Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK STAAT en SCHOOL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat schreef Wilhelmus a Brakel?

Het schrijven van een verslag over een gehouden lezing is niet zo gemakkelijk. Menigeen zal tot de slotsom zijn gekomen, dat de krant iets heel anders vermeldde, dan de bedoeling van de spreker is geweest. Ook door bepaalde onderdelen eenzijdig naar voren te trekken, kan een vertekend beeld ontstaan. Dit maant tot de uiterste voorzichtigheid als het gaat om courantenverslagen.

De verslaggever kan er moeite mee hebben juist datgene op papier te zetten, dat tot de kern van het betoog behoort. Daarbij kan vooringenomenheid een rol spelen, zodat hij dingen meent te horen, die hij graag hoort, of ook andersom, dat hij bedoelingen meent te signaleren, waarvoor hij vreest, hoewel ze de spreker vreemd zijn. Ook de haast (de krant moet immers klaar) kan daarbij een rol spelen.

Met het bovenstaande dienen we dus rekening te houden, als we ingaan op gegevens uit een verslag in het R.D. van 6 januari 1978. Het ging over een lezing, door ds. W. L. Tukker, voorzitter van de Gereformeerde Bond, gehouden voor een vergadering van predikanten. Sprekende over de inwendige roeping tot het predikambt, zou hij het volgende naar voren hebben gebracht:

„Toch is er ook een inwendige kant: het formulier zegt: „of gij ook in uw hart gevoelt..." Van hieruit kwam ds. Tukker bij de vijf punten, die Wilhelmus a Brakel noemt ten aanzien van de inwendige roeping. Dit zijn: kennis van eigen bekwaamheid (niet van onbekwaamheid, benadrukte de referent); bijzondere liefde tot Christus; gewillig in zelfverloochening, d.w.z. niet staan naar aards goed, geld of eer. Er is namelijk geen wanstaltiger ding dan een predikant te zijn, die de heilige dingen gebruikt tot zijn eigen interest; en tenslotte: grote lust hebbend tot het werk, waartoe hij al zijn tijd moet opofferen. Dat is de inwendige roeping naar de leer van onze vaderen."

Als het verslag een juiste weergave is, zou dit betekenen, dat de spreker onverantwoord is omgesprongen met hetgeen a Brakel in zijn Redelijke Godsdienst over dit onderwerp heeft geschreven. Als we het eerste punt lezen: kennis van eigen bekwaamheid (niet van onbekwaamheid, benadrukte de referent), dan doen we er goed aan a Brakel zelf eens te lezen.

Deze schreef in het hoofdstuk van de regering van de kerk over hetgeen nodig is het volgende: „Enige kennis van zijn bekwaamheid tot dat werk. Niet alleen, dat hij de Goddelijke waarheden in de grond verstaat, en met een beschouwende kennis zich tevreden houdt, maar dat hij de kracht van die in zijn eigen hart gevoele, en daardoor bekeerd zij, zodat hij uit eigen bevinding daarvan kan spreken, en ook dat hij bekwaamheid hebbe om zijn gedachten wel uit te drukken, en dat zijn stem bekwaam zij om gehoord te kunnen worden. Al moet de beste zeggen: Wie is tot deze dingen bekwaam ? zo moet hij evenwel bewust zijn, dat hij enige bekwaamheid hebbe."

Wat deze bekwaamheid onder andere inhoudt, blijkt aan het einde van het hoofdstuk, als a Brakel daar schrijft: „Was ik overtuigd dat ik enige bekwaamheid daartoe had, zo ten opzichte van de uitwendige kennis, als ten opzichte van geestelijke ondervinding van de wedergeboorte, van geloof, van hoop, van liefde, van heiligheid, van handelingen Gods met de ziel, van de strijd, van verscheidene staten van de ziel, om uit de schat mijns harten oude en nieuwe dingen voort te brengen, en om een ieder naar zijn gestalte aan te spreken, en een ieder in 't openbaar en in 't bijzonder uit eigen ondervinding zijn bescheiden deel te geven, en van hart tot hart te spreken ? " Voegen we daaraan toe, wat er staat in het hoofdstuk over het ambt der herders: „Dat hij hebbe een predikend hart, namelijk ontzag voor God, in Wiens Naam hij predikt, en liefde tot de welstand der zielen, voor wie hij predikt. Dat hij zich gans ontbloot vindt in zichzelf, en levendig overtuigd is van zijn onbekwaamheid in zichzelf, zodat hij niet vertrouwt op wèl gestudeerd te hebben." En ook hetgeen hij over geleerdheid schrijft: „Dit is alles nog nietmetal, zo hij zelf door de HeÜige Geest niet is verlicht en bekeerd, zodat hij de zaken, die hij in het Woord leest, zelf in zijn harf bevindt, dat hij zelf door ondervinding weet, wat bekering, wat bidden, wat geloven in Christus, worstelingen des geloofs, wat listige omleidingen en aanvechtingen des duivels, wat duisterheid, wat verzegeling, wat verloochening, wat doding der zonde, enz, wat dat alles is."

Als 'we dit alles nauwlettend overwegen, dan blijkt kennis van onbekwaamheid in zichzelf evenzeer noodzakelijk te zijn als het zich bewust zijn tot het ambt enige gaven van God ontvangen te hebben. Ook de inhoud van de bekwaamheid ligt niet hoofdzakelijk in de uitwendige kennis en gaven als wel in een bevindelijke kennis van het werk van Gods Geest. En daartoe behoort ook met name: Wie is tot deze dingen bewaam ? Trouwens, wie nu de punten bij de verslaggever eens gaat natellen, die komt maar tot vier. Dat komt omdat punt één is vergeten. Daarom willen we het voor de lezers in zijn geheel uitschrijven: • . ,

1. „Een kennis van het ambt, en wat het inheeft een dienstknecht van Christus, de mond des Heerente zijn, dat grote evangelie te verkondigen, onwetenden de weg der zaligheid te leren, mensen de duivel te ontrukken, en te^ brengen tot Christus; de bedroefden te troosten, tragen op te wekken, afgedwaalden wederom terecht te brengen, geveinsden en tijdgelovigen aan zichzelf te ontdekken; de waarheid tegen de dwalingen te verdedigen, godlozen te bestraffen, ergerlijken te helpen weren van, en uit te werpen uit de kerk, der kerk luister toe te brengen, opdat ze door de heiligheid der belijders zij een eer van Christus; zelf een voorbeeld te zijn, in staat te zijn om rekenschap te kunnen geven wegens de toevertrouwde zielen. Die deze en dergelijke zaken in de grond, en in hun gewicht niet kent, en op zijn hart brengt, hoe kan hij voornemen getrouw te zijn ? Dit moet men kennen, overwegen, gevoelen, zal men bewust zijn van zijn roeping." Tot zover a Brakel.

Het onderwerp, dat ds. Tukker aansneed, leeft in onze dagen in vele gemoederen. In de synodale gemeenten is zelfs een brochure uitgekomen, waarin het instituut van het curatorium het zwaar te verduren heeft gekregen. Die enge banden wil men verbreken. Er zijn heel wat kandidaten voor het leraarsambt, maar er worden slechts weinigen tot de studie toegelaten. Daardoor ziet men nogal eens dikwijls predikanten bij de Gereformeerde Bond verschijnen, die door het curatorium waren afgewezen. Mogelijk kunnen we dit ook zien als een achtergrond van dit onderwerp. Het geeft ons echter wel te denken. Het curatorium is toch uit de nood geboren om in deze afvallige tijden maar niet rijp en groen tot de kansels toe te laten. Om niet te vervallen tot de toestand, zoals die in de Hervormde Kerk in feite is, waar zelfs degenen die misleidende ketterijen leren, niet worden geweerd.

De verborgenheden des harten zijn alleen de Heere bekend. Maar laat ons allen vrezen voor Zijn Goddelijke Majesteit. Voor studenten en reeds beroepen leraren heeft a Brakel een aantal

zeer ernstige vragen gesteld. Mogelijk dat ds. Tukker in zijn lezing ook heeft aangeraden van hem uit het hoofdstuk van de regering der kerk te lezen: XV Een ieder herder heeft zich te onderzoeken of hij gezonden is. XVI Die niet gezonden is heeft te schrikken, en XVII Die zijn zending ziet, zij vrijmoedig en getrouw. En dan eindigen we met de woorden van a Brakel: „Maar is iemand overtuigd van zijn zending, die gebruike zijn zending tot ondersteuning in zijn onbekwaamheid, ..."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

KERK STAAT en SCHOOL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's