De moeder
Hij sprak en zeide In 't zaêl zich wendend: Vaarwel, o moeder, Nooit keerikweêr... En door de lanen Zag zij hem gaan en Sprak geen vervloeking maar weende zeer.
Sprak geen vervloeking... Doch, bijna blijde, Beval den maegden: Laat immermeer De zetels staan en De lampen aan en De poort geopend, de slotbrug neer.
En toen, na jaren, Melaatsch, een zwerver Ter poorte klaagde: Uw zóón keert weer... Zag zij hem aan en Vond geene tranen, Voor zooveel vréugde geen tranen meer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1995
Daniel | 32 Pagina's