Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Het laatste artikel in Bewaar het Pand beëindigden we met de vraag: Hoe zal „ik” rechtvaardig verschijnen voor God? We spraken daarbij de hoop uit, dat dit voor jullie allemaal persoonlijk een vraag zou zijn. En als het voor jullie persoonlijk nog geen vraag is, dan hopen we dat dit toch een vraag wordt.

Want, we hebben dit ook gesteld, vroeg of laat moeten we toch allemaal voor God verschijnen om rekenschap af te leggen van hetgeen in dit leven geschied is, hetzij goed of hetzij kwaad. Daar komt niemand onderuit. Want we moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus. Rom. 14: 10; 2 Kor. 5 : 10. Zoekt deze teksten maar eens op en leest ze aandachtig na.

In de vraag hebben we het woordje „ik” tussen aanhalingstekens geplaatst. Dat is natuurlijk niet voor niets gebeurd. Het gaat in deze vraag niet over mijn broer of zuster. Het gaat ook niet over mijn vriend of vriendin. Het gaat ook niet over mijn buurman of buurvrouw. Het gaat zelfs in deze vraag niet over mijn vader of moeder. Het gaat, wanneer het oudere en getrouwde lezers betreft, in deze vraag zelfs niet over mijn man of vrouw. Het gaat in deze vraag over een ieder, strikt persoonlijk. Dat kan ik niet genoeg benadrukken. Want deze vraag wordt zo heel gemakkelijk doorgegeven. Als er b.v. iemand gestorven is, dan dringt zich de vraag altijd weer op: Hoe zou het met hem of haar zijn afgelopen? Zou hij of zij voor God rechtvaardig zijn? We zijn dan, door de vraag zó te stellen, ook al gebeurt dit misschien met andere woorden, altijd weer bezig met het lot van een ander. We vergeten dan zo heel gemakkelijk onszelf. En dat vindt de duivel heel best. Hij vindt het helemaal niet erg als je bezig bent met een ander. Als je jezelf maar vergeet. Ik geloof dat Jezus daar ook op gedoeld heeft toen er één tot Hem zeide: Heere, zijn er ook weinigen, die zalig worden? Het antwoord van Hem was toen: Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen (zeg Ik u) zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen, Luk. 13 : 23, 24.

Het komt er dus voor een ieder persoonlijk op aan: Hoe zal „ik” rechtvaardig verschijnen voor God?

Ik weet dat heel velen voor zichzelf nooit deze vraag stellen. Zij willen zich deze vraag ook niet gesteld zien. Zij houden met God geen rekening en met Zijn rechtvaardigheid nog minder. Zij drijven als dode vissen op de stroom van de tijd mee, zo naar de eeuwigheid. Het is heel erg als dit zo is. Ik hoop niet, dat het met jullie zo is.

Ik weet ook, dat er velen zijn, die met deze vraag geen moeite hebben. Dat zijn o.a. de farizeën. Keurige, nette mensen. Ik lees van hen in de Bijbel, dat ze bij zichzelf meenden dat zij rechtvaardig waren en anderen niets achten. Dat zijn dus die mensen, die met hun hoofd boven de werkelijkheid uit leven. Zij zien vanuit hun farizeïstische levenshouding uit de hoogte op anderen neer. Zonden kennen ze niet. Schuld hebben ze niet. Een rechtvaardig God vrezen zij derhalve niet. Want ze hebben, naar dat ze denken, een spaarbankboekje bij God uit staan, vol met deugden en plichten. En daar wagen zij de reis mee naar de eeuwigheid. Doch een ieder, die denkt met zijn „eigen gerechtigheid” God te kunnen ontmoeten, die komt bedrogen uit. Daar kan ook niet genoeg tegen gewaarschuwd worden. Want dat wil er zo in. Men doet er dan zelf wat aan. Men heeft dan zelf de zaligheid, de hemel verdiend. Men zegt dat natuurlijk niet met zoveel woorden ronduit. Maar de achtergrond van het-iemand-zaligspreken-op-grond-van-alles wat hij gedaan heeft en geweest is, is toch altijd de „eigengerechtigheid”. Op deze bedriegelijke grond worden er heel wat mensen gerust gesteld. En heel wat mensen laten zich daarop gerust stellen. Ik hoop niet, dat jullie dit zullen doen, want je komt er bedrogen mee uit.

Dus, jongens en meisjes, laat je nooit wijs maken, dat als je trouw naar de kerk gaat en netjes leeft en alles doet wat je voorgeschreven wordt, dat het dan wel goed met je staat, dat je dan niets te vrezen hebt. Want eerlijk, dat is niet genoeg. We willen hiermede natuurlijk niet zeggen, dat je dan maar niet trouw naar de kerk moet gaan, enz., daar dit dan toch niet helpt. Want dan maak je van deze waarheid een verkeerd gebruik. En dat is vanzelf ook verkeerd. Daar moet ik ook voor waarschuwen. Want de duivel houdt dat menigeen voor. Als er gezegd wordt, datje er met kerkgaan, bidden enz. ook niet komt, dan is de reaktie al heel gauw, dat er dan door ons niets meer behoeft gedaan te worden. En zo is het ook niet. We hebben onze plichten na te komen. Het is niet de „grond” waarop de Heere de zaligheid geeft, maar het is wel de „wfeg„, waarin Hij de zaligheid, naar Zijn vrijmachtig welbehagen, schenken wil.

Ik hoop dat dit duidelijk is.

De vraag nu: Hoe zal „ik” rechtvaardig verschijnen voor God? is niet om jullie bang te maken. Het is een vraag, die uit de „liefde” wordt gesteld. Het is namelijk een vraag, die gesteld wordt door iemand die God liefheeft. Misschien zeggen jullie wel: Dat begrijp ik niet erg, hoe zit dat dan eigenlijk? Nu, dat zit zo: Iemand die God lief heeft, heeft Hem in al Zijn deugden lief. Ik hoop, dat jullie dit begrijpen, als ik schrijf over de deugden van God. Jullie zullen daar wel in onderwezen zijn op de katechisatie. God is een deugden-Wezen. En elke deugd in God heeft betrekking op het volle Wezen van God.

Nu behoren tot het wezen van God ook de deugd van Zijn heiligheid en rechtvaardigheid. Wie nu als een gevolg van de wedergeboorte, ware kennis van God krijgt, krijgt ook kennis aan de genoemde deugden. Men leert dan God kennen als een heilig God. Hij is zo heilig, dat Hij te rein van ogen is dan dat Hij het kwade zou kunnen aanschouwen. God kan dus de zonde niet zien. Daar móet Hij tegen toornen. Dat kan niet anders. Of Hij zou op moeten houden God te zijn. En nu is Hij niet alleen heilig, maar Hij is ook rechtvaardig. Hij móet de zonde straffen. Dat vereist het recht Gods. En daar kan God geen afstand van doen. Of ook ten deze zou Hij op moeten houden God te zijn.

De Romeinen staan bekend als een volk, dat altijd sterk op het „recht” gestaan heeft. Een uitspraak van hen is: Het recht moet zijn loop hebben, al moet de wereld er bij ten onder gaan. Dat is natuurlijk heel sterk gezegd. Bij God echter is het nog sterker. Bij God is het zo: Het recht moet zijn loop hebben, al moet Mijn eigen Zoon er bij ten onder gaan.

Wie nu God liefliceft, heeft Hem in al Zijn deugden lief. Men heeft Hem dus niet alleen lief als een goede God, en als een genadige God, en als een barmhartige God, maar ook als een heilige God, en als een rechtvaardige God.

In het licht van de heiligheid Gods gaat men dan zijn zonde eerst recht als zonde zien. En men heeft dan niet slechts één zonde of een paar bepaalde zonden, maar men heeft er ontzaggelijk veel. Ontelbaar, meer dan het zand op het strand. Men ziet bij zichzelf, in het licht van Gods heiligheid, niet anders meer dan zonde. Men is dan één klomp zonde. Jesaja beleefde daar iets van. Kijkt het maar eens na in het zesde hoofdstuk van zijn profetenboek. Hij kwam daar met de heiligheid Gods in aanraking en toen moest hij zeggen: Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de Heere der heirscharen gezien, Jes. 6 : 5.

Een ieder nu, die echt met de heiligheid Gods in aanraking komt, beleeft daar iets van. Die kan voor God niet bestaan. Want die heilige God, Die alles ontdekt door Zijn Geest, Die is ook rechtvaardig. En naar de onkreukbare deugd van Zijn rechtvaardigheid moet Hij de zonden straffen, moet Hij de zondaar straffen. Als ik schrijf over de onkreukbare deugd van Gods rechtvaardigheid, dan moeten jullie niet denken dat dit een ouderwets woord is, of een term, die men vroeger wel gebruikte en die het nu niet meer doet. Want zo is het niet. Het wil heel eenvoudig zeggen, dat er met de rechtvaardigheid Gods niet geschipperd kan worden. Men kan het er niet mee op een akkoordje gooien. Dat mag misschien op aarde mogelijk zijn, maar dat is het niet bij God.

Doch ik ontdek, dat ik weer moet gaan eindigen. Leest dit stuk maar aandachtig en herleest het zo nodig. Misschien is het één en ander wel wat moeilijk voor jullie, maar het is de moeite echt wel waard.

Weest inmiddels weer hartelijk gegroet van jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's