Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CONTACT MET OVERLEDENEN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CONTACT MET OVERLEDENEN?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij wat wel ‘het denkend deel der natie’ genoemd, wordt hebben God, de hemel en een leven na dit leven zo goed als afgedaan. Het heet ook wetenschappelijk te zijn; wetenschap beperkt zich immers tot harde feiten. Een geweldige ‘onttovering’ van de wereld is het gevolg. Er is niet meer dan je kunt zien, er is alleen maar dit leven. ‘Dood is dood.’

Toch is er ook een andere tendens, een soort onderstroom. Zo is er in de media aandacht voor het ‘channelen’, waarin een ‘medium’ met paranormale begaafdheid boodschappen van overledenen doorgeeft aan nabestaanden. Mensen vertellen trouwens ook hoe ze zelf direct boodschappen doorkrijgen. Zo hoorde ik het volgende relaas van een volwassen man, die - zoals dat heet - niets met kerk en geloof had, maar zich afvroeg hoe het zou zijn met zijn kort na elkaar overleden ouders. Hij zat ergens in Oost-Azië op het balkon van zijn hotel, toen twee vogeltjes neerstreken in de boom vóór hem en er een minuut of wat bleven zitten. Het zette hem aan het denken. Een paar maanden erna was hij in Zuid-Afrika, en opnieuw kwamen twee vogeltjes - van een heel ander soort overigens - als het ware bij hem zitten. Toen wist hij het zeker: mijn vader en moeder komen me vertellen, dat ik me geen zorgen over hen hoef te maken.

WAAR KOMT HET VANDAAN

Die twee lijnen - volstrekte ongeïnteresseerdheid in een leven over de dood heen én het contact zoeken met overledenen - bestaan goeddeels onverbonden naast elkaar. Goeddeels, want er zijn ook telkens weer wetenschappers die een ander geluid laten horen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de Zwitserse psychiater E. Kübler-Ross bekend door haar boek over stervensbegeleiding, met de bekende indeling in de fasen van het ziekteproces. In het verlengde daarvan heeft ze zich bezig gehouden heeft met bijna-doodervaringen. Enkele jaren geleden heeft onze landgenoot Pim van Lommei, cardioloog, een boek gepubliceerd, waarin hij ook ingaat op deze grenservaringen (Eindeloos bewstzijn. Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring, Kampen 2007). Dat boek beleeft de ene druk na de andere. Mensen vertellen wat zij meegemaakt hebben in de tijd dat ze bewusteloos waren. De bijna-doodervaringen - zoveel is wel duidelijk - laten zien dat er meer dingen tussen hemel en aarde zijn dan die wij kunnen verklaren. Hoe zit dat met onze ‘ziel’?

In wetenschappelijke kring gaat men met schouderophalen aan mensen als Kübler-Ross en Van Lommei voorbij, maar het bevredigt vele mensen niet. Ze missen dierbare overledenen en vragen zich af waar zij zijn en hoe het hun vergaat. De gedachte dat die overledene helemaal weg is, alsof hij of zij nooit had bestaan, heeft iets onverdraaglijks.

Daar komt nog iets bij. Prof. F. de Lange heeft puntig gesteld dat onze gemiddelde levensduur dan wel fors is toegenomen, maar omdat we de eeuwigheid geschrapt hebben leven we per saldo oneindig korter. We hebben immers ‘geen deel dan in dit leven’. Maar in toenemende mate dringt het tot mensen door dat het wel erg leeg en kaal is.

Vandaar dat mensen die overdag in een wereld leven en werken, waarin geen enkele plaats is voor een hemel en men het er ook niet over heeft, met tranen in hun ogen het lied van André Hazes meezingen of naar twee vogeltjes kijken. Hoe stellen zulke mensen zich dat voor, zonder in God te geloven?

WAT IS DE KERN?

Ik ben bewust vrij uitvoerig ingegaan op de culturele situatie, waarin zich de aandacht voor ‘channelen’ - ook op zogeheten ‘paranormaalbeurzen’ - manifesteert. Men wil niet terug naar kerk en christelijk geloof, maar een zoeken naar iets ‘meer’ is er wel. Is dat alleen maar onzin? Nee, dat is het niet.

In de Bijbel wordt de wereld niet ‘onttoverd’, in de zin van: van alle geheimen ontdaan. Het bestaan van andere goden en machten wordt niet naar het rijk der fabeltjes verwezen. We vinden er ook niet de theoretische stelling dat er maar één God, de Schepper van hemel en aarde en de Vader van onze Heer Jezus Christus is. Nee, in het eerste gebod worden we opgeroepen de afgoden te ontvluchten en heen te vluchten naar de HERE. Wij worden daarin niet aangesproken op ons verstand, met als doel dat we het eens worden met de stelling dat we glimlachend onze schouders kunnen ophalen over het geloof in al die goden, bij Assyriërs, Germanen, Grieken en noem maar op. Nee, het eerste gebod gaat ervan uit dat de goden een maar al te werkelijke druk op ons hart en leven uitoefenen. We worden van al die machten alleen vrij in de nabijheid van de HERE.

Zoiets speelt ook, waar het gaat om de vraag of we met de doden contact kunnen hebben. De Bijbel biedt ons er geen theoretische beschouwingen over. Nee, in Lev. 19:31 staat datje de geesten van doden niet mag zoeken en je niet met hen mag verontreinigen. Hoe dat in zijn werk gaat lezen we in 1 Sam. 28. Saul, de man die de waarzeggers uit het land heeft uitgeroeid, zoekt aan het eind van zijn leven een waarzegster op. Hij wil Samuël spreken. Verschijnt Samuël echt aan hem? Wie dit hoofdstuk onbevangen leest, krijgt wel die indruk. Hoe zit dat? De Bijbelschrijver vertelt het ons niet. Wat hij wèl vertelt is dat Samuël alleen maar kan bevestigen wat Saul vreesde. Samuël kan het lot van Saul niet keren; alleen bij de HERE zijn uitkomsten tegen de dood (Ps. 68:21).

ZONDER CHRISTUS

Als het ons verboden wordt contact met de doden te zoeken, is dat omdat ze ons niet kunnen helpen. We maken ons los van de HERE en begeven ons in een sfeer waar de angst regeert. De overste van de macht van de duisternis kan er gloriëren. We zoeken de dood te boven te komen, die we als zondaars niet te boven kunnen komen. Het loon dat de zonde uitbetaalt, is immers de dood (Rom. 6:23).

Geloven dat het goed is met onze gestorven dierbaren, vader en moeder vóór je zien in twee vogeltjes - het ‘aantrekkelijke’ ervan is datje er jezelf bij kunt blijven. Je hoeft niet in God te geloven, en je hoeft al helemaal niet alles van Christus te verwachten. Maar hoe aantrekkelijk is het echt? Als de Heidelbergse Catechismus ertegen waarschuwt dat we geen gestorven heiligen mogen aanroepen (vraag & antwoord 30 en 94), wordt er niet bij gezegd dat dat helemaal niet kan en daarom ook geen enkele zin heeft. Nee, het punt is dan dat ik mijn redding niet bij de HERE zoek. We zijn dwaas als we ons tot mensen wenden, die ons niet kunnen helpen, terwijl Christus ons kan en wil helpen.

WAAR ZIJN ONZE DODEN

Kunnen we nu wel of niet contact hebben met onze dierbare overledenen? Hoe het buiten God-in-Christus om is, hebben we gezien. De doden spreken niet; het ‘channelen’ levert meestal weinig of geen nieuws op. Het is ons niet toegestaan die weg op te gaan, omdat die buiten God-in-Christus om gaat - en we er geen heil van mogen verwachten.

Maar als je denkt aan een dierbare overledene via Christus - wat dan? De hervormde kerkelijk hoogleraar G.C. van Niftrik stelde zichzelf die vraag na het overlijden van zijn vrouw en schreef er enkele boeken over: De hemel en Waar zijn onze doden? Hij kwam bij Christus uit. Als wij het hier op aarde bij Hem zoeken, dan mogen we wéten dat onze in Christus ontslapen geliefden bij God geborgen zijn. Zien ze ons ook? In Hebreeën 11 lezen we van de ‘wolk der getuigen’, die om de gelovigen die de ‘wedloop’ van het leven hebben te lopen, heen staan. Daarbij moeten we volgens de uitleggers niet denken aan een soort tribune in een stadion, maar aan mensen die op die plekken waar de atleet het moeilijk krijgt langs de kant staan en hem of haar met raad en daad terzijde staan.

Zien de overledenen ons, zijn ze bij ons betrokken? Nu, als dat zo is, dan trekken ze de aandacht niet naar zichzelf toe, maar wijzen ze op Christus, de leidsman en voleinder van het geloof (Hebr. 12:2). In het laatste Bijbelboek roepen de gestorvenen ‘onder het altaar’ tot God om een eind te maken aan het lijden op aarde (Opb. 6:9-11). Ze wijzen naar Christus en roepen tot God. Wij moeten hen niet zoeken; we zouden ons alleen maar verontreinigen. Hun stem klinkt luid en duidelijk: het is niet uit met de dood - zoek je heil daarom alleen bij Hem die de dood heeft overwonnen. Bij Christus. Hij is echt de énige troost in leven en in sterven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2010

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

CONTACT MET OVERLEDENEN?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2010

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's