Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het leven in de Bijbelse landen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het leven in de Bijbelse landen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(55)

Spinnen en weven

Gij zult geen kleed van gemengde stof aantrekken, wollen en linnen tegelijk.

aantrekken, wollen en linnen tegelijk. Deut. 22 : 11.

Spinnen en weven was meest het werk van de vrouwen. Er waren ook mannen die hierin hun beroep vonden (weven van kledingstoffen, tapijten, tentbekleding). Hierbij werd grote kunstvaardigheid aan de dag gelegd.

Bij het spinnen werd een bundel op de spinrok (Spr. 31 : 19) bevestigd. Daaruit trok men, steeds tussen duim en vinger draaiende, de draad tevoorschijn, en wond deze op de spil. Deze draad werd geverfd. Zo kon men stroken stof van verschil- lende kleuren aan elkaar naaien, zodat zij een fraai geheel vormden. Denk aan de veelvervige rok van Jozef.

Wie iets fijns wou hebben, nam een purperen mantel. Die was geverfd met een stok die de purperslak leverde. Zij gaf een helderrode kleur aan het kleed. Niet ieder kon zich de weelde van een dergelijk kleed veroorloven. Zo lezen we dat de rijke man gekleed was in purper en fijn lijnwaad. Lydia de purperverkoopster zal een niet onbemiddelde vrouw geweest zijn.

Scharlaken of karmozijn was ook een helderrode kleurstof, welke men verkreeg uit de eieren die de schildluis legde op de bladeren van een soort eik. Denk aan het beeld dat Jesaja hieraan ontleent: "Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.

Na het verven kwam het eigenlijke weven, waarvoor men een heel eenvoudig toestel gebruikte. In de grond stonden twee palen, aan de bovenzijde door een dwarsbalk verbonden. Hieraan hingen de lengtedraden. Met een spoel of een stokje haalde men er de dwarsdraden door, telkens voor en achter een lengtedraad langs gaande. Was er een gedeelte klaar, dan schoof men met een soort kam de dwarsdraden naar boven tegen elkaar. Men zat erbij op de grond, onder het weefgetouw, soms in een kuiltje. Als een vrouw flink doorwerkte, kon ze per dag tien meter stof weven van een halve meter breedte. Vanzelf denken we hierbij aan Simson en Delila. Na het weven werd het stuk goed

Na het weven werd het stuk goed losgesneden van het weefgetouw. Hizkia zag daarin een beeld van de kortheid van zijn leven, toen hij zo plotseling voor de poorten van de eeuwigheid geplaatst werd, Jes. 38 : 12. Ik heb mijn leven afgesneden, gelijk een wever zijn web; Hij zal mij afsnijden als van de drom (= weefdraad).

De voller of bleker moest daarna de stof reinigen van vettigheid en vuil, en krimpen en glanzen. Hij zorgde dat de nieuwe kleren niet meer krompen en goed stevig waren. Eerst werden daar het nieuw geweven goed een tijdlang in water geweekt; dan ging hij met een zware knuppel erop stampen en het met zijn blote voeten treden. Door deze werking kromp het goed zo dat het soms maar half zo groot meer was als eerst. Natuurlijk zette men in een gescheurd kleed geen lap ongevold laken. Bij een flinke regenbui zou het ingezette stuk gaan krimpen en dan kreeg je een veel grotere scheur. Om oude kleren weer schoon te krijgen deed de voller bijtende stoffen (zeep des vollers. Mal. 3 : 2) in het water. Alle kleding, van welke kleur ook, werd op deze wijze helderwit. Zo lezen we in Markus 2 : 3, dat bij de verheerlijking op de berg de klederen van de Heere Jezus blinkende werden, zeer wit als sneeuw, hoedanig geen voller op aarde zo wit maken kan. Het werk van de voller rook niet aangenaam en vereiste veel water, zodat het gewoonlijk buiten de poort werd verricht, waar niemand er last van had. Vandaar dat men bij Jeruzalem een veld des vollers had (Jes. 7 : 3).

Linnen werd uit vlas bereid. Linnen kleding (lijnwaad) werd door de priesters in het heiligdom gedragen. De gordijnen van de ta­bernakel in de woestijn waren gemaakt van fijn getweernd linnen, verkregen uit Egyptisch vlas. Ook werden de doden in fijn lijnwaad begraven. Linnen werd nimmer met wollen stoffen samen verwerkt in de kleding. Dat was verboden (zie boven), omdat vermenging van het ongelijksoortige voorkomen moest worden. Dit was een verstoring en verwarring van de door God ingestelde verorderingen en onderscheidingen, welke Israël als volk van God in acht moest nemen. In geestelijke zin is dit niet toegestaan in betrekking tot het bruiloftskleed, nodig voor het deelnemen aan de bruiloft des Lams. Christus' verworven gerechtigheid kan niet vermengd worden met onze werken. Of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die deze Zaligmaker een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, dat tot hun zaligheid van node is.

Scherpenzeel,

Iz. den Dekker.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

Het leven in de Bijbelse landen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1993

De Saambinder | 12 Pagina's