Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOT DE MANNEN EN DE MENSENKINDEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOT DE MANNEN EN DE MENSENKINDEREN.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot u, o mannen, roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen. Spreuken 8:4.

Waar de eerste verzen van Spreuken 8 ons zeggen op welke plaats de opperste Wijsheid Haar stem verheft, daar wordt ons nu gezegd tot wie Zij Haar aanspraak richt. Tot u, o mannen, roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen. De opperste Wijsheid komt hier dus nu Zelf aan het woord.

De opperste Wijsheid roept, ja, Zij roept over luid. Iemand die in een diepe slaap ügt verzonken, moet wakker geroepen worden. We slapen van nature allen de slaap des doods. Een Goddelijke stem moet ons van de dood tot het leven roepen. Zo wijst ons dat roepen op de krachtdadige, onwederstandelijke werking der Goddelijke genade. Van dat roepen wordt daarom ook gesproken als van een staan aan de deuren en een kloppen.

De roeping richt zich alzo tot geestelijke dode zondaren, ook de uitwendige roeping waardoor God inwendig roept. Het lijkt de grootste ongerijmdheid om doden te roepen, maar het is het niet. Ezechiël werd geplaatst in de geest'm het midden ener vallei, die vol dorre beenderen was. En de Heere heeft hem gevraagd: Mensenkind, zullen deze beenderen levend worden? En Ezeohiël heeft geantwoord: Heere, Heere, Gij weet het! Tot deze dorre beenderen nu moest Ezechiël profeteren. En God bracht er het leven in. De opperste Wijsheid Zelf heeft gezegd: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu wanneer de, doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven.' Joh. 5:25.

Dan zal het gelden: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op xiit de doden; en Christus zal over u lichten. Ef. 5:14.

De roeping richt zich niet alleen tot de geestelijke doden, maar ook tot Gode vijandige zondaren. Daarom wordt ook over een roepen gesproken. Hij die door God geroepen wordt, is als een dove adder, die de oren toestopt. Hij ziet ook het gevaar niet waarin hij verkeert. Maar hij begeert ook die zaligheid niet waartoe hij geroepen wordt. Hij zegt: Wijk van mij, want aan de kennis Uwer wegen heb ik geen lust. Job 21:14. Daarbij wil de mens uit genade nimmer zalig worden. Hij is een vijand van de vrije genade. En toch, zijn eeuwig zieleheil hangt er van af.

Maar de opperste Wijsheid zal door genade hem. voor genade vatbaar maken. De verheerlijking van Gods genade zal hem dan het grootste wonder worden.

De engelen behoeven niet uit genade zalig te worden. Voor de duivelen is er geen genade. Maar de opperste Wijsheid richt Haar stem tot de mannen en tot de mensenkinderen. Want waarlijk, de engelen neemt Hij niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan. Hebr. 2:16. Tot u o mannen, roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen.

Mannen en mensenkinderen worden hier van elkander onderscheiden. Met mannen worden hier bedoeld mannen van naam. De vrijmachtige bedeling Gods in het natuurlijke leven, heeft rijken en armen van elkander onderscheiden. Maar de opperste Wijsheid roept van de spits der hoge plaatsen : Hoort dit, alle gij volken, neemt ter ore, alle inwoners der wereld. Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm! Ps. 49:2 en 3.

Het zijn wel niet vele rijken, niet vele wijzen, niet vele edelen en machtigen die door God verkoren zijrt, maar er zijn er onder. - De apostel vermaant daarom in 1 Tim. 2 om voor de koningen en voor allen die in hoogheid zijn gezeten, te bidden, want dat is goed en aangenaam voor God, onze Zaligmaker, Die wil, dat alle mensen (dat zijn allerlei mensen) zalig worden en tot kennis der waarheid komen.

Als er verder over mensenkinderen gesproken wordt, drukt dat ook de nietigheid en de broosheid uit. Maar dat doet 't wonder der Goddelijke genade ook weer zo groot worden. Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? Ps. 8:5. Hij is een mens die sterven zal, en een mensenkind, dat hooi worden zal. Jes. 51:12. Hierin zijn rijken en armen aan elkander gelijk. We liggen allen even diep gezonken door Adams val. En al zouden we ook de gehele wereld gev/innen, ^~ we m.oesten schade lijden aan onze ziel, wat zou het ons baten? Niemand zal wat kunnen geven tot lossing van zijn ziel.

Maar de opperste Wijsheid verheft dan ook Haar stem met kracht, zowel tot rijken als tot armen. Zij hebben beiden nodig door hetzelfde rantsoen verlost te worden. De opperste Wijsheid heeft dat rantsoen opgebracht. O, hoe liefelijk is dan toch Haar nodiging! Hoe trekt ze ons van alles af wat buiten het Godbevredigende rantsoen omgaat. De opperste Wijsheid heeft in die eeuwige raad Gods gestaan, waarin tot verlossing van gevallen Adamskinderen geen andere weg te vinden was dan in de dood van Gods veelbeminde Wonderzoon. De opperste Wijsheid heeft Zich van eeuwigheid Borg gesteld. Zij had lust om Gods wil te doen. Zij droeg Gods Wet in 't binnenste Haars ingewands. Aan het kruis heeft de opperste Wijsheid eenmaal geroepen: Het is volbracht!

O, dat dat rantsoen eens volle waarde voor ons kreeg! Het is dat rantsoen waardoor de toorn gestild en het recht bevredigd is. De opperste Wijsheid heeft recht om haar stem zo luide te laten horen. Gevallen mensenkinderen kunnen door de tussenkomst van deze opperste Wijsheid en dat volwichtige rantsoen weer zalig worden. Al wat buiten de aangebrachte gerechtigheid van deze opperste Wijsheid omgaat, is waardeloos voor God. Al ons goed zal geen nut doen ten dage der verbolgenheid, want die gerechtigheid redt alleen maar van de dood.

Er komt een ogenblik voor de zich verloren kennende zondaar, dat in z'n uiterste verlegenheid, als alle gerechtigheden van het schepsel hem ontvallen, de opperste Wijsheid hem luide toeroept dat er bij Haar gerechtigheid is. Och, dat onze oren meer en meer ontsloten werden voor het geroep van de opperste Wijsheid, opdat niets ons zal kunnen bevredigen buiten, die gerechtigheid die ons alleen met God verzoenen kan. Want gewisselijk, in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen. Jes. 45:24.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1960

De Wachter Sions | 5 Pagina's

TOT DE MANNEN EN DE MENSENKINDEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1960

De Wachter Sions | 5 Pagina's