Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele aspecten van de bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele aspecten van de bekering

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

In het Nieuwe Testament worden twee woorden gebruikt: metanoia en epistrofè. Bij de Grieken betekende het woord metanoia: verandering van gedachten, tot inkeer komen, berouw hebben, terwijl "epistrofè" meer nadruk legt op terugkeer. In het algemeen worden deze woorden echter wel in gelijke betekenis gebruikt. Het is, volgens Pop, onjuist aan het ene woord een andere waarde toe te kennen als aan het andere. Dikwijls zijn zij synoniem: beide bedoelen de algehele omkeer van de gehele mens over de hele lengte en breedte van zijn leven.

In het leven der wedergeboorte is sprake van verandering, vernieuwing van de levensweg: "In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden, en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt, die boos was, goed wordt, die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt" (D.L. hfdst.III, IV, art. 11).

Uit de verborgen wedergeboorte komt de bekering openbaar. Er ontstaat een omslag in het denken en verandering in levensopenbaring waarin deze innerlijke verandering voor de dag komt. Bekering is dus een zaak van het hele leven, de binnen-en buitenkant is erbij betrokken. Ware bekering wordt zichtbaar, merkbaar. Dan geldt Paulus' woord: "Gij zijt geheel anders". Ze gaat gepaard met zelfverloochening en de vraag: "Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal". Ze houdt in een navolgen van Christus. Ze is een bewandelen van de smalle weg die ten leven leidt. Het is kortom een leven des geloofs, een leven dat op God gericht is. Er is in het leven van de christen een strijd, een geestelijke strijd tussen vlees en geest, oude en nieuwe mens. Die strijd blijft het leven lang. Calvijn zegt van deze strijd: "Deze vernieuwing wordt niet in één ogenblik of dag of jaar volbracht, maar door voortdurende, ja, soms langzame voortgang doet God de verdorvenheden van het vlees in zijn uitverkorenen teniet.

Hij reinigt hen tot ware zuiverheid, opdat zij zich heel hun leven oefenen in boetvaardigheid en weten dat deze krijgsdienst pas bij de dood zijn einde vindt" (Inst. III, 3, 9).

Zo betekent de wedergeboorte, zoals ze verwoord wordt in artikel 24, een onszelf verloochenen, ons kruis op ons nemen en Christus volgen. De Heid. Catechismus omschrijft dit leven als afsterving van de oude mens en een opstanding van de nieuwe mens. Ze bestaat dus uit een leedwezen vanuit het hart, dat wij God vertoornd hebben door onze zonden, waardoor de zonden onze vijanden worden en we ze gaan haten en vlieden en anderzijds is het een vreugde vanuit het hart in God door Christus en lust en liefde, om naar de wil Gods in alle goede werken te leven.

Onder "oude mens" verstaat de Catechismus de verdorvenheid die ons van nature eigen is, die we bij onze geboorte meebrengen en die de mens ook nadat hij genade heeft ontvangen, altijd aanhangt. Ze wordt "mens" genoemd, omdat ze zich over de hele mens uitstrekt. Die oude mens, dat oude leven, is op de aarde gericht, op het hier en nu, begeert de aarde en het vlees te dienen, verzet zich tegen God en goddelijke zaken. Paulus zegt: "Het onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook niet". Het is het leven van ons natuurlijk bestaan. Maar die oude mens, die macht die zich tegen God verzet en zich om God niet bekommert, moet verbroken worden, moet sterven, ondergaan. Dat wil zeggen: Ze moet haar invloed, leven, kracht hoe langer hoe meer verliezen. Daarnaast is het in het hart van de wedergeborene een nieuw beginsel, een nieuwe mens, zoals de Catechismus dat aanduidt. Zo werken er in het hart van de tot God bekeerde twee beginselen: die oude mens, die inklevende verdorvenheid en die nieuwe mens, dat beginsel dat weer op God gericht wordt. Dat nieuwe beginsel, die nieuwe mens is vrucht van de Heilige Geest. Alles wordt nieuw, er komt een nieuwe liefde tot God en de naaste, nieuwe kennis van God en naaste en zichzelf De wereld gaat er anders uitzien, er komt een nieuwe haat en afkeer tegen de zonde en de ongerechtigheid, maar ook een nieuwe lust en liefde om, kon het zijn, naar de wil Gods volkomen te leven. Er komt een nieuwe verwondering, over Wie God is en blijft, over het werk van Zijn handen in de natuur en in de genade. Er komt een nieuwe hoop. De oude mens richt zijn hoop en verwachting op de aardse zaken, maar de nieuwe mens gaat beleven: "Ik hoop op Zijn Woord".

Alles wordt nieuw: "Die in Christus is, is een nieuw schepsel, het oude is voorbij gegaan, het is alles nieuw geworden". Welk een eeuwig, onbevattelijk wonder is het wonder van de bekering. Onze vaderen spreken van de wederoprichting van de gevallen mens. Er ontstaat een droefheid, die van God komt en zich naar God uitstrekt, maar ook een lust en liefde die God tot doel heeft, en beide zaken komen voort uit het hart. Deze droefheid en vreugde mag in trap en mate verschillen, naar gelang het licht van de Goddelijke genade schijnt in het hart, maar ze wordt bij allen gevonden. Soms overheerst de droefheid, dan weer de vreugde.

Paulus zegt dat deze zaken zelfs gelijktijdig in het hart kunnen zijn: "Droevig te zijn en toch blijde", niets hebbend en toch alles bezittend, arm en toch rijk".

De Catechismus spreekt van een hartelijke droefheid èn vreugde, maar ook van een hoe langer hoe meer afsterven en de zonden haten en vlieden èn lust en liefde naar Gods geboden te leven. Gods genade doet haten, vlieden èn beminnen en liefhebben. De zonde haten, dat is haar weg willen hebben, haar niet meer kunnen verdragen, haar vijand worden. Waarom dat haten? Omdat in de bekering tot God het karakter van de zonde gezien wordt. God de Heilige Geest toont ons wat de zonde werkelijk is. En wie dat ziet, kan er niet meer mee in vrede leven, die krijgt er een innerlijke afkeer van. Christus' vijanden zijn ook de vijanden van de christen. De Catechismus spreekt ook van een vlieden, dit is smeken om voor de verzoeking van de zonde bewaard te blijven, dit is in de kracht Gods afstand te doen van de zonde, dit is veel de toevlucht te nemen tot het alreinigend bloed van Christus, dit is de dichter nazingen: "Wend, wend mijn oog van d'ijdelheden af, opdat ik mij niet van Uw paan moog' keren". Het is opmerkelijk dat de Catechismus spreekt van "hoe langer hoe meer"; dat wijst niet alleen op een proces, het wijst ook op strijd. Calvijn wijst erop dat aan deze krijgsdienst geen einde komt dan door de dood.

Laten we nu nagaan hoe Calvijn het leven der bekering aanwijst en typeert. Het mag ons niet ontgaan, dat hij stelt dat onder het woord "boetvaardigheid" de gehele bekering tot God begrepen wordt. "Daarom", zo zegt hij, "kan van de boetvaardigheid (poenitentia) deze bepaling gegeven worden dat ze is een ware bekering van ons leven tot God, die voortkomt uit een oprechte en ernstige vreze Gods, en die bestaat in de doding van ons vlees en de oude mens en in de levendmaking des geestes" (Inst. III, 3, 5).

De prediking van profeten en apostelen, had tot doel "dat de mensen, ontsteld door hun zonden, en getroffen door de vrees voor het oordeel Gods, voor Hem, tegen Wie zij gezondigd hadden, zouden nedervallen en zich verootmoedigen, en door ware bekering zich weer zouden begeven op zijn rechte weg". Daarom, zo stelt Calvijn, worden de woorden "zich bekeren" of terugkeren tot de Heere, tot inkeer komen en boetvaardigheid betonen door elkaar gebruikt. Om dat leven der boetvaardigheid te kennen is nodig een nieuw hart (III, 3, 6). Anders is het geveinsde boetvaardigheid.

De tweede hoofdzaak voor de rechte boetvaardigheid is, dat ze voortkomt uit een ernstige vreze Gods. Want voordat het hart van de zondaar neigt tot inkeer, moet het door de gedachte aan Gods oordeel worden aangezet. Calvijn wijst dan op de noodzaak van de prediking van oordeel en gericht. Hij noemt dan de voorbeelden Jeremia (4:4) en Paulus (Hand. 17). En daar de bekering begint bij de afschuw en haat jegens de zonde (vanwege haar aard en uitwerking, v.d. H.), maakt de apostel de droefheid die naar God is tot een oorzaak der boetvaardigheid. De prediking van oordeel en gericht mag niet ontbreken. Ze is noodzakelijk. "De slechtheid in onze aard dwingt God tot de strengheid, die Hij in het dreigen gebruikt, want tevergeefs zou Hij vriendelijk aanlokken hen, die slapen."

De derde zaak die Calvijn in verband brengt met de boetvaardigheid is, dat de boetvaardigheid uit twee delen bestaat, namelijk de doding des vleses en de levendmaking des Geestes. Het Woord doding leert, hoe moeilijk het is de vroegere natuur te vergeten; want hieruit maken wij op, dat wij op geen andere wijze gevormd worden tot de vreze Gods en de beginselen der vroomheid leren, dan wanneer we, door het zwaard des Geestes met geweld geslacht, tot niets worden (III, 3, 8). Zo komt Calvijn tot de uitspraak: "In één woord gezegd, ik versta onder boetvaardigheid de wedergeboorte, die geen ander doel heeft dan dat Gods Beeld, dat door Adams overtreding bezoedeld en bijna uitgewist was, in ons hersteld wordt (III, 3, 9).

Hardinxveld-Giessendam,

ds. B. v.d. Heiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

Enkele aspecten van de bekering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1991

De Saambinder | 12 Pagina's