Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kamerleden stellen zich voor

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kamerleden stellen zich voor

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ir. H. van Rossum

Geboren ben ik op 14 december 1919 op een boerderij in Melissant (ZH), van vaderszijde uit een boerenfamilie, van moederszijde uit een tuindersfamilie. Ik bezocht de Lagere School te Dirksland, de MULO in Middelharnis (diploma 1936), de HBS-B te Rotterdam-Zuid (diploma 1938) en de Technische Hogeschool te Delft.

In de Tweede Wereldoorlog had vanaf 1942 een onderbreking van de studie plaats. In 1943 heb ik enkele maanden als gijzelaar in het kamp IJzeren Man bij Vught doorgebracht. Gedurende de studieonderbreking werd enige technische ervaring opgedaan bij de gemeentewerken in Dirksland, Zuiderzeewerken op Urk en Ramspol, de Nederlandse Heide Maatschappij en een aannemersbedrijf. Na de bevrijding in mei 1945 trad ik in dienst van de Rijksdienst voor Landbouwherstel, gedurende welke periode tevens de studie voor civielingenieur in Delft werd afgerond (diploma april 1947).

De bezettingstijd met alle dreigingen en wederwaardigheden, maar ook met al zijn vaak wonderlijke uitreddingen heeft een blijvend stempel op het verdere leven gezet.

In 1947 ben ik in dienst getreden van het Technisch Bureau van de Unie van Waterschapsbonden, wat vanaf die tijd een blijvende band gaf met het rijk geschakeerde waferschapswezen in Nederland.

Op 1 juli 1948 trad ik in Rotterdam in het huwelijk, waarna Heemstede de woonplaats werd. Deze huwelijksband werd reeds op 5 mei 1949 ontbonden door het overlijden van mijn echtgenote na comphcaties die voortvloeiden uit een operatie. Dit verlies en de leidingen des Heeren, die daarop volgden waren van blijvende invloed op de verdere levensloop.

Op 14 februari 1950 vervolgens door Ds. L. Rijksen (destijds te Leiden) in de Gereformeerde Gemeente van Haarlem bevestigd als diaken.

In 1951, op vaders 61e verjaardag, hertrouwd.

Direkt na de ramp van 1 februari 1953 werd ik door het ingenieursbureau uitgeleend aan het waterschap „De dijkring Flakkee" voor het herstel van de doorgebroken en zwaar gehavende dijken. In juni van hetzelfde jaar op dezelfde wijze uitgeleend aan de herverkaveUngscommissie Zeeland voor het herstel van de door de ramp getroffen gebieden Schouwen en Duiveland, Thoïen, de polder Waarde en de Zak van Zuid-Beveland. In 1954 overgegaan naar de Cultuurtechnische Dienst (thans Landinrichtingsdienst) en wel met ingang van januari 1954 als Hoofd van de Waterbouwkundige Afdeling bij de centrale directie in Utrecht.

In 1954 verhuisd van Heemstede naar Zeist. In het voorjaar 1956 tijdelijk uitgezonden als adviseur van de Stichting voor de OntwikkeUng van de Machinale Landbouw in Suriname.

In het voorjaar 1957 bevestigd tot ouderling van de Gereformeerde Gemeente van Zeist en reeds snel - eerst tijdelijk, later definitief - belast met het scribaat van de kerkeraad. Geleidelijk aan kreeg ik een aantal nevenfuncties als bestuurslid van de Bond tegen het vloeken, bestuurslid (tweede secretaris) van de kweekschool de Driestar te Gouda, part-time leraar aan de Hogere Bosbouw-en Cultuurtechnische School te Arnhem, bestuursHd van de Stichting KOMO, van de sectie Cultuurtechniek van de afdeling Bouw-en Waterbouw van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en in dit bestuur aangewezen voor het onderhouden van kontakten met de International Commission on Irrigation and Drainage met hoofdzetel in New-Delhi. In die functie werden reizen gemaakt naar Spanje, Aziatisch Rusland, Israël, Rhodesië, Portugal en Amerika. Ook werd ik lid van enkele normalisatie-commissies en als zodanig Ud van een werkgroep International Standardization Aorganisations, die zich speciaal bezighield met het meten van doorstroomhoeveelheden in kanalen die dienst doen voor de waterbeheersing. Hiervoor werden vergaderingen bezocht te Luik, Toulouse en Londen (als voorzitter), terwijl hiervoor ook een vergadering in Nederland werd georganiseerd.

Door deze ontwikkeling werd het technische werk steeds minder en werd het accent steeds meer verlegd naar het bestuurlijke. Dit kwam ook tot uitdrukking in enkele benoemingen, zoals tot Hd van de Staatscommissie voor de waterstaatswetgeving en voorzitter van de Gemeenschappelijke regeling Dijkverbetering Gelderland.

IN DE TWEEDE KAMER

Hiertoe in de loop der jaren uitgenodigd werden voor verschillende plaat-

Vervolg op pagina 12 vervolg van pagina 11

seiijke kies-en studieverenigingen van de SGP spreekbeurten en lezingen over verschillende onderwerpen gehouden. Kiesverenigingen moeten altijd zoeken orn kandidaten te vinden. Kennelijk hebben enkele kiesverenigingen ook deze naam op hun lijstje gezet. Het gevolg was enkele verkiezingen op een onverkiesbare plaats en uiteindelijk in 1967 werd ik gekozen als derde op de SGP-lijst. Fractievoorzitter was toen ir. C. N. van Dis sr.. Ds. H. G. Abma had toen reeds 4 jaar zitting in de Kamer en was dus reeds goed ingewerkt.

Alle neventaken die verband hielden met de functie bij het ministerie van Landbouw, zowel nationaal als internationaal, werden afgestoten. Als nieuweling werden mij door de fractie de meer technische departementen Verkeer en Waterstaat, Landbouw en Visserij, VRO, alsook Economische Zaken en de Overzeese gebiedsdelen toebedeeld.

Bij de verkiezingen in 1971 ging de heer Van Dis sr. naar de Eerste Kamer en kwam de heer Van Dis jr. in de Tweede Kamer. In de taakverdeling kwam enige wijziging doordat de heer Van Dis Economische Zaken overnam en mij Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking werden toebetrouwd. De toen afgesproken taakverdeling hield 10 jaar stand. Bij de verkiezingen in 1981 ging Ds. Abma naar de Eerste Kamer en kwam ir. B. J. van der Vlies in de Tweede Kamer. Dit nieuwe lid met eveneens een technische opleiding nam alles wat betrekking heeft op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van mij over, terwijl aan mij de behartiging van het Binnenlands Bestuur en alles wat daarmee samenhangt werd toebetrouwd.

ASSISTENTIE

Bij mijn komst in de Kamer was er geen enkele hulp. Kamerleden moesten hun eigen bijdragen en correspondentie typen. Reeds spoedig kon een secretaresse, mevrouw T. K. v. Bochove-Haksteeg, benoemd worden en nog steeds verzet zij veel administratief werk voor de fractie. In de loop der jaren werd het ook mogelijk fractiemedewerkers aan te stellen. Als zodanig hebben mr. W. Donker en mr. M. M. Grauss veel werk verzet, maar beiden hebben inmiddels een andere functie aanvaard. Als zodanig zijn nog in functie mr. G. Holdijk, D. A. Roozemond en W. de Bruijn en zal binnenkort in dienst treden P. C. Uil.

Bij al wat geweest is mogen wij wel een steen oprichten met als opschrift Eben Haëzer, tot hiertoe heeft de Heere geholpen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1982

De Banier | 24 Pagina's

Kamerleden stellen zich voor

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1982

De Banier | 24 Pagina's