Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wondere weg om voor God rechtvaardig te zijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wondere weg om voor God rechtvaardig te zijn

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wabt Die, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

2 Kor. 5 : 21

In het laatste gedeelte van 2 Kor. 5 heeft Paulus het over de bediening der verzoening. Deze bediening der verzoening is voor ons allerbelangrijkst. Temeer, daar Paulus ons bepaalt in het eerste gedeelte bij de vergankelijkheid van ons aller leven. Het aardse huis dezes tabernakels wordt afgebroken. En welk huis krijgen wij dan?

Een goed huis te hebben is voor ons van veel belang.

Wij trachten onze huizen zo gezellig mogelijk in te richten en dat is alleszins begrijpelijk. Toch, al hebben wij nog zo'n mooi huis, het is echter van tijdelijke aard.

Het huis waar Paulus op doelt, dat wij straks krijgen, is niet tijdelijk, doch eeuwig.

De Prediker zegt: „De mens gaat naar zijn eeuwig huis”. En dit eeuwig huis houdt verband met de verschijning van ons voor de rechterstoel van Christus.

Wij moeten daarvoor geopenbaard worden, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed hetzij kwaad.

Nu is het met ons allen zo gesteld, dat wij van nature allen kwaad zijn en verkeerd. De Heere getuigt dat Zelf. De Heere heeft van de hemel nedergezien of er één mens was, die verstandig was, of er één naar God vroeg of zocht, doch zij waren allen afgeweken en zondaren geworden. Zij waren zelfs onnut en stinkende geworden.

Zo zijn wij geworden in Edens paradijs. Zo worden wij allen in zonden ontvangen en geboren. Wij zijn van nature kinderen des toorns gelijk alle anderen. Er is er niet één goed, doch allen zijn wij kwaad. Of wij dit weten of niet weten, of wij dit willen aannemen of niet aannemen, dat maakt het feit als zodanig niet anders. Niet alleen, dat wij kwaad zijn, wij zijn door onze zonden opstandelingen tegen God en vijanden van God.

Er is ook niemand, die in dit opzicht vrijwillig weer naar God toe wil. Van nature zijn wij geneigd God en onze naaste te haten.

En toch wordt hier gesproken over de verzoening en dan wel in een heel bijzondere weg. In dit werk der verzoening is de Heere de Eerste. Het gehele werk der verzoening gaat van God uit. Niet dat de Heere dit nodig heeft. Hij is de Volzalige in Zichzelf. Hij wordt van mensenhanden niet gediend als iets behoevende. Het vers, dat aan ons schriftgedeelte voorafgaat, handelt daarover. In vers 19 wordt aangegeven wat God voor deze verzoening deed. Want God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.

Zo zendt de Heere Zijn gezanten uit, opdat wij ons zouden laten verzoenen. Wanneer de Heere ons hart niet verandert, zijn en blijven wij onverzoenlijk. En dat doet de Heere zelfs ook. Is dat geen wonder? Wij hebben er spoedig genoeg van, wanneer iemand onverzoenlijk is! Dat zijn vreselijke mensen. Zo zijn wij van nature.

Wat is onze schuld en onze boosheid groot.

Wat zijn wij grote zondaren en kwade mensen. Wanneer wij zo voor de rechterstoel van Christus worden geopenbaard in deze onverzoenlijke toestand is ons doodvonnis geveld. Maar nu heeft God niet alleen de verzoening mogelijk gemaakt, doch Hij wil ze bereidwillig maken tot de verzoening. Als alleen dit gepredikt werd zonder meer en het hing af van ons gewillig zijn, dan zou er geen verzoening plaats grijpen.

Wanneer wij inderdaad verzoend worden, dan kunnen wij getuigen en zeggen: „Dit is alleen Gods werk!”

Hoe heeft de Heere dit gedaan? Onze tekst zegt het. Er was iemand, Die geen zonde kende of gedaan had en Die werd voor de zondaar in de plaats gesteld. Wie was Hij, Die in des zondaars plaats werd gesteld? Dat was Gods eigen Zoon. De Schrift spreekt van Gods eengeboren Zoon. De Heere spaarde Hem niet. Hij gaf Hem over voor de zondaren, opdat zij door Hem zouden leven, ja, door en in Hem rechtvaardig zouden zijn.

Ge zegt: „Hoe is dat mogelijk?” Ja lezer, dit is niet te begrijpen. Onze leer is geen begripsleer, doch een geloofsleer.

Gods Zoon wordt in dit verband de Christus genoemd. Christus is de naam van Zijn ambt hetwelk Hij bekleedt. Zelfs van eeuwigheid is Hem dit werk opgedragen! Het is niet zo, dat Hij dit werk nu maar deed, omdat het niet anders kon! Neen, Hij was in alle opzichten gewillig.

De verzoening en de zaliging is het werk van de drieënige God! Met alle eerbied zij het gezegd, dat God drieënig Zich niet alleen interesseerde hiervoor, doch dat elk der Personen in dit werk Zijn aandeel had.

Wanneer Paulus in de brief aan de gemeente van Efeze over deze dingen schrijft, zegt hij, dat God rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad.

Men zou onwillekeurig zeggen, op zo'n aanbod moest iedereen ingaan. Weet u wat nodig is voor u en voor mij? Dat wij deze dingen leren zien. Onze ogen moeten hiervoor geopend worden. Wij moeten ogenzalf ontvangen, opdat wij zouden zien.

In de Schrift worden ons al deze dingen, die wij nodig hebben, geopenbaard. Wij moeten leren acht geven op hetgeen ons in deze wordt bekend gemaakt. Onze houding t.o.v. deze bekendmaking zal beslissend zijn voor onze eeuwige bestemming.

Ach, een ieder die leeft onder het licht van Gods Woord beseffe zijn verantwoordelijkheid. Maar kunnen wij dit nu alles van onszelf? Neen geliefden, doch wat wij niet kunnen, wil God drieënig werken. Onze onmacht is geen verontschuldiging, doch alleen een verzwaring van ons oordeel en een vergrotingvan onze schuld.

De Heere wil dit werken. Hij laat dit verkondigen. Ja, Zijn gezanten moeten zelfs bidden om u met God te laten verzoenen alsof God door hen bad. De Heere heeft de welgemeendheid van Zijn aanbod overtuigend bewezen in het zenden van Zijn geliefde Zoon. Zijn Zoon, God uit God en Licht uit Licht, is gezonden naar deze aarde.

Ach, dit zijn voor ons geen onbekende klanken.

Niet alleen dat Hij gezonden is, doch Hij is tot zonde gemaakt! De zonde is op Hem gelegd. Johannes de Doper wees Hem aan en zeide: „Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegdraagt”.

Zoals in het O.T. een lam geofferd en gedood werd, opdat de zondaar daardoor vergeving van zonden ontvangen zou, zo is Christus geofferd opdat Hij de straf der zonde zou boeten en Gode Zijn rantsoen geven! Hij werd tot zonde gemaakt, opdat Hij het soldij der zonde geheel betalen zou. Wij noemen dat Zijn offerande.

In deze ene offerande heeft Hij genoeg gedaan. De zonde is in Hem volkomen gestraft. In dit alles was Hij absoluut gehoorzaam. Hij is gehoorzaam geworden tot de dood des kruises.

En waartoe dit alles? Opdat Hij ons tot God brengen zou. Opdat wij inplaats van schuldig te wezen reehtvaardig zouden zijn. Opdat wij rechtvaardigheid Gods zouden worden ui Hem. Het is dus alles van God en van Hem alleen! Doch dat moeten wij nu leren kennen en deelgenoot daarvan worden. De Heeve wil dit, Gode zij dank, werken m ons door Zijn Woord en Geest. Ons gebed dienaangaande mag wel vermenigvuldigd worden. Hij wil gebeden zijn, opdat Hij het u doe!

Deze Geest des Heeren werkt overtuigend en overbuigend! Hij overtuigt van zonde, opdat wij dit Lam Gods zouden nodig krijgen. Wij moeten tot onszelf komen, evenals de verloren zoon. Zolang deze Geest ons daarvan niet overtuigt zijn wij vreemdelingen voor God en voor ons eigen hart.

Doch overtuigd geworden zijnde wordt de vraag geboren of wij nog zalig kunnen worden en wederom tot genade kunnen komen. Dan gevoelen en beleven wij de grootheid van ons kwaad. Hier leren wij onze Rechter om genade bidden. Dan is hier op aarde een arme en berooide zondaar en in de hemel is blijdschap.

O, als dan het oog des geloofs ontsloten mag worden voor eigen ellende en de rijkdom der genade in Christus, wat passen zij dan bij elkaar. Dan mag, wanneer de Heilige Geesl dit toepast, in genade worden geroemd.

Paulus zegt: Voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Ons! Hoort u ook daarbij of behoort u bij hen, die nog vreemdeling zijn voor God en hun eigen hart?

Als dat zo is. haast en spoed U dan om uws levens wil. Aan de/e zijde van het graf moet dit gebeuren. Als wij sterven, wordt alles beslist. Eeuwig wel of wee brengt de Heere op Zijn weegschaal mede. Te laat en eigen schuld, wat zal dat erg zijn!

Behoort u bij degenen, die daar deelgenoten van mogen zijn door genade? Zo ja, moge dan uw gehele leven een levend dankoffer zijn, deze drieënige God tol eer en heerlijkheid.

De Heere is het waardig en uw begeerte zij: Och, of nu al wat in mij is Hem prees.

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De wondere weg om voor God rechtvaardig te zijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's