Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG 7

In het heilig Evangelie is ons de Middelaar Jezus Christus geopenbaard. En geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing. Wat, als het volheerlijke Evangelie tot zegen en zaligheid van ellendige zondaren, alle creaturen gepredikt moet worden met bevel van geloof en bekering. „Want dit is een getrouw woord en aller aanneming waarchg.” Zodat wij er door gesteld worden onder de grootste verantwoordelijkheid.

Het is de Goddelijke schenking, waarmee de Heere van dag tot dag tot ons komt. En daarin is alles te verkrijgen, wat wij ten leven en ter zaligheid nodig hebben. Opdat wij door het Goddelijk beloven zouden komen tot het kinderlijk geloven in Jezus Christus. „Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja en zijn in Hem Amen, Gode tot heerlijkheid door ons.” De belof ten Gods zijn ja, in de vernedering van Christus, want de borgtocht die Hij de Vader beloofd had, heeft Hij door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid opgebracht. En Amen in Zijn verheerlijking met Zijn borgtocht, om dat verdiende heil toe te passen. En de prediking van die beloften op Zijn bevel, is Hem tot heerlijkheid door Zijn dienstknechten, als boodschappers van goede tijding. Tot dat verdiende heil, door de enige en algenoegzame of ferande van Jezus Christus verworven, roept de Heere ons ernstig en waarachtig, om te komen tot het geloof dat door de liefde werkt. Want door de verbreking van het Verbond der werken, in Adam is elk mens van nature in de staat des ongeloofs, onder het oordeel des doods en der verdoemenis. En al leven wij door Gods genade op de aarde die vol is van Gods goedertierenheid, dan gaat dat zonder de inlijving in Christus, buiten ons hart en leven om. Zodat de mens er mee blijft die hij is, al heeft hij een rechtzinnige belijdenis. De zondaar moet door de dierbare werkingen van Gods Geest, de afsnijding van Adam en de inlijving in Christus deelachtig worden. En dat is het komen tot roem van Gods genade tot de staat van het geloof, dat door de liefde werkt. En die liefde is niet bijkomstig, zij is de ziel van het geloof, want zond.er die liefde is ons geloof een dood geloof. Waarmee wij hier het historisch geloof niet komen te versmaden, want de Heere wil dat wij het productief maken tot verkrijging van het zaligmakend geloof. Maar al wist Paulus dat Agrippa de profeten voor waarachtig en voor Gods Woord hield, hij kwam er niet verder mee, dan tot dit woord: „Gij beweegt mij bijna een christen te worden.” En toch werd dat nog door de apostel gewaardeerd, als hij zeide „Ik wenste wel van God dat, en bijna en geheel, niet alleen gij, maar ook allen die mij heden horen, zodanigen werden gelijk als ik ben, uitgenomen deze bande.”

Petrus zegt: ‚En wij hebben het piofetische Woord dat zeer vast is,” want het heeft zijn vervulling in het nieuwe testament, zodat het zeer vast is,” en gij doet wel dat ge daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats.” Dat is in de harten des mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan.” (kant.). „En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.”

Maar door het Woord des Geestes is het geworden een komen uit de duisternis dei ongerechtigheid, tot Gods wonderbaar licht, en dat: „van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.” En dat geeft in het geloof een blij vooruitzicht. Maar door dat alles heen staat de nieuwe mens in een hele strijd met de verdorvenheid van de oude mens, die leeft uit het beginsel der ongerechtigheid.

Het is in het leven des geloofs toch een aannemen van Christus en al Zijn weldaden. Bij het licht van Gods dierbaar Woord bekomt het hart in het geloof steeds meer klaarheid in het Goddelijk schenken tot vervrijmoediging in het aannemen. Wat het hart steeds inniger verbindt aan de Heere. En daarin geheel onderscheiden is van het nemen, om de knagende consciëntie er mee gerust te stellen. Maar bij het kinderlijk en gelovig aannemen komt de Heere de bediening van Zijn genade steeds heerlijker te maken in wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing. Zodat de mens er ook steeds meer klaarheid door bekomt in de orde des heils.

De Heere is in alles een God van orde, doch omtrent de orde des heils wel inzonderheid, want dat raakt het geestelijke en eeuwige leven. En wanneer dat voor ons innerlijk leven duister is, dan weet men met recht te spreken uit de eerste beginselen van het leven der genade. En zo werd van Efraïm gezegd „hij is een onwijs kind, daar hij in de kindergeboorte was blijven staan,” want hij stond zichzelf in de weg. Het was bij hem met een duidelijk en krachtig komen tot de onberouwelijke keus om de Heere te vrezen. En vandaar staat in de orde des heils, „wijsheid” op de voorgrond, het komen tot het geestelijk kennen van de Heere, en dat tot verbinding aan de troon der genade.

Een oprecht geloof, dat de Heere door de wederbarende werkingen van Zijn Geest plant in het hart, en wel in de bodem der liefde, die Hij daartoe kwam uit te storten, heeft verscheidene eigenschappen

Het is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik het al voor waarachtig houdt, dat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een zeker vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt. Het gaat hier dus in de eerste plaats om een zeker weten, wat voor velen met recht duidelijk is, daar het zeker weten zo gemist wordt Men klaagt over twijfel en daarvan wordt hier niet gesproken. En wat mag daarvan toch wel de oorzaak zijn? Ja, het is voor menigeen zelfs nog een kenmerk van het ware, te twijfelen.

Het gaat hier om het voorwerp des geloofs en men begint menigmaal bij het onderwerp, het crediet hebben voor zichzelf, dat men al bekeerd is en denkt kind des Heeren te zijn. En als men daarin door zijn consciëntie veroordeeld wordt, houdt men dat voor twijfel, zodat men komt te staan naar meer zekerheid, om in de onbekeerlijkheid des harten voort te leven. Maar de Catechismus stelt de zekerheid van het geloof in het voor waarachtig houden, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft. En zo is het dierbaar Woord des Geestes, dat de gelovige voor waarachtig houdt, de bron van het geloof dat door de liefde werkt. Het staat voor hen vast, het is ten volle zeker, dat zij tot God bekeerd en met Hem verzoend moeten worden, zal het wèl zijn.

De pinksterlingen kwamen door de prediking van het Woord des Geestes tot het geloof dat heilbegerig kwam te vragen: „Wat zullen wij doen, mannen broeders?” En in dat doen des geloofs, gaat het „om de vei diende stiaf te ontvlieden, vergeving onzer zonden te veikiijgen, en zalig te worden.”

En wanneer wij in het geloof uit die volheerlijke heilsopenbaring niet lecht werkzaam zijn en blijven, komen we in vele verwarringen. Want dan gaat het meer om de hemel, dan wel om het heil dat in de Heere is. En zo was het bij de tollenaar in de tempel en bij Paulus, toen hij in het geloof mocht vallen aan de voeten des Heeren. Daarin was de innerlijke overgave aan de Heere. Maar op de weg van het geloof bekomt het hart ook een zeker vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat met alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit louter genade, alleen om de verdiensten van Christus wil. Wat dan ook het gaan op de weg van heiligmaking ten doel heeft.

Wat moest ons oog toch meer gevestigd zijn op de dierbare werkingen van de Heilige Geest, die in Zijn tempel, en dat is in het Woord van Gods heilsopenbaring te verkrijgen zijn. Het is in het geloof een leven uit de bron van het Goddelijk beloven. En dat raakt ook onze vernedering, die de Heere naar Zijn beloften in ons wil werken, om een welgevallen te bekomen aan de straf van onze ongerechtigheid, opdat de Heere zou gedenken aan Zijn Verbond, dat gefundeerd is in de Middelaar Jezus Christus. En Hij is ons, naar het gebod des Vaders, door de werkingen van de Heilige Geest, als waarachtig mens, in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Hij heeft in het geloof geleefd, geleden, gestreden, om de daad der zonde te bewenen en de straf der zonde te dragen tot in de vloekdood des kruises. Zodat Hij, het hoofd buigende voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid, Zijn geest gaf m de hand des Vaders.

En zo heeft Christus de genade des geloofs verworven om te vragen: Heere, wat wil Gij dat ik doen zal? Om in de liefde des geloofs onze zonden te bewenen, met bekentenis de eeuwige dood verdiend te hebben. Om zo tot eer van Zijn naam gesteld te mogen worden in de zegen van Zijn reddende liefde.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's