Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEVEN VAN LEZERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEVEN VAN LEZERS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu komt er een vraag, die weer dicht bij het onderwerp komt, dat onze aandacht al enkele weken bezig houdt. Een lezer uit Bleiswijk legde ons het volgende voor: „In no. 41 schrijft u dat Schortinghuis drie namen geeft voor één en dezelfde zaak: „bekering, wedergeboorte en geloof. Nu schrijft u in één uwer artikelen: eerst bekering, dan geloof, dus onderscheid. Nu zou ik willen vragen, is er nu ook onderscheid tussen wedergeboorte, bekering en geloof? "

Inderdaad is het een zinsnede uit „Het innige Christendom" van W. Schortinghuis. Maar het is even waar, dat er met deze woorden wel een en dezelfde zaak bedoeld wordt, doch dat zij ieder een bepaalde zijde van die zaak naar voren brengen. Het gaat om die algehele verandering van de mens, waarin hij overgaat uit de staat der natuur en der overtuiging tot de gelukkige en zalige staat der genade. Nu zou ik de bekering, wedergeboorte en geloof willen uittekenen elk als een lijn. Drie lijnen beginnen ergens en vormen ook ergens een knooppunt. Daar zijn ze één om zo te zeggen. De bekering is immers niet in één punt des tijds. Zij heeft begin, midden en einde. Het midden der bekering is God in Christus. Het begin der bekering is dan aanwezig, als de mens tot zich zelf komt. We denken maar aan de gelijkenis van de verloren zoon. We zien hoe hij tot zichzelf inkeert en dan begint weder te keren. Van Calvijn hebben we al meer dan eens een zin aangehaald, waarin hij spreekt van het begin der bekering. Ik behoef nu niet verder te beschrijven hoe dat verloopt. Telkens als we een stuk van ons oude leven loslaten, schrijdt de bekering verder. Bunyan heeft er b.v. een jaar over gedaan om het dansen los te laten. Langs de nauwe weg komt de zondaar met zijn zwaar pak en zijn vuile lompen al dichter bij het kruis van Christus. Bij dat kruis zegt de Vader: breng hier voor het beste kleed en doe het hem aan. Daar begint de verloren zoon met de knechten vrolijk te zijn. Hier is de bekering op het knooppunt met geloof en wedergeboorte. Vandaar uit gaat echter de bekering weer verder, als een dagelijkse bekering. Nog eens, houdt de gelijkenis van de verloren zoon maar in gedachten en ge ziet de ware bekering voor u en ge ziet ook, dat het een terugkeer is naar de plaats waar men geweest is. Begrepen?

Dan gaan we nu weer terug naar de lijn des geloofs. Die begint ook ergens in het leven van de uitverkorene. Door de werking van Gods Geest begint hij te geloven, dat er een God, een hemel en een hel is. Dat geloof is en werkt een hele verandering in de mens. Hij staat nu heel anders tegenover zichzelf en tegenover God. De Heilige Geest gaat verder. Men krijgt een geloof van de wet. De mens gaat geloven, dat hij een zondaar is, een gevloekte en een machteloze. Nog weer gaat de lijn des geloofs vooruit. Hij gaat geloven, dat er een Heiland is, en dat de Heere Jezus kan zaligmaken. Zo komen we al dichter bij huis. Vrees niet, zondaar, blijf maar geloven. Ook dit geloof wordt wel bestreden. Hij ziet en voelt de verschrikkelijke gruwelijkheid van zijn bestaan. Maar de Heere houdt hem'vast. Op Gods tijd daalt het ware zaligmakende geloof in zijn ziel af. Zijn verstand wordt verlicht, zijn hart overgebogen. Hij omhelst de algenoegzame en bereidwillige Heiland. Door dat geloof wordt hij met Christus verenigd. Het geloof is nu met de bekering op één punt gekomen om vandaar in allerlei geloofsoefeningen z'n weg weer voort te zetten. Het geloof leeft op de beloften verder en heeft z'n eigen lijn.

Vervolgens is daar de 'lijn der wedergeboorte. Ik zou willen voorstellen met een stippellijntje te beginnen. Wanneer er een ander leven in de mens komt gaat hij vele dingen doen, die hij tevoren haatte. Er komt een grote verandering in zijn leven. Maar is het nu al nieuw? Over dit punt ga ik nu niet schrijven. De vernieuwing meen ik daar te zien, waar Christus in hem begint te leven. Maar een zekere verandering en bearbeiding door de H. Geest heeft er zeker te voren reeds plaats. Daarom spreek ik van een stippellijn cm de volle lijn te zien beginnen met Christus. „Zodan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel." Misschien dat iemand de stippellijn door een dun lijntje wil vervangen, maar ik denk wel, dat we het er toch over eens zijn, dat het om de gemeenschap met Christus gaat, en dat er aan dit opgenomen worden in Zijn gemeenschap iets vooraf gaat. Als Christen bij het kruis komt draagt hij nog vuile klederen en een zwaak pak. Hij is, wat dit punt betreft, nog even ver, als toen hij de stad Verderf verliet. Doch bij het kruis komt Christus tot hem en doet hem de vuile klederen uit en wisselklederen aan. Daar wordt het woord van Paulus van kracht: „Zo is er dan geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn". U weet, de oude schrijvers dachten nog al streng over deze punten. Zij hechtten b.v. grote waarde aan de rechtvaardigmaking, misschien veel groter dan wij in onze tijd gewend zijn. Over wedergeboorte hoort men onder ons meer spreken dan over rechtvaardigmaking. Dit laatste stuk kwam toen wel beter tot zijn recht. Ik las deze week nog in een levensbeschrijving van Bunyan: „Gelijk de reformatoren kent ook Bunyan alleen een toegerekende gerechtigheid: de zondaar staat uit de doden op, wanneer hij uit genade door de gerechtigheid van Christus gerechtvaardigd wordt." Die toegekende gerechtigheid is inderdaad schoon uitgebeeld in wat er gebeurt bij het kruis. De Christen heeft dan al veel ondervonden en betreedt een nauwe weg, maar hij is nog bekleed met vuile klederen. Hij kan zo niet in de hemel worden toegelaten. De reine klederen groeien niet aan zijn gestalte, zij moeten hem geschonken worden. Later zeggen Hypocriet en Formalist tegen hem: Daar is niet veel onderscheid tussen u en ons, want wij onderhouden de geboden heus niet minder dan gij, het enige onderscheid zou kunnen zijn, dat wij niet zo'n mooie mantel hebben, maar die hebt u zeker van een goede buur gekregen!

Inderdaad, in die toegerekende gerechtigheid ligt het onderscheid.

Dus als Christus door het geloof zich met ons verenigt begint de lijn der wedergeboorte met volle kracht te lopen. Daar begint de mens een nieuw schepsel te zijn. Deze lijn valt dus op dit punt samen met het zaligmakend geloof, dat Christus aanneemt en met de bekering, die op het punt komt, waar het beste kleed geschonken wordt. Ik hoop zo het onderscheid van deze drie zaken duidelijk voorgesteld te hebben en tegelijk te hebben aangetoond, waar ze elkaar kruisen en één geheel vormen. Over dat punt heb ik een brief ontvangen uit een gemeente in mijn omgeving, waarin de schrijfster haar instemming betuigd met wat we schreven. Wij moeten, aldus de schrijfster, onze wedergeboorte niet onderstellen, doch zeker weten. „Als wij doodgewerkt zijn, wordt de Heere ons te sterk en heeft ons overmocht, schrijfster spreekt uit ervaring. Dan vallen wij door de toepassende daad des Heiligen Geestes voor God op de knieën en vragen om genade en geen recht. Dit was de eerste bede, die ik met bewustheid dat God mij hoorde en dicht bij mij was, bad. Daar heeft de mens gebillijkt, dat God recht deed als de Heere hem verwees naar de eeuwige verdoemenis. En daar gaat een ander in onze plaats staan, zodat wij er niets meer aan doen kunnen, maar onze ziel gebogen ligt onder Gods wil. En dan krijgen de beloften, door God de Heilige Geest in ons binnenste gesproken zo'n grote waarde, dat wij het voor geen duizenden werelden zouden willen missen. Daar is het een persoonlijk zaak. En het ging bij mij met zo'n kracht gepaard, dat ik onder de liefde schier bezweek. Toen

riep ik maar uit: het is voor mij, de Heere heeft het mij gezegd (Zondag 7). En dan is het zo, dat al krijgt iemand dan zo een tekstwoord, dat hij al jaren kent en bewondert, dan is het geheel nieuw en net alsof hij dat nog nooit heeft gelezen. Daar maakt God alle dingen nieuw. En nu dacht ik, dat ik klaar was, maar o wat ben ik mijzelf toch tegengevallen. En wat heb ik geofferd aan hetgeen geen God was. En ik doe het nog niets beter en ik moet me dikwijls wegschamen voor de Heere. En als mijn enige hoop en pleitgrond niet was het albetalend bloed van het Lam Gods, dan was ik het voor eeuwig kwijt. De Heere heeft eens tot mij gezegd: „Ik doe het niet om uwentwille, maar tot eer van Mijn groten Naam". Wat zag ik daar veel in, dat er buiten mij een weg ontsloten is. Zo gaat de weg maar voort: vallen en opstaan en altijd de schuld bij ons." Tot zover de brief. Voor deze week gaan we weer sluiten. Ik denk, dat we nu allemaal zeggen, dat we deze vernieuwing en zekerheid: het is voor mij, de Heere heeft het mij gezegd, geen van allen kunnen missen. Hier zwijgt het meningsverschil. Hier blijft alleen het bloed des Lams over als onmisbaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

BRIEVEN VAN LEZERS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's