behoren de boodschap trouw door te geven. Bij dat doorgeven speelt op de onderdelen (woordgebruik, beeldgebruik, dosering van het onderwijs) de situatie van de luisteraars wel degelijk een rol, maar de zendeling zal op twee dingen bedacht moeten blijven: 1. elke aan-passing, vereenvoudiging of toevoeging zal dienstbaar moeten blijven aan de zuivere vorm van het evangelie dat een dwaasheid is voor de natuurlijke mens; 2. alle werk moet gericht zijn op het openen van een nieuwe 'Channel Capacity' door de gave van de Geest, waardoor de mens Gods bekwaam wordt om te leren kennen de hoogte en diepte van Christus. Wanneer Nida dikwijls wijst op de plicht van de zendeling en vertaler om de ontvangende talen deskundig en niet amateuristisch te hanteren, heeft hij gelijk. Maar wanneer Nida de vraag waarom veel missie zo weinig effect heeft zoekt te beantwoorden door een boek40 waarin hij streeft naar een betere overdracht van de 'Message' aan iedere cultuur, is zijn stilzwijgende vooronderstelling dat de mens nog wel tot communicatie met God kan en wil komen (zoals dan ook reeds volgens Nida gebeurt in niet-christelijke religies), maar dat het er nu om gaat de storingen tussen boodschap en ontvanger geheel weg te nemen. Een ontstoring door acculturalisatie en adaptatie plaatst de boodschap echter buiten de geschiedenis en komt de onwil tegemoet van de mens die zich verscholen heeft achter het struikgewas van zijn eigen culturele identiteit. Het werk van Nida heeft vele verbindingen met het moderne denken in anthropologie en theologie. Daardoor heeft het ook vele verbindingen met modern opgezet werk in zending en evangelisatie. Confrontatie met hetgeen als drijvend motief in Nida's werk moest worden opgemerkt, doet ons ontdekken hoe noodzakelijk het is voor Gereformeerde Kerken om vanuit eigen confessie gedachten te ontwikkelen over de opzet van zendingswerk, evangelisatiewerk, bijbelvertaling, en -verspreiding. Het gevaar is anders niet denkbeeldig dat men door argeloze overname van vormen en methodieken, ontwikkeld vanuit verkeerde visies op God, mens en wereld, mét deze vormen en methoden ook opening zal geven aan de geesten die daarachter werken. Gereformeerd werken op het gebied van evangelisatie, zending en bijbelverspreiding vereist veel studie en ontwikkeling van eigen vormen, aangepast aan eigen beginsel. Daarom is het ook toe te juichen dat kerkleden die gaven hebben ontvangen om verder te studeren, zich verenigen in studieverenigingen en samenkomen op congressen om zo ook voor hun deel mee te werken aan de bewaring en verbreiding van de Waarheid die een Licht is voor alle tijden en culturen en die in alle talen beleden wil worden door kinderen die leerden verstaan wat God voor wijzen en verstandigen verborgen heeft in zijn welbehagen (Mt 11, 25-27).

* Het onderwerp van het hier opgenomen referaat, dat Prof. Van Bruggen heeft gehouden op het paascongres 1976 van de Gereformeerde Studenten, brengt mee dat er vrij veel Engelse termen en citaten in voorkomen. Hoewel de redactie er naar streeft de bijdragen in Radix voor een zo breed mogelijk publiek leesbaar te doen zijn, meent zij in dit geval in het belang van het onderwerp het referaat te moeten opnemen zoals het door Prof. Van Bruggen was gereedgemaakt voor het paascongres. Redactie en auteur vertrouwen dat de lezers deze ongewijzigde opname zullen billijken,

i Bijv. A Synopsis of English Syntax. Diss. 1943. Herziene herdruk van de eerste uitgave in 1960 bij Mouton, Den Haag 1966. Morphology, the Descriptive Analysis of Words. Ann Arbor 21949.

2 Bijv. Customs and Cultures. New York 1954. Religion across Cultures. New York 1968. Artikelen in Practical Anthropology.

3 Bijv. Toward a Science of Translating. Leiden 1964 (technisch); en: God's Word in Man's Language. New York 1952 (populariserend

4 Bijv. Learning a Foreign Language. New York 21957. The Theory and Practice of Translation (in samenwerking met Ch. R. Taber). Leiden 1969.

5 E. M. North, Eugene A. Nida: An Appreciation; in: M. Black; W. A. Smalley (eds), On Language, Culture and Religion: In Honor of Eugene A. Nida. Den Haag 1974, p. vii-xx, m.n. p. vii.

6 Message and Mission: The Communication of the Christian Faith. New York i960. Wanneer in de volgende noten alleen pagina-nummers worden vermeld, wordt dit boek bedoeld.

7 E. M. North, a.w. p. xi.

8 p. 200.

9 Implications of Contemporary Linguistics for Biblical Scholarship, in: Journal of Biblical Literature 91 (1972) p. 73-89, m.n. p. 76.

10 p. 9-10.

11 cf. p. 22.

12 p. 35.

13 P- 38-39-

14 p. 40.

15 p. 41-42.

16 p. 46.

17 p. 57; 136.

18 p. 58-59.

19 p. 59-60.

20 p. 134-135.

21 P- 133-

22 Religion across Cultures p. 56.

23 p. 224-228.

24 p. 19. Religion across Cultures p. 56.

25 Religion across Cultures p. 85.

26 p. 6-7; 179-180. Language and Communication, in: J. R. Nelson (ed.), No Man is alien. Essays on the Unity of Mankind. In honor of W. A. Visser 't Hooft. Leiden 1971, p. 183-202, m.n. p. 200.

27 Religion across Cultures p. 60-72. Language and Communication p. 200-202.

28 Religion across Cultures p. 72; 79.

29 p. 186.

30 p. 175 v.v.31 Language and Communication p. 201 ; Religion across Cultures p. 91 -92.

32 p. 221.

33 P- 23.

34 P-185.

35 p.222-223.

36 p. 183; 188-189; 194.

37 p. 232 noot 1.

38 p. 222-223.

39 Implication of Contemporary Linguistics for Biblical Scholarship, p. 76.

40 p. 6-7.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1976

Radix | 44 Pagina's

Taal, cultuur en communicatie*

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1976

Radix | 44 Pagina's