Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJBELSCHE ARCHAEOLOGIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJBELSCHE ARCHAEOLOGIE.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. Inleiding.

Het woord „archaeologie" is afgeleid van twee Grieksche woorden: „archaios" = oud en „logos": hier in den zin van leer, wetenschap.

Men spreekt dan ook wel van: „oudheidkunde".

Voorheen werd ook de Bijbelsche aardrijkskunde er bij ondergebracht. Maar tegenwoordig wordt deze meest afzonderlijk behandeld.

Men beschreef dan niet alleen de eigenlijke „archaeologie" maar ook de geografische gesteldheid met inbegrip van flora en fauna (planten- en dierenrijk) der Bijbelsche landstreken en plaatsen.

Ieder, die even nadenkt, zal inzien, dat ze niet te scheiden zijn.

Ze vormen dan ook de hulpwetenschap van de Bijbelsche Geschiedenis en deze is weer een onderdeel van de Theologische wetenschap.

Kennis van beide is onmisbaar tot recht begrip van de Heilige Schrift.

Men loopt anders zoo licht gevaar in veel woorden en beelden der H.S. een zin, een beteekenis te leggen, die ze heelemaal niet hebben.

Woorden beteekenen nu eenmaal niet alles, wat ze beteekenen kunnen. Ook die der H.S. niet.

Daarom is voortdurend, biddend onderzoek noodig om den rechten zin, de Godsgedachte, te verstaan.

Bijbelsche Archaeologie omvat dan de kennis van het huiselijk, maatschappelijk, staatkundig, godsdienstig leven der in de H.S. genoemde volken, hun zeden, instellingen, gebruiken — voorzoover de kennis daarvan nuttig is tot recht verstand van het Woord des Heeren. (K. Wielemaker, Bijb. Oudheidkunde).

De laatste restrictie (= beperking) moet er natuurlijk bij, omdat we ons niet bezig houden met ethnografie (= volkenkunde) in algemenen zin.

Hoe b.v. een Griek, een Romein leefde is ons alleen noodig inzoover het onmisbaar is tot recht verstand der H.S. Hieruit volgt, dat de Bijbelsche archaeologie zich niet alleen bemoeit met de Israëlieten, maar ook met hun omwonenden en met de Helleensche (= Grieks) Romeinsche volken.

Vandaar ook dat men wel eens onderverdeelt in: Hebreeuwsche en Christelijke archaeologie. De laatste omvat dan den Apostolischen tijd tot pl.m. 70 na Chr.

Inderdaad is kennis van de laatste ook zeer noodig. B.v. Handel. 17 is onmogelijk te begrijpen, indien men niet wat afweet van het Helleensch-Romeinsch volksleven dier dagen.

Eenige kennis van de volken van het O.T. werpt vaak een verrassend licht op de profetieën; doet hun beteekenis beter begrijpen.

Wie dan ook onze beste oude schrijvers (bijv. Hellenbroek en Beukelman, om er maar twee te noemen) in hun predikaties beluistert — of die zelf leest — zal direct merken, hoe dankbaar zij gebruik gemaakt hebben van de archaeologische kennis van die dagen bij de verklaring van hun teksten.

Men begrijpe dus goed: Bijbelsche archaeologie is geen vak om de waarheid van Gods Woord aan te toonen. Deze staat voor ons onomstootelijk vast.

Wij gaan immers uit van de waarheid van Gods Woord en de Bijb. archaeologie is een der middelen om ons den zin van dat Woord beter te doen verstaan.

Waneer wij dan ook spreken van de bronnen der Bijbelsche oudheidkunde moeten wij de Heilige Schrift vooropstellen. Hetzelfde is het geval bij de Bijbelsche aardrijkskunde.

Voorts noemt Wielemaker in zijn zooeven genoemd werkje nog:

De Apokriefen en de Pseudepigrafen.

De geschriften van Philo (een vergrieksten Jood), van Josephus en van de Rabbijnen (Talmud).

Geschriften van Grieken en Romeinen en van Arabieren.

Geschriften van reizigers in de landen des Bijbels en van hen, die er geruimen tijd gewoond hebben.

Overgebleven voorwerpen uit het Bijbelsch verleden.

Vooral de vorige eeuw is rijk geweest aan opgravingen van dezen in Palestina, in Egypte en in de Eufraat- en Tigrislanden.

Ze zijn met recht „een getuigenis der eeuwen".

Wilt ge een paar mooie werken? Lees dan:

Noordtzij: „Gods Woord en der eeuwen getuigenis".

James Neil: „Palestina en de Bijbel".

Heel mooi is ook het pas verschenen werk van Dr. A. v. Deursen: „Palestina, het land van den Bijbel" (Bosch en Keuning, Baarn).

Als leerboekjes noem ik:

Dr. v. Katwijk en Meima: „Beknopte Bijb. Archaeologie" (Wolters, Groningen) en het reeds genoemde werkje van Wielemaker (Oosterbaan & Le Cointre, Goes).

De methode van behandeling is bij de verschillende schrijvers niet dezelfde.

Wij zullen eerst het burgerlijk, maatschappelijk en staatkundig leven behandelen; daarna het godsdienstig leven.

Nog iets. Misschien zullen mijn lezers wel eens opgemerkt hebben, dat aangehaalde teksten bij verschillende schrijvers ook in verschillende bewoordingen gegeven worden.

Er zijn n.1. tegenwoordig verschillende Bijbelvertalingen in gebruik. Ook zijn er, die hun eigen vertaling geven. Wij houden ons in onzen kring vanzelfsprekend bij onze uitnemende Statenvertaling, die onwaardeerbare schat uit een glorierijk verleden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1946

Daniel | 8 Pagina's

BIJBELSCHE ARCHAEOLOGIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1946

Daniel | 8 Pagina's