Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Synode van Middelburg 1581

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Synode van Middelburg 1581

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Langdurig heeft de Synode zich beziggehouden met de kwestie Coolhaes. Het betrof hier zaken die zowel de belijdenis als de kerkorde aangingen. In woord en geschrift gaf deze Leidse predikant uiting aan gevoelens, die niet overeenkwamen met de Gereformeerde leer en -orde voor het kerkelijk leven.

Geboren in Keulen, waarschijnlijk in 1536, had Caspar Coolhaes zich als jonge man laten opnemen in de orde van de Karthuizer monniken. Toen hij tot de hervorming overging, was hij eerst lutheraan, maar voegde zich later bij de calvinisten.

Na enige Duitse gemeenten gediend te hebben en ook de gemeente van Deventer, werd hij in 1574 predikant te Gorinchem. Zeer spoedig werd hij beroepen te Leiden. Op de dag van het ontzet, 3 oktober 1574 kwam hij te Leiden aan. Op 8 februari 1575 opende hij de nieuwe universiteit met een feestrede. Tot de komst van de eerste hoogleraar gaf Coolhaes college over de brief aan de Galaten(!).

Dwalingen.

In het kort samengevat komen Coolhaes' dwalingen op het volgende neer:

a) hij ontkende de eenheid tussen het Oude- en Nieuwe Verbond en verklaarde dat de kinderen der ongelovigen t.o.v. de zaligheid gelijk te stellen waren met die der gelovigen. Daarbij stelde hij niet te weten of de kinderen der ongelovigen van zichzelf wel buiten Christus waren;

b) God had alle mensen het vermogen gegeven de aangeboden genade aan te nemen. Hierin is hij als een voorloper van de Remonstranten te beschouwen; c) de werken van heidenen, joden of christenen - gelovig of niet - konden in zichzelf Gode behagen.

Coolhaes was verder afkerig van dogmatische formuleringen, verwierp het kerkbegrip van Calvijn, wilde van de geldigheid van de belijdenisgeschriften niets weten en begeerde vrijheid van geloofsovertuiging. In zijn Lutherse tijd was in Duitsland al aanmerking gemaakt op „allerlei vreemde, duistere, bijna gevaarlijke en soms heel verwerpelijke uitdrukkingen", door hem gedaan.

In strijd met de kerkorde.

Coolhaes had ook een afkeer van de kerkorde. Daarover kreeg hij al in 1578 onenigheid met zijn medepredikant P. Comelisz. Zo stelde Coolhaes o.a. dat de predikanten dienaren waren van de christelijke overheid en dat deze overheid invloed mocht uitoefenen op de samenstelling en de handelingen van de kerkeraad.

Hij stond in deze achter de visie van de Zwitser Gwalther, die stelde, dat:

a) in plaatsen waar eein christelijke overheid is, behoort er geen aparte kerkeraad te zijn; ook behoren daar geen ouderlingen te zijn; b) getrouwe dienaren zullen ieder tot het Woord laten komen en dus ook tot het H. Avondmaal. Ieder eet en drinkt voor zichzelf en niet voor een ander. Dus: een open Avondmaal, waarbij geen tucht werd uitgeoefend; c) het komt de dienaren niet toe uit de gemeente des Heeren uit te sluiten ofte bannen. Dit recht komt alleen Christus toe; d) de christelijke overheid heeft de beide tafelen der Wet te bewaren, te straffen met uiterlijke straf.

Hier stemde de Leidse magistraat volgaarne mee in. Men vreesde een dictatuur van de Gereformeerde kerkeraden.

Conflict te Leiden.

Spoedig kwam dus de Leidse overheid in conflict met de kerkeraad (behalve Coolhaes). Zij weigerde de toestemming tot het bevestigen van alle 24 gekozen ouderlingen. In samenwerking met Coolhaes benoemde de overheid 22 nieuwe ouderlingen. En zij beriep ook een nieuwe predikant n.l. Hallius. De eerder genoemde predikant P. Comelisz. weigerde in de nieuwe kerkeraad zitting te nemen. Ook koos de gemeente diens zijde.

Zelfs de Prins van Oranje en de Staten van Holland mengden zich in deze zaak. Zij bevalen dat Coolhaes het preken zou staken, maar de Leidse overheid beval hem er mee door te gaan. Uiteindelijk kwam er verzoening tot stand door bemiddeling van Ysbrand Baick, predikant uit Antwerpen.

Maar daarmee was de zaak kerkelijk de wereld niet uit. Er was door Coolhaes dogmatisch en kerkrechtelijk te veel overhoop gehaald. Bovendien had hij zijn boeken zonder toestemming van de classis uitgegeven. En dat was in strijd met Art. IV, 3 van de besluiten van Dordrecht (1578). De zaak werd dan ook aanhangig gemaakt op de Synode van Middelburg.

Op de Synode.

Coolhaes was afgevaardigde naar de Synode van het ressort Midden-Holland. Maar op het gehouden appèl ontbrak hij. Op de eerste volle vergaderdag ging er al een brief naar Leiden, waarin hij opgeroepen werd te komen. Hoewel de magistraat hem verbood te gaan, verscheen Caspar op 10 juni toch ter vergadering.

Eerst werden de afwijkingen van de belijdenis ter sprake gebracht. Na veel overleg onderte­ kende Coolhaes de 5 stellingen, die de Synode tegenover zijn opvattingen had opgesteld. Zo hield de vergadering ten volle vast aan het feit dat het „aanneinen van de aangeboden genade alleen mogelijk is, wanneer God met Zijn Geest verlicht en in genade ontvangt". De onmacht van de mens ten goede en de soevereiniteit van Zijn genade werd beleden. En tevens: dat, wat uit het geloof niet is, zonde is. Er zijn dus geen op-zichzelf-goede werken. De Synode stond pal voor de leer der vrije genade.

Na de belijdenis: de kerkorde. Ook nu stelde de Synode 5 punten op. Hierin wees de Synode het open-Avondmaal af, kerkelijke censuur was er bij nodig. Bovendien moest ieder de kerkelijke besluiten voor bindend houden, zolang ze niet veranderd waren. Dat gold ook voor een overheid, die de gereformeerde religie belijdt. Die behoorde de kericelijke besluiten te bekrachtigen en met haar gezag voor de uitvoering ervan zorg te dragen (zie ook art. 36 N.G.B.). Het werk van de kerkeraad maakt geen inbreuk op de burgerlijke jurisdictie (= rechtsmacht, rechtspraak). Zelfstandig zoekt het pastoraat een eigen weg.

Tenslotte legt de Synode ook vast, dat, wie verklaart het eens te zijn met Gods Woord en de geloofsartikelen, maar ze niet uitlegt overeenkomstig deze belijdenis, van het H. Avondmaal moest worden geweerd.

Opnieuw tekende Coolhaes. Maar wie zou verwachten, dat het hiermede ten einde was, vergist zich. Want wat Caspar in zijn boeken geleerd hard, was nog niet herroepen. Daarom werd ter Synode een stuk voorgelezen, waarin zij uitsprak, dat zij zijn boeken had verworpen en dat hij eigenlijk behoorde geschorst te worden. Indien hij echter schuld beleed, zijn boeken terugnam en beloofde voortaan Schriftmatig te leren, werd hem vrede beloofd. Hij moest dan wel de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de kerkorde onderschrijven en zich daaraan onderwerpen. En deze verklaring moest in de classis Leiden worden voorgelezen.

Coolhaes vroeg - en kreeg tijd om zich te beraden. Maar de volgende dag, het was inmiddels 17 juni, kwam hij in de Synode terug met een protest tegen wat de Synode vroeg. Hij tekende niet.

Tot het eind toe heeft de vergadering met zeer veel geduld gepoogd Coolhaes van zijn ongelijk te overtuigen. Maar deze weigerde te buigen en verlangde dat zijn zaken door de burgerlijke overheid werden afgedaan.

Tenslotte droeg de Synode vier'omliggende classes op, n.l. van Delft, 's-Gravenhage, Haarlem en Leiden, de zaak af te handelen. De deur bleef op een kier. Alleen als Coolhaes zich niet wilde conformeren, moesten de classes tot excommunicatie overgaan, met afkondiging in de kerk te Leiden. Dit is na langere procedures ook inderdaad geschied.

Meerdere werken heeft Coolhaes in zijn latere jaren nog gepubliceerd. Daaruit moeten we concluderen, dat hij aan zijn oorspronkelijke opvattingen vasthield. Zo was ook zijn laatste werkje (1610) nog één pleidooi voor 't gezag van de staat over de kerk.

In die tijd voorzag hij zelf in zijn onderhoud n.l. met likeurbranden. Hij wilde het tractement, dat hem toegekend bleef, niet aanvaarden, als hij zelf in zijn levensonderhoud kon voorzien.

Ook in deze zaak stond de Synode pal voor de handhaving van de belijdenis op Gods Woord gegrond. Maar tevens voor de doorvoering van een Gereformeerde kerkstructuur voor de Nederlandse kerken. Met grote beslistheid, al is het ook met veel lankmoedigheid, heeft zij bei- 1 de gehandhaafd. Daarom heeft Middelburg 1 1581 in 1981 nog veel te zeggen.

VI.

Ds. H. Paul.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 1981

De Saambinder | 8 Pagina's

De Synode van Middelburg 1581

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 1981

De Saambinder | 8 Pagina's