Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Willem Teellinck

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willem Teellinck

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(•3).

Teellinck en de sabbatli

De strijd over de viering van de sabbath is niet nieuw. De wrijving tussen Voetius en Coccejus was begonnen met een verschil van opvatting over de Nicuw-Testamentische rustdag, doch reeds vóór die tijd was er tussen enkele Zeeuwse predikanten een sabbathskwestie ontstaan. Toen in 1618 aan de beroemde Dordtse Synode om een oordeel was gevraagd, stelde deze de algemene regels tot viering van de rustdag vast.

Vier jaar later, in 1622, verscheen Teellinck's „Tractaet van d' onderhoudinghe des Christelijcken Rust-dachs, " waarin hij het pleit voerde voor een strenge zondagsviering. Het geschrift is te breedvoerig om het in zijn geheel te bespreken. Eerst klaagt Teellinck over de algemene ontheiliging van de sabbath, vervolgens geeft hij aanwijzingen hoe men zich op de zondag moet voorbereiden en tenslotte hoe men de dag zelf moet vieren en heiligen.

Tegen dit geschrift kwamen heel wat pennen in beweging. Van verschillende zijden werd Teellinck ervan beschuldigd dat hij de rustdag té wettisch opvatte en een nieuw jodendom wilde invoeren. Om zich te verdedigen schreef hij in 1627 zijn „Noodwendigh Vertoogh, " waarvan het eerste gedeelte zijn gevoelen over de rustdag nogeens in het kort weergeeft.

Bij vergelijking van de twee genoemde geschriften, valt het ons onmiddellijk op, clat hij in het tweede ruimer van opvatting is clan in het eerste. Hijzelf deed het voorkomen alsof hij zich nader verklaren wilde, maar in werkelijkheid neemt hij wel het een en ander uit zijn eerste boek terug, blijkbaar omdat hij sommige beschuldigingen toch wel als juist moest erkennen. De vraag naar wat op zondag geoorloofd is, was toentertijd ook al in het geding en Teellinck heeft zijn best gedaan om in het „Noodwendigh Vertoogh" alle mogelijke bezigheden op te sommen, die volgens hem niet met het karakter van cle sabbath in strijd waren. Sommige daarvan vinden wij gewoon, andere verbazen ons. Bijvoorbeeld: men mag eten, drinken, zijn bed opmaken, het vee melken, maar ook het koren in de schuur halen, als het vaststaat, dat het anders zal bederven. Een vriend, die op bezoek komt, mag men onthalen, en wat men daarvoor niet in huis heeft, mag gekocht worden; een zeeman, clie op zondag thuis komt, mag zelfs een paar schoenen kopen! Kortom, geoorloofd is alles, dat de uitoefening van de godsdienstplichten niet in de weg staat.

Kennelijk komt Teellinck hier zijn collega's, die een ruimere opvatting van de sabbath huldigden, wat tegemoet. Immers, tegelijk met zijn geschrift kwam van cle pers „Threnos of weeclaghe aanwijzende cle oorsaken des jammerlijcken staets van het lant ende de ontheyliginge des sabbathsdaechs, " door Jacobus Burs, predikant te Tholen. Burs gaat veel verder en betoogt clat men, indien nodig, op zondag wel mag ploegen, zaaien, oogsten, reizen. De sabbath was volgens hem slechts middel en geen doel in zichzelf. Zowel Teellinck als Burs werden door vooraanstaande theologen gesteund. Walaeus en Voetius schaarden zich openlijk aan de zijde van Teellinck, terwijl Gomarus het voor Burs opnam! Rivet, hoogleraar te Leiden trachtte bemiddelend op te treden, doch toen had Teellinck reeds het tijdelijke met het eeuwige verwisseld; .

Zoals we reeds in het vorige artikel opmerkten, ontstond er een verwijdering tussen Teellinck en zijn Middelburgse collega Gillis Burs, die natuurlijk in het geschil aan cle kant van zijn zoon stond. Aan Faukelius als derde man komt de eer toe, clat hij die twee met elkaar heeft verzoend. Hij bleef beider hooggewaardeerde collega en vriend.

We ontkomen niet aan cle indruk, dat zowel Teellinck als Burs, zoals dat bij een pennestrijd meestal het geval is, verkeerd begrepen zijn. Teellinck vreesde, dat door een ruimere opvatting de zondag nog meer ontheiligd zou w 7 orden. Had hij geweten dat er door zijn geschriften zulk een deining zou ontstaan, clan zou hij gematigder zijn opgetreden. In Ierland, het land van het Gereformeerde Piëtisme, staat de zondag nog altijd in hoog aanzien. De invloed van Teellinck zal daaraan wel niet vreemd zijn.

Teellinck en de zending

De beschuldiging dat het Gereformeerde Piëtisme alleen maar aandacht had voor „de eigen kring" en zich niet bekommerde om de wereld daarbuiten, wordt wel het best weerlegd door het werk der zending. Juist uit de bevindelijke kringen zijn voortreffelijke zendelingen voortgekomen en aan Teellinck komt de eer toe, dat hij de eerste theoloog in Nederland is geweest, clie de kerk op haar zendingsplicht heeft gewezen.

In 1622 schreef hij zijn „Ecce Homo" over het lijden van Christus en droeg dit werk op aan cle Oost-Indische Compagnie. In die opdracht betoogt hij dat de kerk cle roeping heeft de blinde heidenen met het Evangelie in aanraking te brengen. Voor de moeilijkheden bij die arbeid was Teellinck niet blind. Hij wees erop dat de heidenen in een geheel andere wereld leven en dat de eventuele zendelingen zich daarin zo goed mogelijk dienen te verplaatsen.

Later schreef Teellinck nog „Davids dankbaarheid voor Gods weldadigheid", een verhandeling over Psalm 116 vers 12—14, bij gelegenheid van „den nieuwere seghen Gods in Brazilië.'' Ook hier ziet hij zijn kans schoon om de overheid te wijzen op haar zendingsplicht.

„O gij overheden, zoeclit nu de ware, zuivere godsdienst wijd en zijd uit te breiden onder de heidenen; de deur is nu geopend, gij bewindhebbers, doet ook alzo, de Heere breidt uw vleugelen uit in Oost en West, ziet dat gij ook arbeidt Zijn Naam bekend te maken in Oost en West, Zijn dienst daar op te richten, te handhaven en te bevorderen, van de opgang der zon tot haar ondergang."

Hij wekt op tot financiële steun aan het werk der zending. En hoewel niet ieder duizenden kan besteden aan dat werk, daarvoor tot Gocl bidden kan wel ieder. Daarom moet er niet alleen in de Kerk, maar ook in huis en op de gezelschappen voortdurend voor de zending worden gebeden. Maar gebed zonder daden is waardeloos; de predikanten moeten dus in hun gemeenten jongelingen opsporen, clie ze geschikt achten en bij dezen trachten liefde voor de zending aan te kweken. Dat de Compagnieën daarna met kracht het zendingswerk ter hand hebben genomen, is middellijkerwijze aan Teellinck te danken geweest.

Teellinck's invloed

De verleiding is groot om de werken van Teellinck nader te bekijken, maar we zouden clan veel te uitvoerig worden. Wie lust heeft, neme en leze hem zelf. Deze artikelen hebben reeds aan het doel beantwoord, als ze geleid hebben tot enig begrip van cle persoon in het werk van Willem Teellinck.

Ongetwijfeld is Teellinek's invloed groot geweest, zó zelfs, dat ze heden ten dage nog merkbaar is. We hebben al gezien dat hij de grote voorloper van de Nadere Reformatie was en dat Voetius hem hoog achtte en in zijn geest verder werkte. En de invloed van Voetius is niet te onderschatten!

Zelfs in het buitenland heeft Teellinck invloed uitgeoefend. Enkele van zijn werken zijn in het Duits vertaald.

Toen Teellinck in de 19de eeuw als het ware opnieuw „ontdekt" was, zijn enige geschriften van hem in nieuwe druk en spelling van de pers gekomen. Hoe rijk aan inhoud Teellinck is, heeft een bekend theoloog willen vertolken, toen hij de uitspraak deed, „dat er in één bladzijde van Teellinck meer praktijk der godzaligheid schuilt, dan in alle 145 preken van Smijtegelt over het gekrookte riet."

Niet alleen Willem Teellinck, maar ook zijn broer Ewoud en zijn drie zoons hebben met name in de provincie Zeeland veel invloed gehad door hun geschriften. Na drie eeuwen is er natuurlijk van rechtstreekse invloed geen sprake meer, maar de geest van de Teellinek's is toch in Zeeland wel het beste bewaard gebleven. Merkwaardigerwijze is die invloed nu het kleinst op Schouwen-Duiveland, waar de meesten van de familie hebben geleefd en gewerkt!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1958

Daniel | 8 Pagina's

Willem Teellinck

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1958

Daniel | 8 Pagina's