Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 22 (artikel 21-1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 22 (artikel 21-1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De voldoening van Christus
Guido de Brès heeft twee artikelen gewijd aan de voldoening door Christus. In artikel 20, waar we in het vorige artikel over schreven, laat hij het verband zien tussen de voldoening en de deugden van Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid. In artikel 21 belijdt hij hoe Christus nu daadwerkelijk de voldoening heeft aangebracht. Christus wordt voorgesteld in het ambt van Hogepriester. We weten dat Christus drie ambten heeft. Guido de Brès schrijft over Zijn profetisch ambt in artikel 32 en over Zijn koninklijk ambt in artikel 27, 29 en 31. Maar eerst schrijft hij over Zijn priesterlijke bediening, als het middel van verzoening met God. Christus’ priesterambt is de grondslag van de twee andere ambten.
Als Profeet kon Hij de zaligheid niet verkondigen, tenzij Hij deze als Priester eerst had verworven, ook al moest de uitvoering ervan nog plaatsvinden. Als Koning kon Hij Zijn volk in Zijn koninkrijk niet inbrengen, tenzij Hij een Offerande voor hun zonde geworden was. Het priesterambt van Christus komt tot uiting in Zijn opoffering en Zijn voorbidding.
In artikel 26 gaat Guido de Brès in op Zijn voorbidding. In het artikel wat nu aan de orde is richt hij zich op Christus’ opoffering aan het kruis: Hij heeft Zijn ziel tot een schuldoffer gesteld (Jes. 53:10).

Naar de ordening van Melchizédek
Het is opvallend dat Guido de Brès het artikel begint met de opmerking ’dat Jezus Christus een eeuwige Hogepriester is, met ede, naar de ordening van Melchizédek’. Christus stamt niet af van de stam van Levi en kon dus geen wettig hogepriester zijn. De Schrift kent echter nóg een priesterorde: die van Melchizédek, die een voorbeeld is geweest van de eeuwige Hogepriester.
We kennen Melchizédek uit Genesis 14. Deze Kanaänitische koning regeert over Salem.
De meeste oude leraars menen dat Salem de stad is geweest die later Jeruzalem wordt genoemd. Maar anderen menen dat dit Salem is geweest, waar Johannes in de Jordaan doopte (Joh. 3:23) en Hiëronymus vertelt dat in zijn tijd de overblijfselen van het paleis van Melchizédek in de stad Salem aan de Jordaan nog werden getoond (Hebr. 7:1 met kanttek.).
Melchizédek komt Abraham met brood en wijn tegemoet als deze Kedor-Laómer en de andere koningen heeft verslagen. Melchizédek is niet alleen koning van Salem, maar hij is ook priester van de allerhoogste God. Hij zegent Abram: Gezegend zij Abram Gode, den Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit. En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft (Gen. 14: 19, 20). Vervolgens gaf Abraham hem het tiende deel van de buit. In de brief aan de Hebreeën geeft de apostel Paulus een toelichting op deze ordening en de overeenkomsten met het priesterschap van Christus.

Vredevorst
Melchizédek was een koning der gerechtigheid en daarna ook (…) een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes (Hebr. 7:2). Maar Christus is bij uitnemendheid de Heere, Die de gerechtigheid liefheeft (Ps. 45:8) en Zijn Koninkrijk regeert in gerechtigheid (Ps. 72:1). Daarbij is Hij ook de ware Vredevorst (Jes. 9:5), Die de Zijnen Zijn vrede geeft (Joh. 14:27) en de vrede in Zijn Koninkrijk bevordert.

Zonder geslachtsrekening
Melchizédek was zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende (Hebr. 7:3). Dat betekent uiteraard niet dat Melchizédek geen vader en moeder heeft gehad en ook niet dat Melchizédek nooit is gestorven.
Maar Paulus schrijft dit omdat het geslacht waar deze koning uit voortkomt in de Bijbel niet voorkomt, zodat de oorsprong van dit geslacht niet is te achterhalen. In het Levitisch priesterschap zou dit niet mogelijk zijn geweest. Als men niet kon aantonen dat men uit de stam van Levi afkomstig was, kon men geen priester worden (Neh. 7:64). Van de geslachtsrekening van Christus weten we dat Hij naar de menselijke natuur geen vader had en naar de Goddelijke natuur geen moeder. Hij is de Zoon van de Vader, van eeuwigheid op een onbegrijpelijke wijze van Hem gegenereerd (Ps. 2:7). Christus is ook als Priester zonder geslachtsrekening, omdat Zijn moeder uit de stam van Juda afkomstig is. Hij is Davids grote Zoon!

Dubbele ambten
In het oude testament zijn er meerdere personen te noemen die twee ambten bekleedden.
We weten dat David niet alleen koning was, maar ook een profeet wordt genoemd. Verder weten we van Samuël dat hij priester en profeet was. Melchizédek was tegelijk priester van de allerhoogste God en koning van Salem. Het was dus niet ongebruikelijk dat één persoon twee ambten had, maar alleen de Heere Jezus heeft drie ambten. Christus is Profeet, Priester én Koning. Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal Priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal tussen die Beiden wezen (Zach. 6:13).

Duurzaamheid
Er is ook een overeenkomst te zien in de duurzaamheid van het priesterschap. Van het priesterschap van Melchizédek was het begin en het einde niet te duiden. Hij had geen medegenoten, dus hij had geen andere priesters naast zich. Ook is niemand hem in het ambt opgevolgd. Bij het Levitisch priesterschap is er altijd sprake van een opvolger, bij de orde van Melchizédek is er geen sprake van een opvolger, maar van een onvergankelijk priesterdom (Hebr. 7:24). De Messias is Priester in der eeuwigheid. Van eeuwigheid is Hij door de Vader tot Priester aangesteld.
Hij heeft dat aanvaard: Toen zeide ik: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven (Ps. 40:8). Ook zal Gods Zoon Priester blijven tot in eeuwigheid, zonder opvolgers in die waardigheid. Daarom schrijft Paulus: En genen zijn wel vele priesters geworden, omdat zij door den dood verhinderd werden altijd te blijven; Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap (Hebr. 7:23, 24). Christus leeft altijd om voor Zijn volk te bidden! (Hebr. 7:25)

Waardigheid
Er is ook een overeenkomst in de waardigheid van het ambt. Melchizédek was groter dan al de priesters van Aäron en meerder dan Abraham. Dit komt tot uiting als Abraham hem het tiende deel van de buit geeft, als blijk van eer en achting voor hem (Hebr. 7:4). Christus is groter en waardiger dan die allen. Hij is een grotere Profeet dan Mozes, een uitnemender Koning dan Salomo, een voortreffelijker Priester dan Aäron, maar ook groter dan Melchizédek. Hij draagt de banier boven tienduizend (Hoogl. 5:10).

Met ede
Christus is Priester onder eedzwering naar de ordening van Melchizédek (Ps. 110:4). Dit wijst op de wettigheid van Christus’ priesterschap. Niemand mocht zichzelf tot die waardigheid opdringen; maar hij moest daartoe geroepen zijn (Hebr. 5:4). De eed van Jehova omtrent het Priesterschap van Zijn Zoon geldt als Zijn ordening en roeping. Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd (Hebr. 5:5). De eed is het teken van de waardigheid van dit priesterschap boven de priesters uit de orde van Aäron, die zonder eedzwering priesters waren: En voor zoveel het niet zonder eedzwering is geschied, (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizédek) (Hebr. 7:20, 21). De apostel Paulus schrijft in Hebr. 7:11-14 over de zeldzaamheid van dit priesterambt. Het was een ongewone zaak dat er een priester zou zijn uit de stam van Juda. Naar de wet moest Hij uit de stam van Levi zijn. De Heere bevestigt dit priesterschap met een eed. Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is (Hebr. 7:28).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 22 (artikel 21-1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's