Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Schotsman van Woubrugge

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Schotsman van Woubrugge

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Het einde van het Examen

De uitgave van het Examen van het Ontwerp van Tolerantie is onverwacht tot een einde gekomen. We willen in dit laatste artikel van onze serie over Alexander Comrie zien hoe dat zo gekomen is. Lang niet alle in de tweede samenspraak genoemde onderwerpen zijn aan de orde geweest wanneer in 1759 de tiende verschijnt. Hoe is dit te verklaren? Tussen professor Van den Honert enerzijds en Comrie en Holtius anderzijds was een steeds scherpere strijd ontstaan over de met de kwestie Van der Os samenhangende leergeschillen. In 1755 was de strijd een nieuwe fase ingegaan.

Toen vroeg namelijk Van den Honert het oordeel van de classis Leiden over sommigen die de rechtvaardigmaking door het geloof wilden 'veranderen' in een rechtvaardigmaking tot het geloof. Uiteindelijk ging hij er toe over, Comrie en Holtius uitdrukkelijk te noemen als de personen die hij op het oog had. De classis verzocht Comrie en Holtius een vriendschappelijke conferentie met Van den Honert te houden. Door ziekte van de laatstgenoemde kon dit niet doorgaan. De beide vrienden dienden vervolgens een 'concept van verzoening' in, maar Van den Honert schreef een missive met grieven over hen. De dood van Van den Honert in 1758 maakte verzoening onmogelijk. Helaas achtte professor J. Lulofs het tijdens het uitspreken van de lijkrede nodig, zich op zeer grievende wijze over de examinatoren uit te laten. Een van hen verdedigde zich tegen de aantijgingen van Lulofs in de voorrede van de tiende samenspraak. Hij deed dat waardig, maar scherp. Hij sprak van de 'bittere galle' die over het Examen was uitgestort. Met respect sprak hij over de vader van de overledene, professor Taco Hajo van den Honert en gaf als zijn mening te kennen dat de overledene zich aanvankelijk onder het rechtzinnige kamp had geschaard, maar dat hij na zijn hoogleraarsbenoeming allengs meer partij had gekozen tegen de ware vromen, wat onder meer was gebleken uit de wijze waarop hij van leer was getrokken tegen Het innige Christendom van Wilhelmus Schortinghuis, dat hij "met alle bitterheid aanviel" (n, 533, 537). In dezelfde voorrede merkte de schrijver over het karakter van de overledene op dat hij was "een woelziek man, die uit hooge verbeelding van zich zelvs, als een rechte bemoei-al, zich in alle twisten en verschillen mengde, in hoope van daar door groote eere te behaalen; hoewe! hy er doorgaans met gescheurde kleederen is afgekomen" (11, 539, 540). Dit zijn inderdaad scherpe woorden. Wie ze ongepast vindt, zeker ten aanzien van een overledene die zich niet meer kan verweren, moet wel bedenken dat de examinatoren met een oprechte en hartelijke liefde waren bezet tot de gereformeerde belijdenis, en dat de wijze waarop Van den Honert hen en hun geschriften tijdens zijn leven had aangevallen, bepaald geen blijk van zachtmoedigheid had gegeven. De examinatoren waren in hun spreken soms scherp, maar hun waren zuiver. motieven

Nu barstte echter een storm van protest los tegen Comrie en Holtius. Het curatorium van de Leidse universiteit en de burgemeesters van Leiden verzochten de Staten van Holland maatregelen te nemen, waardoor de uitgave van boeken die geen kerkelijke approbatie hadden verkregen, ophield. Verder vroegen zij de Staten ervoor te zorgen dat Holtius in elk geval gedeeltelijk zijn pensioen zou kwijtraken. Na de nodige verwikkelingen, waarbij Holtius, die voor de schrijver van de voorrede werd gehouden, nog gelegenheid kreeg zich te verdedigen, besloten de Staten van Holland in 1759 Van den Honert en zijn collega's voor rechtzinnig te verklaren en Holtius volledig verantwoordelijk te stellen voor de gebruikte uitdrukkingen. Zij meenden echter niet te hard met hem te moeten handelen omdat zij zijn handelwijze meer aan drift dan aan andere, kwader, oogmerken toeschreven .... Zonder bijzondere goedkeuring der Staten zou Holtius evenwel geen geschriften over theologische onderwerpen meer mogen publiceren. Hierna besloten de examinatoren hun arbeid aan het inmiddels omvangrijke werk te beëindigen. Het schrijven was hun helaas door de overheid onmogelijk gemaakt.

Aanval en verdediging

In 1755 verscheen van Comrie's hand een klein geschrift, getiteld Bericht nopens de waarsvhuwinge van den Heer JJ.Schultens .... De twee jaar tevoren verschenen catechismusverklaring van Comrie's hand was door velen met vreugde ontvangen, maar niet door allen. Comrie werd om dit werk uitgemaakt voor een twistziek, stijtkoppig en scheurmakend mens. Het was de 'toleranten' bepaald tegen het zere been. Professor J.J. Schultens van Leiden, met wiens vader Comrie zo hartelijk bevriend was geweest, meende een bestrijding van Comrie's catechismus verklaring te moeten geven in een boek van meer dan duizend bladzijden! De toon van Schultens boek is heftig en emotioneel. Comrie gevoelde er geen behoefte aan in het openbaar te reageren. Wel schreef hij aan enkele vrienden een brief waarin hij de tegen hem ingebrachte beschuldigingen weerlegde. Op verzoek van de vrienden is deze brief toch uitgegeven. Het boekje was naar de maatstaven van die tijd klein en kostte twee kwartjes. Het is voor ons vooral van belang omdat er een schat van gegevens in te vinden is over Comrie's levensloop.

De rechtvaardigmaking

Twee werken moeten wij nog noemen. Zij verschenen in 1757 en in 1761 als respectievelijk de Missive .... wegens de Regtvaardigmakinge des Zondaars .... en de Brief over de Rechtvaardigmakinge des Zondaars door de onmiddellyke Toereekening der Borggerechtigheit van Christus. Het eerste boekje telde 74 pagina's. Volgens het voorwoord heeft Comrie nooit bedoeld het te publiceren; het is een persoonlijk antwoord aan een vriend die met Comrie in de pastorie van Woubrugge had geproken over de rechtvaardigmaking en na dit gesprek nog enkele vragen had. De brief was in handen van een zekere M.P. gekomen, die de Missive zó belangrijk vond dat hij haar na verkregen toestemming van de schrijver liet drukken. Het tweede boekje, de Brief, is een langere verhandeling. De oorspronkelijke bedoeling ervan was dat het als ingekomen stuk op de classis Leiden zou komen, omdat Johan van den Honert Comrie en Holtius had beschuldigd van antinomianisme. Toen na een gesprek met Van den Honert de bezwaren konden worden weggenomen, zag Comrie ervan af het stuk aan de classis voor te leggen. Enkele jaren bleef het manuscript liggen in de pastorie van Woubrugge. In 1760 stuurde Comrie het toe aan een belangstellende vriend. Langs die weg kreeg ook de man het in handen die voor de publicatie van de Missive had gezorgd; zonder Comrie erin te kennen stuurde hij het naar de inmiddels bekende drukker Nicolaas Byl in Amsterdam. Zo kwam het op de markt.

Interessant is de vraag of Theodorus van der Groe tegen Comrie heeft willen ageren toen hij rond het jaar 1759 een bnef schreef over de rechtvaardigmaking. In deze brief toonde Van der Groe zich bezorgd over een tendens die hij in zijn dagen waarnam om de noodzaak van de rechtvaardigmaking door het geloof te vervangen door een spreken over een rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Als Van der Groe inderdaad Comrie heeft bedoeld dan heeft hij hem toch in verschillende opzichten misverstaan. Nu is het opmerkelijk dat Van der Groe zijn manuscript nooit naar de drukker heeft verzonden. Honig heeft het vermoeden geopperd dat Van der Groe in 1761 kennis heeft genomen van de Brief van Comrie en toen besloten heeft van publicatie van zijn geschrift af te zien, omdat hij tot de overtuiging was gekomen dat het standpunt van Comrie veel dichter bij het zijne lag dan hij aanvankelijk had vermoed. Overigens is het schrijven van Van der Groe in 1978 alsnog gepubliceerd bij twee verschillende uitgevers en onder verschillende titels, namelijk als De gereformeerde grondteer en als De rechtvaardiging door het geloof.

Levenseinde

Na 1761 is het stil rond Comrie geworden. De stroom van publicaties hield op, al werden zijn werken nog veelvuldig herdrukt, reeds tijdens zijn leven. Zijn gezondheidstoestand werd allengs minder. In 1773 ging hij met emeritaat, nadat hij 38 jaar in

Woubrugge Gods Woord had gebracht. Op zondag 4 april 1773 hield Comrie een korte 'belijdenispredikatie'. Hij was zo verzwakt en ook zo ontroerd dat hij niet in staat was een afscheidsdienst te houden. Comrie verhuisde naar Gouda, waar hij de laatste tijd van zijn leven doorbracht. Aan de Westhaven heeft hij stil en teruggetrokken geleefd. Twee zware slagen hebben hem in zijn levensavond nog getroffen: in februari '73 het sterven van zijn vriend Holtius en in oktober '74 het overlijden van zijn enige dochter Rachel Cornelia. Twee maanden later ging Alexander Comrie op de leeftijd van bijna 68 jaar in in de eeuwige rust. Hij werd ter aarde besteld op de avond (het voorrecht der weigestelden!) van woensdag 13 december in het oude noorderpand van de St. Janskerk.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

De Schotsman van Woubrugge

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1997

De Saambinder | 12 Pagina's