Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIBLIOGRAFIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIBLIOGRAFIE

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Brochures 1887

1. H. de Cock, De Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerenden) in hunne overeenstemming en in hun verschil. Groningen: GJ. Reits, 1887; 28 p.

Hel. de Cock (1824-1894) was van 1854 tot aan zijn dood als docent verbonden aan de Theologische School te Kampen. In deze brochure geeft hij een beoordeling van de doleantie. 'Ik had, toen ik mij tot schrijven zette, geen ander doel dan om onze gemeenteleden en de ambtsdragers in de gemeente in te lichten en ook hen die in deze dagen het Synodale juk afwerpen.' (p. 26). Hij begint met de veronderstelling dat, ondanks de eenheid in de belijdenis en kerkregeling, de vereniging van alle gereformeerden 'vooreerst nog wel tot de vrome wenschen zal blijven behooren'. Hij behandelt het vraagstuk 'ware en valse kerk', in reactie op wat A. Kuyper in zijn Tractaat van de Reformatie der kerken (1883) beweerde over en tegen de Afscheiding. Het Tractaat ziet hij als het plan dat in 1886 nauwkeurig is uitgevoerd. Naar aanleiding van de overgang van jhr. mr P J. Elout van Soeterwoude naar de afgescheidenen (p. 4-7), en Kuypers ontwijkende reactie daarop, gaat De Cock na of de redenering die het Tractaat volgt ook opgaat voor individuele kerkleden.

Volgens Kuyper is afscheiding van de plaatselijke kerk niet nodig en is het voldoende als gemeenten zich van het hiërarchische kerkverband losmaken, terwijl in 1834 juist de gelovigen het kerkgenootschap verlieten, net als Elout dit recentelijk deed. Hier ligt het belangrijkste verschil volgens De Cock. Vereniging is dus alleen mogelijk als de afgescheidenen terugkeren tot de gezuiverde Nederlandse Hervormde Kerk of als de dolerenden zich van de synodale kerken afscheiden. Dit laatste is feitelijk al gebeurd: dolerenden zijn geschrapte hervormden, wat men ook beweert. Zij zijn geen dolerenden in 17e eeuwse zin, want die hadden de kerk aan hun kant en onttrokken zich slechts aan tijdelijke indringers, in afwachting van de volgende synode. Thans echter beschermt de synode de dwaalleraars en is het de kerk zelf die vervolgt. In die valse kerk zitten nog wel levende leden van Christus, zoals men die ook in de Roomse Kerk kan vinden. Maar dat is de vraag niet. Van belang is de vraag, of die leden en gemeenten wel daar zitten waar ze behoren, of zij zich moeten afscheiden van hen, die niet van de kerk zijn. De leden bijvoorbeeld van de

Amsterdamse hervormde gemeente kunnen protesteren tegen de leer die hun predikanten brengen, maar door het kerkverband staan de 'Hervormde kerken' machteloos. Daarom is afscheiding van het genootschap geboden.

De dolerenden erkennen de Christelijke Gereformeerde Kerk niet, maar De Cock geeft toe dat ineensmelting wel zal volgen als blijkt dat 'het gereformeerde element bij beide het voorheerschende is' (p. 20). Het onschuldige Reglement van 1869 zal geen blijvende hinderpaal vormen. De schrijver drukt het af (p. 21-23) en verbaast zich over Kuypers opwinding over het vermeende gewicht ervan. De dolerenden wensen niets anders, dan dat de Christelijke Gereformeerden weer zullen toetreden tot het gezuiverde kerkverband (Rotterdam wordt hier als voorbeeld genomen). De Cock is het met Gispen eens: dr. Kuyper is ook politiek partijhoofd. De listige adviezen die door hun leiders aan de dolerenden gegeven worden (namen der dolerenden niet openbaar maken, nooit lidmaatschap opzeggen, blijven meestemmen over het beheer e.d.) zijn politiek gesteld. Christelijke gereformeerden moeten oppassen voor de propaganda in De Heraut, De Boodschapper, De Hoop en De Vriend van Oud en Jong. Toch is deze kerkelijke beweging ook verblijdend: de mooie woorden worden eindelijk eens in daden omgezet.'Moge het blijken, dat zij uit God is...' (p. 27).

2. Ploos van Amstel, J.J.A., Hoe komen wij tot vereeniging met de Christelijke Gereform. broeders? , Leeuwarden, A. Jongbloed, [1887], 16 p.

In deze brochure (volgens BLGNP EU verschenen in 1887) vraagt Ploos van Amstel (1835-1895), de piëtistische doleantie-predikant uit Reitsum, begrip voor de aarzelingen van de dolerenden om zich direct te verenigen met de Christelijke Gereformeerde Kerk. 'Ik heb de Christelijke Gereformeerde broeders lief, zegt hij (p. 3), maar vereniging is alleen mogelijk op deugdelijke gronden. Eerst moeten alle beletselen uit de weg geruimd worden. Daar waar dolerende kerkeraden gevormd worden, zullen die slechts een tijdelijk karakter hebben, in tegenstelling tot die uit de Christelijke Gereformeerde Kerk, die de pretentie van een genootschap meedragen. Juist met die genootschapsgedachte kunnen de dolerenden niet uit de voeten. Wat telt is de eenheidsband van de belijdenis, de liefde in Christus. Daarom moet men nooit spreken over 'onze kerk', de kerk is des Heeren. De gemeenten zijn huisgezinnen Gods, alleen gebonden aan Zijn Woord. Het bezit van een belijdenis garandeert nog niets. Nodig is levenseenheid en hartelijk wederkeren tot de belijdenis der vaderen. Daarvoor moeten beide groepen bij zichzelf de gebreken ontdekken, en daarna met 'geheiligd verstand' (p. 12) en stap voor stap ineensmelting

nastreven. Als men de dolerenden tot aansluiting bij de christelijke gereformeerden dwingt, dan breekt daar de brand uit. Sectariërs aan beide zijden zullen niet meegaan, want het sectarisme is duivels. 'De Heere weet, hoe ik twee dingen begeerd heb, eer dat ik sterve: de vrijmaking der kerk; en de vereeniging met de Christelijke Gereformeerden'. Men moet elkaar niet bestrijden, maar samen het goede zoeken. Prof. Hel. de Cock reageerde met een open brief, zie nr. 3.

Tweede druk ca. 1890. Zie ook zijn 'Bede om genezing voor de gemeente in haren kranken toestand', in: Handboekje ten dienste der Ned. Geref. Kerken voor het jaar 1890. Middelburg, 1889, p. 121-146.

3. H. de Cock, Open brief aan den weleerw. zeer gel. heer 7X4. Ploos van Amstel, pred. bij de Ned. Ger. Kerk (doleerende) te Reitsum. Groningen: G.J. Reits, 1887; 16 p.

Reaktie op de brochure van J.J.A. Ploos van Amstel Hoe komen wij tot vereeniging met de Christelijke Gereform. broeders? (nr. 2), afgesloten op 14 juni 1887. De Cock is teleurgesteld, al heeft hij wederkerig de doleerende broeders lief en wenst ook hij vereniging. Vereniging kan men echter niet 'maken', zij moet geboren worden. Uit het leven zelf zal ze moeten voortkomen. Het Tractaat van Kuyper wil de afgescheidenen echter hun geschiedenis en kerkelijke standpunten doen verloochenen. Ook hier stelt De Cock dat de dolerenden zich feitelijk hebben afgescheiden en net zover van de Nederlandse Hervormde Kerk staan als van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Dat de dolerenden meer verantwoordelijkheid voor de achtergebleven hervormden zouden dragen, bestrijdt hij. De Afscheiding was protest tegen leervrijheid en ongoddelijke reglementen. De Christelijke Gereformeerde kerkeraden en de inwendige zending zochten redding van wat verloren dreigde te gaan, niet alleen hervormden, maar ook roomsen, joden en heidenen. Als de dolerenden dat niet erkennen, waarom willen ze dan samen? En als ze dat wel erkennen, waarom dan langer gewacht? Het tweede gedeelte van de brochure (v.a. p. 9) gaat in op de kritiek, dat de Christelijke Gereformeerde Kerk een genootschap is. De Cock vindt, dat de dolerenden door de situatie in de Nederlandse Hervormde Kerk vuurbang zijn geworden voor alles wat zich 'bestuur' noemt. De kerk kan echter niet zonder bestuurlijke lichamen. Synoden en classes hebben volgens de Dordtse kerkorde ook bevoegdheden naar de plaatselijke gemeenten. Volkomen zekerheid dat die hogere besturen besluiten nemen die in overeenstemming zijn met Gods Woord heeft men inderdaad niet, maar die heeft men

bij een kerkeraad ook niet. De gereformeerde kerkorde geeft echter goede waarborgen voor de persoonlijke vrijheden. De Cock is bewogen door de persoonlijke en oprechte toon van Ploos, maar blijft het verdacht maken van de afgescheidenen betreuren. Als de dolerenden zoveel bezwaren hebben tegen de Christelijke Gereformeerden, dan moeten ze die bezwaren toelichten, in plaats van in De Heraut doorlopend op vereniging aan te dringen.

4. G.G. Gijben, Tweeërlei physiognomie of de verhouding tusschen de Christelijke Gereformeerden en de Doleerende Gereformeerden. Met een bijschrift (handelende) over prof. H. de Cock's aanverwante brochure. Amsterdam: J.A. Wormser, 1887; 63 p.

De (vermoedelijk dolerende) auteur woonde in Monster en greep al eerder naar de pen tijdens de doleantiestrijd voor artikelen in De Sprokkelaar, ingezonden stukken in andere bladen, en brochures. Het voorwoord werd afgesloten op 14 april 1887. Van zichzelf zegt hij: 'Ook hebben de levensomstandigheden schrijver dezes er gedurende vele jaren toe geleid, dat hij nauwe voeling kreeg zoowel met de chr. geref. als met de nu doleerende of tot doleeren geneigd zijnde broederen. Daardoor werden wij ook ontheven van een zekere kerkistische bevangenheid, die wij menigmaal bij anderen meenden op te moeten merken'.(p. 14) Het gedeelte p. 1-12 behandelt de kritiek van de dolerenden op de christelijke gereformeerden, terwijl op p. 13-36 de gelaatsuitdrukkingen van beide groepen worden getekend. Deze 'tweeërlei physiognomie'-de kreet komt uit een artikel van ds. G.H. van Kasteel in het blad Het Noorden - veroorzaakt volgens Gijben onnodig veel afstand tussen beide kanten. Het bijschrift (p. 37-63) betreft: H. de Cock De Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitse Gereformeerde Kerken (Doleerenden) in hunne overeenstemming en in hun verschil (zie nr. 1). Gijben schreef later weer over de vereniging, zie nr. 17.

5. [A. Littooij], Brief vim, en antwoord Mn de Ned. Ger. Gem. (Doleerende) te Middelburg, met een woord uit het door ds. A. Littooij gesprokene in het biduur. Uitgegeven ten voordeele van de kas voor em. pred., weduwen en weezen, door de kerkeraad der Chr. Ger. Gem. te Middelburg. Goes: G.M. Klemkerk, 1887; 18 p.

De Christelijke Gereformeerde gemeente van Middelburg ontving in oktober 1887 een verzoek om vereniging van de dolerenden aldaar (praeses ds. P.W J.

Klaarhamer en scriba A.B. Cruq). De contacten waren reeds goed, hetgeen ook mag blijken uit Littooij's eerdere brochure van 5 maart 1887 Openbare brief aan het (Ned. Herv.) classicaal bestuur van Middelburg, naar aanleiding van zijnen openbaren brief aan ds. PJ.W. Klaarhamer, en aan de Ned. Herv. gemeenten in de Classis, Middelburg 1887. De Christelijke Gereformeerde ds. A. Littooij nam het in die brochure op voor de dolerende ds. Klaarhamer, met wie hij verklaarde eenzelfde strijd te voeren. Deze brochure bevat het antwoord op het verzoek van de dolerenden, dat werd besproken tijdens een gemeentevergadering, welke werd voorafgegaan door een bidstond. In die bijeenkomst (nov. 1887) werd dit antwoord (ondertekend door ds. A. Littooij en scriba I. Pouwer) goedgekeurd. De volledige tekst van beide brieven (verzoek en antwoord) is afgedrukt.

6. S. van Velzen, De Vereeniging van alle gereformeerden tegenover den afval van het geloof in Nederland. Leiden: D. Donner, 1887; 72 p.

Prof. Simon van Velzen (1809-1896), docent aan de Theologische School in Kampen, sloot deze brochure af op 17 juli 1887. Hij verklaart lang gezwegen te hebben, maar de twist onder de broeders van beide zijden heeft hem gedrongen tot het schrijven van 'deze bladen'. Met een aantal voorbeelden wil Van Velzen aantonen, dat afgescheidenen en dolerenden steeds dezelfde strijd gestreden hebben: het terugroepen van de Nederlandse Hervormde Kerk tot de gereformeerde belijdenis en kerkregering. Aan de orde komen de 'Acte van Verbintenis', die de afgescheidenen in 1836 ondertekenden (p. 2-3); de houding van de algemene synode der Nederlandse Hervormde Kerk in 1860 ten aanzien van de bezwaarschriften tegen ouderling mr. C.J. van Heusden en diens artikelen in het 'lichtzinnige'tijdschrift De Dageraad (p. 12-26); de behandeling van een vraag aan diezelfde synode in hetzelfde jaar, of de nieuwe kerk van ds. D. Postma in Zuid Afrika tot 'de ware Ned. Herv. Kerk' gerekend kan worden (p. 32-42); de kwestie ds. J.C. Zaalberg (p. 43-44); en tenslotte de adressen aan de Haagse synode in 1842 van de afgescheiden predikanten A.C. van Raalte en C.G. de Moen en uit de Reveilkring (D. van Hogendorp e.a.) om handhaving van de gereformeerde leer en revisie van de reglementen (p. 51-57). Het in 1816 volgens Van Velzen onwettig ingevoerde 'Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden', maakte de kerk tot een godsdienstig genootschap, waartegen afscheiding en doleantie in opstand kwamen. Beide bewegingen streven hetzelfde doel na en zijn daarom al één. De broedertwisten over ondergeschikte zaken

als het 'Reglement van 1869' en de ophef over het stichten van dolerende kerken acht Van Velzen 'voor de Gemeenten des Heeren hoogst nadeelig' (p. 72).

7. D.K. Wielenga, Doleerende kerken, rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat 21 december 1886. Heusden: A. Gezelle Meerburg, 1887; 67 p.

Een tweede druk (64 p.) verscheen nog in hetzelfde jaar. Prof. D.K. Wielenga (1842-1902), sinds 1882 docent aan de Theologische School in Kampen, vergelijkt in deze rectorale rede de huidige 'doleerende kerken' met de gelijknamige kerken in de 17e eeuw (p. 11-23), de Nederlandse Hervormde Kerk sinds 1816 (p. 23-33) en de Christelijke Gereformeerde Kerk (p. 33-51). Hoewel in de 17e eeuw en nu dezelfde zaak verdedigd werd, is kerkrechtelijk gezien de situatie totaal verschillend. De dolerenden van nu kunnen zich met die van toen dan ook niet vereenzelvigen. Zowel de Nederlandse Hervormde als de Christelijke Gereformeerde Kerk beschouwen de dolerenden als afgescheiden, alleen zijzelf houden vol de oude kerk voort te zetten. Hoewel de Christelijke Gereformeerde Kerken buiten het eigenlijke conflict staan, volgen ze de Doleantie, ook plaatselijk, uiteraard met grote belangstelling, omdat het streven aller gereformeerden er mee is gemoeid. In dat licht geeft Wielenga tevens een beschouwing over de Christelijke Gereformeerde Kerk. De laatste twaalf pagina's bevatten de 'fata academia' en 133 'Aantekeningen'.

1888

8. J. van Andel, Houdt wat gij hebt, toespraak gehouden te Assen, ter opening van de Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk, 13 augustus 1888. Winterswijk: H. Bulens, 1888; 15 p.

Na een historische inleiding roemt ds. J. van Andel (1839-1910), Christelijke Gereformeerde predikant te Leeuwarden, het geloofsgoed van Schrift en belijdenis, zoals de Christelijke Gereformeerde Kerk dat wenst te aanvaarden. Met nadruk pleit hij voor het behoud van de Theologische School. Over de Vereniging met de dolerenden zegt Van Andel, dat de kerk moet trachten 'met hare armen (...) alles te omvatten, wat aan hare belijdenis verbonden is, alle gaven, alle krachten, alle broederen' (p. 11).

9. C.M. van Heyzelendoorn, Is het waar, dat het Reglement van 1869 een statuut is? Leiden: D. Donner, 1888; 20 p.[Br. 1243, Br. L 102]

C.M. van Heyzelendoorn, Christelijke Gereformeerde ouderling te Rotterdam, was later afgevaardigde naar de Christelijke Gereformeerde synode in 1891 en 1892. In deze brochure komt hij op tegen de bewering van Kuyper c.s, dat het Reglement van 1869 een 'Statuut' zou zijn, op grond waarvan overheidserkenning is verkregen. Hij loopt de wetgeving op dit punt na en concludeert, dat de Christelijke Gereformeerde Kerk geen staatstoestemming nodig heeft, en dat het Reglement van 1869 door de regering slechts 'voor kennisgeving' is aangenomen. Omdat er van een 'statuut' geen sprake is, moeten de dolerenden van het Reglement geen struikelblok voor de Vereniging maken. De schrijver staat, ondanks zijn bedenkingen, positief tegenover de toenaderingspogingen.

10. [Ph.J. Hoedemaker], De leer en depractijk der afgescheidenen en doleerenden in strijd met de heilige schrift, aangetoond uit de geschriften van W. a Brakel, Borstius, Calvijn, Koelman, Voetius en anderen-, uitgegeven door het hoofdbestuur van de Confessionele Vereeniging. Sneek: J. Campen, [1888]; 46 p.

Van deze titel zijn vier drukken bekend. Vanaf de tweede druk verschenen onder de titel: Hoe oordeelt de Heilige Schrift en hoe oordelen de Gereformeerde Vaderen over Scheiding en Doleantie? De auteur wordt niet vermeld, maar blijkt uit Dr. PhJ. Hoedemaker 1868-1908. Gedenkboek ter gelegenheid van zijn 40jarige ambtsbediening, Leiden 1908, p. 252. In het voorwoord worden drie groepen die zich op de gereformeerde belijdenis beroepen onderscheiden: afgescheidenen, dolerenden en confessionele hervormden. Dat de eerste twee samen als 'ware Gereformeerde Kerken' naar buiten willen treden, stoort de confessionelen. In vraag-en-antwoord-vorm komt een groot aantal bedenkingen aan de orde, met aanhaling van de in de titel genoemde theologen.

11. A. Littooij, Vereeniging van de Nederduitsch Gereformeerden (Doleerenden) en de Chr. Gereformeerden. Middelburg: F.P. D'huy, [1888]; 24 p.

Littooij ontvouwt in deze brochure zijn hoofdbezwaar tegen de dolerenden, namelijk dat zij ach niet duidelijk afzonderen van de Nederlandse Hervormde Kerk. Hierdoor blijven zij verantwoordelijk voor de duizenden modern-hervormde lidmaten (p. 12-14). Met dolerenden die Nederlandse Hervormden blijven wil Littooij niet samen: 'Ik kan er niet aan meedoen, al kost het de

vereeniging, het is mij onmogelijk' (p. 14). Hij wil vooraf weten met wie de Christelijke Gereformeerden samengaan: durft men het 'Kanaan der zichtbare Kerk' aan, of blijft men 'aan de poorten van Babel gelegerd', vatbaar voor allerlei wind van leer? (p. 7-8). De dolerenden noteren iedereen in hun lidmatenboeken, de Christelijke Gereformeerden eisen persoonlijke belijdenis. Zolang het niet duidelijk is, wie de dolerenden onder hun tucht zien geplaatst, is ook het beroepen van eikaars predikanten onmogelijk. Overigens heeft Littooij, na oplossing van dit probleem, goede hoop op vereniging.

12. D.K. Wielenga, 'Stemmen der historie' en het Reglement van 1869. Kampen: J.H. Bos, 1888; 65 p.

Wielenga spreekt liever van hereniging dan van vereniging. In deze brochure gaat hij nader in op de historische en kerkrechtelijke verhouding tussen de Gereformeerde kerken onderling (p. 10-21) en op de verhouding kerk en staat (p. 21-30). Hij gebruikt daarbij veel voorbeelden uit de geschiedenis van de afgescheiden kerken. Vervolgens bespreekt hij uitvoerig het Reglement van 1869, dat volledig is afgedrukt.

1889

13. P.D. de Groot, Verantwoording betrekkelijk mijn overgang van de Christelijke Gereformeerde Kerk tot den dienst des woords in de Nederd. Gereformeerde Kerken. Leeuwarden: A. Jongbloed, 1889 ; 43 p.

Ds. P.D. de Groot (1858-1923) werd na zijn studie te Kampen predikant in de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Naaldwijk op 28 oktober 1888. Te Naaldwijk was in dezelfde maand een Nederduitsche Gereformeerde Kerk ontstaan, die het goed met ds. De Groot kon vinden. Deze gemeente houdt aanvankelijk diensten bij de christelijke gereformeerden, maar er ontstaat wrijving, waarna de dolerenden besluiten zelf te gaan bouwen. Zij beroepen vervolgens ds. De Groot, die daarop zegt wel te willen komen zodra de nieuwe kerk afgebouwd is. Tijdens een vakantie in het Noorden krijgt hij echter beroepen van dolerenden uit Anjum en Rinsumageest. Het beroep naar Rinsumageest neemt hij aan, en daarmee gaat hij over naar de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, die steeds zijn sympathie hadden. Deze stap wordt hem van christelijke gereformeerde zijde verweten, en daarom schrijft hij deze brochure. Het wordt één lange uiteenzetting, waarin hij rekenschap geeft 'van

mijn eigen kerkelijke beginsel'. Het betoog gaat in op het wezen der kerk, het genade-verbond, de roeping der plaatselijke gelovigen, het verschil tussen ware en zuivere kerk en de kerkregering door de ambten (p. 5 t/m 27). Vervolgens komt hij na een korte kerkhistorische beschouwing terecht bij de Afscheiding (p.33). Zijn hoofdbezwaar tegen de chr. gereformeerden is, dat zij door de aanvraag om overheidserkenning in 1839 de weg der reformatie losgelaten hebben en tot kerkstichting zijn overgegaan. Daarom staan volgens hem de dolerenden veel dichter bij wat de Afscheiding oorspronkelijk bedoelde: de ware kerk tot zuivere openbaring brengen. De christelijke gereformeerden hebben dat besef verloren: 'Men pompte wel de dorpen leeg, zocht wel de kracht te concentreren, maar men vergat het goddelijk recht der plaatselijke roeping.' (p. 36). De dolerenden echter handhaven in elke plaats hun rechten op de Nederlandse Hervormde Kerk. De zelfgenoegzaamheid van de afgescheidenen, hun gebeden tegen de dolerenden en de toestanden in Naaldwijk (p. 40 e.v.) zijn hem erg tegengevallen. Hij ontmoette bij de christelijke gereformeerde 'dwingelandjes', die zich vooral om 'de firma eigen kerk' bekommerden. Ook dat bepaalde de stap naar Rinsumageest: 'Voor een gemeente der Christelijke Gereformeerde Kerk, die mij martelde, gaf Hij een volk, aan mij en aan elkander gebonden door de liefde'. Voor een kritische reactie op deze brochure zie nr. 20.

14. A. Littooij, Is vereeniging overeenkomstig de Concept-acte wenschelijk? Middelburg: F.P. D'huy, 1889; 40p.

De eerste concept-acte voor de Vereniging werd door de voorlopige synode der Nederlandse Gereformeerde Kerk te Utrecht 1889 in overweging gegeven aan de synode der Christelijke Gereformeerde Kerk, bijeen in Kampen van 15-18 febr. 1889 (vgl. Handelingen van de synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, gehouden te Kampen 1889, art. 230-270). Deputaat Littooij was betrokken bij twee amendementen tegen de acte, die echter werden verworpen. De akte werd 'voorlopig aangenomen'. Omdat de gehele zaak ook nog plaatselijk besproken moest worden, maakte ds. Littooij na afloop van de synode in deze brochure zijn bezwaren tegen de concept-acte openbaar. De volledige tekst van de Concept-acte, zonder de bijlagen, is afgedrukt (p. 5-10) en wordt daarna stap voor stap besproken. Samengevat is littooij's standpunt: 'Van ganscher harte wensch ik de vereeniging; maar eene vereeniging, waarbij de door God zoo rijk gezegende Christelijke, Gereformeerde Kerk, zooals zij tot dusver bestond, zoo goed als geheel wordt opgedoekt, kan en mag ik niet

wenschen' (p. 5). Omdat volgens Littooij de dolerenden niets, en de christelijke gereformeerden alles moeten inleveren, betreurt hij het dat de concept-acte tot grondslag van onderhandeling is aanvaard.

15. Justus Simpel, Reformeeren, niet separeeren: een woord aan de voorstanders der reformatie. Zwolle: W.J. Berends JJzn., z.j.; 47 p.

Volgens Heraut nr. 585 verscheen deze brochure in 1889. De schrijver is vermoedelijk (volgens een aantekening op een exemplaar in de collectie van ds. Tj. Kuipers) de dolerende ds. D.M. Boonstra (1852-1920). Boonstra was op dat moment predikant bij de Nederlandse Gereformeerde Kerk te Zwolle. In 1891 vertrok hij naar Schiedam, waar hij in 1893 zijn ambt neerlegde en terugkeerde naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Het doel van deze brochure was, volgens het bescheiden voorwoord, 'het beginsel der reformatie voor te staan'. Vooral wordt ingegaan op de verschillende wijzen van reformatie: kerkherstel, afscheiding en doleantie, en hoe de groepen elkaar beoordelen. De schrijver is critisch naar alle kanten en haalt regelmatig geschriften (o.a. van ds. Boonstra!), personen en plaatselijke situaties aan om zijn betoog te verhelderen. Een betoog, dat erop is gericht de gereformeerde belijders niet verder uit elkaar te laten groeien door vereniging met de Christelijke Gereformeerden: 'Beraadt u ernstig voor gij U gaat separeeren van de Kerk en het kerkbestuur, waarin de historische voorzetting der Gereformeerde kerken is' (p. 47).

16. S. van Velzen, De Vereeniging van waarheidsliefde en verdraagzaamheid, rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Theol. School te Kampen. Kampen: G.Ph. Zalsman, 1889; 71 p.

In de voorgedragen rectoraatsrede kwam de Vereniging niet ter sprake. In de later toegevoegde 'Aantekeningen' merkt Van Velzen op, dat hij het 'niet voegzaam' had gevonden, om toen over de geschillen tussen afgescheidenen en dolerenden te spreken. In deze aantekening gaat hij nader in op drie zaken, die volgens hem de vereniging verhinderen: het misverstand, dat men bij elkaar Gods werk niet ziet en afzonderlijke gemeenten in stand houdt, het Reglement van 1869 en de predikantsopleiding (p. 51-66).

Van Velzen drong tevens aan op vereniging in zijn Gelegenheidsrede uitgesproken te Alphen aan de Rijn 8 juli 1888, vermeerderd met eenige aantekeningen met betrekking tot den vroegeren en tegenwoordigen tijd, na den weder-opbouw der

Gereformeerde Kerk in Nederland, Leiden 1888 (p. 50-56).

1890

17. G.G. Gijben, Geen moed verloren! Nog een woord over de hereeniging der wezenlijk Gereformeerde Kerken in ons Vaderland. Leeuwarden: A. Jongbloed, 1890; 56 p.

Deze brochure werd afgesloten in april 1890. Gijben gaat uitvoerig in op de corporatieve ongelijkheid tussen de Chr. Gereformeerden en de dolerenden. De verhouding tussen beide groepen en de Nederlandse Hervormde Kerk krijgt aandacht, waarbij dikwijls Kuypers artikelen uit De Heraut worden aangehaald en geciteerd.

18. F.M. ten Hoor, Afscheiding en Doleantie in verband met het kerkbegrip. Leiden: D. Donner, 1890; 154 p.

Ds. F.M. ten Hoor, predikant bij de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Franeker, schreef in het maandblad De Vrije Kerk (1889, p. 545ev.; 1890, p. 1, 41, 89, 185, 235, 275) de artikelen, die in deze brochure zijn gebundeld. De inhoudsopgave geeft de volgende indeling:1. De stand der kwestie; II. Het wezen der kerk in de Doleantie; III. Opmerkingen over het wezen der kerk in de Doleantie; IV. Vergelijking van de Afscheiding met de Doleantie in zake het wezen der Kerk; V. Het begrip 'valse kerk' in de doleantie; De Hervormde Kerk in het licht van Art. 27-29 van de belijdenis; VII. Theorieën van reformatie.

19. A. Kuyper, Separatie en Doleantie. Amsterdam: J.A. Wormser, 1890; 71 p.

Afgesloten op 16 september 1890. Kuypers bedoeling met deze brochure was, om de kerkrechtelijke gevolgen van de Doleantie in het licht van de Gereformeerde beginselen van kerkrecht te plaatsen. De vier hoofdstuktitels geven een indruk van de inhoud: I. De geïnstitueerde kerk in haar ontstaan, voortbestaan en reformatie; II. De reformatie met opzicht tot de geïnstitueerde kerken; III. De kerkrechtelijke, staatsrechtelijke en burgerrechtelijke gevolgen der beide reformatiën; IV. De Vereeniging.

20. Waarheid of leugen? Korte aantekeningen op de 'Verantwoording betrekkelijk

mijn overgang van de Christ. Ger. Kerk tot den dienst des Woords in de Ned. Ger. Kerken door ds. P.D. de Groot', door een lid der Christ. Ger. Kerk. Amsterdam: F.W. Egeling, 1890; 15 p.

In deze brochure, uitgegeven 'voor rekening van den schrijver', reageert een lid van de Christelijke Gereformeerde Kerk op de brochure van ds. P.D. de Groot (zie nr. 13). Min of meer schertsend gaat hij de argumenten van De Groot na, voorziet ze soms van een weerwoord en zet tenslotte vraagtekens bij diens vermeende martelaarschap te Naaldwijk. De schrijver is op de hoogte met wat in de classis Delft over ds. De Groot en de gebeurtenissen te Naaldwijk is behandeld (p. 10-12). Hij besluit met een verklaring van misnoegen over de politieke taktiek der dolerenden.

1891

21. F.M. ten Hoor, Afscheiding en Doleantie. Een woord tot verdediging en nadere toelichting. Leiden: D. Donner, 1891; 113 p.

Ten Hoor reageert hierin op de kritiek die kwam op zijn eerste brochure van de docenten H. Bavinck en D.K. Wielenga, A. Kuyper (in 'Separatie en Doleantie', zie nr. 19) en Ph.J. Hoedemaker (in diens confessionele maandblad De Gereformeerde Kerk). Inhoudsopgave: I. De kerk uit drieërlei oogpunt? ; II. Het wezen der kerk; III. Het verbond en de kerk; IV. Verschil in beginselen; V. Het kerkbegrip der Afscheiding; VI. Is de Afscheiding gereformeerd? ; VII. Wie heeft zich vergist? ; VIII. Historisch gereformeerd of revolutionair; IX. De kerk als instituut; X. De Afscheiding en de Hervormde Kerk.

22. L. Lindeboom, Waar zijn wij en waar gaan wij heen? Of: wat dunkt u van de concept-acte? Een woord van inlichting waarschuwing en raadgeving aan de Kerkeraden èn aan de leden van de Christelijke Gereformeerde èn van de Ned. Geref. (Dol.) Gemeenten. Heusden: A. Gezelle Meerburg, 1891; 94 p.

Aan de vooravond van de synode van beide kerkengroepen - de brochure dateert van juli 1891 - geeft prof. L. Lindeboom (1845-1933) uit Kampen een uitvoerige beoordeling van de concept-acte, die door deze synoden besproken zal worden. Bijna de helft (t/m p. 41) verscheen reeds eerder in De Roeper tijdens en na de voortgezette Christelijke Gereformeerde synode te Kampen (januari 1889). Naast allerlei procedurele fouten noemt Lindeboom als bezwaar,

dat de gemeenten geen tijd kregen de concept-acte te bespreken. De schrijver vat zijn critiek samen onder drie punten:1. Afscheiding 6f Doleantie ('hét punt'); 2. Erkenning door de overheid, als kerk öf als kerkelijke kas; 3. Opleiding aan een kerkelijke Theologische School, öf aan de universiteit (p. 15). Bij de beoordeling van de acte komen tevens aan de orde de amendementen die reeds zijn behandeld en de reacties in de pers. In zijn 'Besluit' dringt Lindeboom er op aan, dat de kerkeraden en kerkleden hun stem laten horen en dat dolerenden en Christelijke Gereformeerden eikaars bladen moeten lezen en zich niet alleen door eigen mensen moeten laten voorlichten.

23. J J.A. Ploos van Amstel, Het heilige zaad, het steunsel dat overblijft. Leerrede over Jes. 6:13. Gehouden den 7 Sept. 1891 op den vooravond van de Synode der Ned. Geref. Kerken gehouden te 's Hage. Benevens een naschrift naar aanleiding van het besluit inzake 'De Vereeniging'. Leeuwarden: . Jongbloed, [ca. 1891]; 31 p.

Het naschrift (p. 27-31) gaat in op de bereikte overeenstemming met de Christelijke Gereformeerden in sept. 1891. 'Vader Ploos' waarschuwt, dat sommigen misschien menen niet aansprakelijk te zijn voor wat te 's-Gravenhage heeft plaatsgehad. Hij houdt hen voor, dat de synodeleden afgevaardigden zijn van hen die ze afvaardigen; dat het om Gods wil gaat, en die is goed; dat verenigings-gezinden altijd elkaar zoeken en verdragen. Ook neemt deze zaak veel tijd in beslag. Hij vergelijkt de situatie waarin beide kerkgroepen nu verkeren met een verloving, waarin men elkaar leert kennen en liefhebben, om straks des te hechter in het huwelijk te kunnen treden.

1892

24. Een dorpspredikant, De drijfkracht der Doleantie in het licht gesteld, naar bescheiden van enkele Christelijk-Gereformeerden. Brief aan een vriend, ter waarschuwing. Utrecht: J. Bijleveld, 1892; 64 p.

Volgens een aantekening op een exemplaar in de collectie Tj. Kuipers is de brochure geschreven door ds. H. Visch, Nederlandse Hervormde predikant te Waarder, die niet met de Doleantie meeging. Duidelijk is in elk geval, dat de schrijver hervormd is (p. 58-59). Hij tekent het proces van vereniging als een slim spel van 'hoogere politiek' van dr. A. Kuyper c.s., waarbij het doleantiebeginsel wordt ingeruild voor de afscheidingspraktijk. Veel dolerenden zijn

volgens de schrijver misleid. Als plaatselijk voorbeeld wordt vrij uitvoerig ingegaan op de situatie in Noordwijk aan Zee, waar een aantal afgescheidenen doleerden (vanaf p. 18). Bevat veel citaten uit brochures en uit De Bazuin en De Heraut. Ook de concept-acte komt uitgebreid aan bod (p. 28-46) en herhaaldelijk wordt verwezen naar de Nederlandse Gereformeerde synode van 's-Gravenhage (september 1891).

25. Een dorpspredikant, Het kunststuk der Vereeniging nader toegelicht, vervolg van 'De drijfkracht der Doleantie'. Brief aan een vriend. Utrecht: J. Bijleveld, 1892; 24 p.

De dorpspredikant (zie vorige brochure) gaat nader in op de critiek in De Heraut, De Bazuin en De Roeper op zijn eerste brochure. Hij wil aantonen, 'dat op de twee punten, die in geschil waren, de Afgescheidenen niets en de Doleerenden alles hebben toegegeven'. Die twee punten betreffen het beginsel van Afscheiding en het Reglement van 1869, en de schrijver licht zijn mening met veel citaten toe. Alleen het prijsgeven van het woord 'Christelijke' in de naam van de nieuwe kerken, kan als winst voor de dolerenden worden gezien. Ook nu weer is het de schrijver te doen om helderheid voor dolerenden, die geen afscheiding wilden.

26. L. Lindeboom, Mag en zal de Vereeniging doorgaan? Brief aan X, Y en Z, bezwaarde broeders en zusters. Heusden: A. Gezelle Meerburg, 1892; 20 p.

In deze brochure gaat Lindeboom in op de vijf argumenten tegen de Vereniging, die worden genoemd in een bezwaarschrift van de predikanten C. Wisse en F.P.L.C. van Lingen aan de Christelijke Gereformeerde synode van Amsterdam (5 juni e.v., 1892). Vier daarvan verwerpt hij zonder meer. Alleen het bezwaar, dat dolerenden en Christelijke Gereformeerden een verschillende visie op de Nederlandse Hervormde Kerk hebben, deelt Lindeboom (vgl. zijn eerdere brochure). Nu echter eenmaal is afgesproken dat geen van beide partijen zijn beginsel behoeft op te geven, zal na de Vereniging het verschil in methode van reformatie in de praktijk nauwelijks nog een rol spelen. De Nederlandse Gereformeerde kerken hebben toegegeven, dat de achtergebleven hervormde kerkleden geen object van tucht kunnen zijn van de dolerende kerken, zolang zij niet tot die kerken behoren. Als de dolerenden zouden eisen het beginsel van Afscheiding te verloochenen of de Theologische School op te geven, dan zou Lindeboom zich opnieuw afscheiden. Maar daarvan is nu

geen sprake. Hij roept op tot gebed voor de beide synoden en tot verdraagzaamheid en voorzichtigheid bij de Vereniging.

27. J.J. A. Ploos van Amstel, Ter nauwere samenbinding en ter heerlijker openbaring van Gods Gemeente op aarde, naar aanleiding van de vereeniging der Gereformeerde Kerken in Nederland in een kerkverband. Amsterdam: J.A. Wormser, [1892? ]; 35 p.

Ploos van Amstel wil in deze brochure (verschenen na 17 juni 1892) de bezwaren, die bij de vroegere dolerenden nog kunnen leven, wegnemen. In breedsprakige bewoordingen legt hij uit dat niet het behoud van de kerkelijke goederen of de volledige toepassing van het doleantie-beginsel het belangrijkste zijn. Gereformeerden zijn in wezen één en bovendien zijn ook aan Christelijke Gereformeerde zijde offers gebracht: zij hebben hun naam opgegeven. Hij roept op tot dankbaarheid, geduld en zachtmoedigheid jegens elkaar.

28. W. Schock, Geschiedenis der aanvankelijke vereeniging van twee kerkgenootschappen in ons vaderland. [Gedicht] Goes: G.M. Klemkerk, 1892; 22 p.

De Christelijke Gereformeerde predikant ds. W. Schock (1847-1927) uit Amerongen, maakte voor de 'liefhebbers' een gedicht naar aanleiding van de bereikte overeenstemming over de het concept-besluit tot vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde en de Nederlandse Gereformeerde synode in september 1891. (vgl. Acta der derde voorloopige synode van Nederduitsche Gereformeerde Kerken, gehouden te 's-Gravenhage op 9 en 15 september 1891, art. 14, 26, 55 en 56).

Officiële gedrukte stukken op synodaal niveau m.b.t. de Vereniging 1892.

29. Acta van het Synodaal Convent van Nederduitsche Gereformeerde Kerken (Doleerende) in Nederland, gehouden te Rotterdam op 28, 29, 30 juni en 1 juli 1887. Amsterdam: JA. Wormser, 1887; 55 p.

Herdrukt in de Acta van het Synodaal Convent (1887) en van de voorlopige synoden van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (1888-1892), Kampen/Leusden 1985; p 45-97.

30. Stellingen voor de conferentie van deputaten van het Synodaal Convent met de H.H. docenten der Theologische School te Kampen, op 17 November 1887. Amsterdam: JA. Wormser, 1887; 30 p.

Stellingen van: W. van den Bergh (I), A. Kuyper (II, VII en XI), H. de Cock (III en X), D.K. Wielenga (IV en XII), S. van Velzen (V), F.L. Rutgers (VI, VIII en IX).

Herdrukt in Handelingen van de Synoden der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland 1872-1892, Kampen/Leusden 1989; p. 22-54.

31. Aan de Voorloopige Synode der Ned. Ger. Kerken, [door de] Synode der Christ. Ger. Kerk, vergaderd te Assen, augustus 1888, met drie besluiten in bijlage, [5 p.]

32. Concept-acte van ineensmelting der Kerken, te Utrecht en te Assen dit jaar Synodaal saamgekomen. Met twee bijlagen, z.p, 1889, 14 p. Genummerde exemplaren, met opdruk: 'Geheim'.

33. Memorie van toelichting bij de Concept-acte van ineensmelting van de Christ. Geref. en de Ned. Geref. Kerken. Leiden: D. Donner, 1889; 75 p.

Opgesteld door de volgende commissieleden: J.H. Donner, praeses; J. van Andel; A. Littooij; M. Noordzij; H. Bavinck, scriba. Herdrukt in Handelingen van de Synoden der Christelijke Ge/formeerde Kerk in Nederland 1872-1892, Kampen/Leusden 1989; p. 55-128.

34. Rapport aan de voorloopige Synode van Nederduitsche Gereformeerde Kerken, samengekomen te Amsterdam, den 7 juni 1892; van hare Deputaten inzake de vereeniging met de Christelijke Gereformeerde Kerk. Amsterdam:1892; 53 P-

Deputaten inzake de vereeniging met de Christelijke Gereformeerde Kerk zijn op dat moment: K. Fernhout, G. van Goor, A. Kuyper, F.L. Rutgers en J.C. Sikkel.

35. Jb. van Oversteeg, Gecombineerde Lijst van de Nederd. en Christ. Gereformeerde Kerken in Nederland, januari 1892. Amsterdam: A. Fernhout, [1892]; 56 p.

36. Rapport van Deputaten der Gereformeerde Kerken in zake de ineensmelting der plaatselijke Kerken; benoemd in de Generale Synode van 17 juni 1892. Amsterdam, mei 1893, 11 p.

Deputaten: A.F. de Savornin Lohman, F.L. Rutgers, L.H. Wagenaar, D.K. Wielenga. Met drie bijlagen:

Bijlage A: Ontwerp van een besluit, voor de plaatselijke ineensmelting van twee kerken door beide kerkeraden te nemen.

Bijlage B: Ontwerp van de mededeling, die, wanneer de plaatselijke ineensmelting definitief is tot stand gekomen, waarop ook de kerken waar zij reeds voorlopig in werking is moeten wachten, op zegen geschreven, aan de regeering te doen is.

Bijlage C: Ontwerp van de mededeling, die, wanneer de plaatselijke ineensmelting definitief is tot stand gekomen, waarop ook de kerken waar zij reeds voorlopig in werking is moeten wachten, bij gewonen brief aan den burgemeester der gemeente te doen is.

37. Rapport terzake van het verzamelen en ordenen van de gelijkluidende bepaling, door de beide groepen van kerken tot dusver gemaakt, en tot gelijkmaking van de beiderzijds uiteenlopende bepaling, voor zoover daarvan spoedige regeling noodig is', 1893; 61 p.

Deputaten: H. de Cock, J. Hessels, J.H. Feringa (rapporteur).

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1992

DNK | 110 Pagina's

BIBLIOGRAFIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1992

DNK | 110 Pagina's