Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over leven en sterven

Enkele weken geleden kreeg ik een brief doorgestuurd, waarin me de vraag werd voorgelegd of het wel overeenkomt met de eis van Gods Woord dat menselijke organen zoals hart en lever, nier en alvleesklier en andere meer, van de ene mens overgeplant mogen worden op de andere mens. De vraag was nogal dringend gesteld, omdat ze niet alleen theoretisch was. Een familielid van de briefschrijver had er rechtstreeks mee te maken. Deze brief heb ik persoonlijk beantwoord, hoewel het niet gemakkelijk was om zo zonder meer een afdoend antwoord te geven, daar er rondom de problematiek van deze dingen nog veel meer andere vragen liggen. Men moet hier ook waken voor misverstanden, voor een verkeerd woordgebruik of een verkeerde uitlegging van een bepaald woordgebruik. In de prediking en in onderlinge gesprekken spreken we nogal eens van de noodzakelijkheid van een nieuw hart. Nu schreef een lezer van ons blad mij dat dit een zaak is van de Heere God. Hij geeft ons een nieuw hart Maar, zo luidde zijn vraag: hoe kan er dan in de kranten staan dat iemand een nieuw hart heeft gekregen door middel van een harttransplantatie? Het zal mijn lezers over het algemeen wel duidelijk zijn dat hier sprake is van een begripsverwarring. Wanneer wij in geestelijke zin spreken van een nieuw hart, dan bedoelen we daarmee dat ons innerlijk, ons geestelijk bestaan vernieuwd moet worden. Maar een harttransplantatie is een heel andere zaak.

Toch is het nodig dat de problemen die rondom transplantaties van menselijke organen liggen, doordacht en besproken worden bij het licht van Gods Woord. De ontwikkeling van de wetenschap gaat immers zo snel en beweegt zich ook in een dergelijke richting dat men als vanzelf met de vragen naar de geoorloofdheid van dergelijke handelingen geconfronteerd wordt. In „De Saambinder" wordt hiervan ook een facet aan de orde gesteld:

„De snelle ontwikkeling van de biologie en van de geneeskunde in het bijzonder geeft allerlei problemen. Zo hoort men tegenwoordig nog al eens spreken over een herwaardering van de dood. Tot voor kort had de medikus weinig interesse voor de dood. Hij had alleen interesse voor de dood, voor zover hij uit de dode mens of het dode dier iets leren kon, dat van beelang was voor de levenden. Als de dood een patiënt het leven ontnam, betekende dat voor de medikus, dat hij wel kon gaan. Zijn taak was af. Het enige wat hij dan nog had te doen, was vast te stellen, dat de patiënt werkelijk overleden was. En overleden was iemand, als hart en longen niet meer werkten. Zo eenvoudig ligt de zaak nu echter niet meer.

Immers door het transplanteren van een mensenhart zijn allerlei vragen opgerezen waar men vroeger niet mee te maken had. Een van die vragen is: wanneer mag een orgaan uit het lichaam van een donor verwijderd worden? Dit is een klemmende vraag, want het verwijderen van het orgaan brengt met zich mee de dood van de donor. Wie zal er nu moeten sterven, de donor of de hartpatiënt? En moet de arts dit uitmaken?

En wanneer treedt de dood in? Kan het tijdstip van de dood nauwkeurig worden vastgesteld?

Deze vragen zijn niet zo eenvoudig te beantwoorden. Immers, alle organen van een mens sterven niet tegelijk. De hersenen sterven reeds, nadat zij slechts 3 tot maximaal 5 minuten van zuurstof verstoken zijn, maar de cellen, die onze haren en nagels vormen, blijven nog dagenlang funktioneren na het overlijden van de patiënt. Een hart echter kan slechts tot enkele uren na de dood nog aan het kloppen worden gebracht. Zal dus een harttransplantatie zin hebben, dan moet een hart gebruikt worden, dat maar even van zuurstof is verstoken geweest. Anders is het hart blijvend beschadigd en heeft overplanting geen nut. Het is dus van belang, dat het hart van de donor direkt na het overlijden wordt weggenomen. Alvorens dus het hart uit het lichaam van een donor weg te nemen, moet volkomen zekerheid bestaan over het feit, dat de donor overleden is. Maar, en dar hebt u de moeilijkheid, is dat mogelijk? Hoe en wanneer stelt men vast, dat iemand overleden is? Ik geloof, dat de medikus hier een gevaarlijk terrein betreedt." —

En met deze conclusie ben ik het in elk geval eens. De medicus zal zeker zeer omzichtig en zeer voorzichtig te werk moeten gaan. En zich daarbij moeten afvragen of hij de grenzen die hem gesteld zijn eigenlijk niet overschrijdt.

Een stervende offeren voor het leven van een ander?

Moet men een stervende opofferen om een ander te doen leven? Met andere woorden: moet men het hart van een stervende reeds wegnemen, opdat een ander een betere levenskans zal krijgen, of liever gezegd: mag men dat doen? Dat zijn vragen die in de medische wereld aan de orde zijn. En kan men met zekerheid zeggen dat iemand over enkele minuten zal sterven? In het bovengenoemde artikel wordt deze vraag ook aan de orde gesteld. Mag men het hart van de stervende reeds wegnemen voordat de betrokken mens is overleden?

„Laten wij het een heel konkreet stellen. Door een ongeluk zijn de hersenen van iemand verwoest. Het lichaam van het slachtoffer, dat verder kerngezond is, wordt op kunstmatige wijze in het leven gehouden, doch er bestaat geen mogelijkheid, dat nog ooit het bewustzijn zal terugkeren. Is nu zo iemand, wiens hersenen onherstelbaar zijn verwoest, nog wel een levend mens, of is zo iemand al gestorven, terwijl slechts enkele organen en spieren kunstmatig in leven worden gehouden? Als men van zo iemand het hart wegneemt, is dat dan moord of niet?

Allemaal vragen dus, die niet zo gemakkelijk te beantwoorden zijn.

Een ander geval. Door uitvallen van de ademhaling en door hartstilstand zijn de hersenen van iemand zozeer beschadigd dat de patiënt diep bewusteloos blijft, terwijl aangenomen kan worden dat hij niet meer tot bewustzijn komen zal, mag nu het hart worden weggenomen? Ik meen van niet

In „De Reformatie" las ik een treffend voorbeeld.

Een jongen van 17 jaar, die een operatie aan het slagaderlijke stelsel moest ondergaan, kreeg op de operatietafel een hartstilstand met als gevolg een uitval van de hersenen. Het elektro-encephalogram was absoluut vlak gedurende zés opeenvolgende dagen! Dat betekent dus: er is in de toekomst nooit meer enige aktiviteit van de hersenen te verwachten, met name geen enkele geestelijke aktiviteit meer. Prof. Soulië, die de leerstoel van de kardiologie (van de leer der hartaandoeningen) aan de medische faculteit van de Sorbonne, de Parijse universiteit, bezet, behandelde deze jongen. Hij schreef: „Wij hebben gedacht, dat het verloren was. Maar — zo vervolgt hij — na zes dagen herkreeg hij zijn bewustzijn en op het ogenblik zit hij in de hoogste klas en hoopt dit jaar nog zijn eindexamen te halen." Tot zover prof. Soulié.

Als men nu eens het hart van deze jongen overgeplant had toen hij bewusteloos was, terwijl er medisch gesproken geen mogelijkheid was, dat hij nog weer bij kennis zou komen, was dat dan niet doodslag geweest?

Is dan wat dr. Barnard in Kaapstad gedaan heeft, goed te keuren?

Doch er zijn nog meer vragen. Heeft een mens een onvervreemdbaar recht op de eigen organen, in de zin van het recht om die organen met zich te gronde te doen gaan, of is hij slechts tijdelijk gebruiker en moet hij ze bij zijn dood aan de gemeenschap ter beschikking stellen? Er zijn al verschillende doktoren, die dit laatste voorstaan.

Op het ogenblik is het zo, dat de familie toestemming moet geven om het lijk van een overledene te openen als dit de vooruitgang van de medische wetenschap ten goede komt, of als daarmee een ander gebaat is. Zal het in de toekomst zo worden, dat dit zonder toestemming zal gebeuren?

De vraag mag gesteld worden, zoals wij die lazen in „De Reformatie": Zal de mens in de toekomst nog de gelegenheid krijgen om rustig te sterven? Of wordt het een sterven, waarbij hier al alles in het werk gesteld wordt om zo spoedig mogelijk een nier van mij weg te halen, als die nog volkomen gezond mocht wezen; en daar misschien mijn alvleesklier ten behoeve van een lijder aan suikerziekte?

Met andere woorden: wat zal er straks gebeuren tussen sterven en begraven worden? Wordt dan eerst alles uit de mens gesloopt, wat nog enigszins bruikbaar is?

Kan dit de toets van Gods Woord doorstaan? Allerlei problemen doen zich hier voor.

Ik voor mij geloof, dat wij die kant niet uit moeten." —

Het zal mijn lezers duidelijk zijn dat hier vragen aan de orde gesteld worden waar wij allen mee te maken hebben of mee te maken zullen krijgen. De ontwikkeling van de medische wetenschap gaat voort. Gaat ze voort in de goede richting? Naar mijn mening is hier een diepgaande bezinning op de betekenis van leven en sterven en op de grenzen van de wetenschap bij het licht van Gods Woord dringend nodig.

Bekering

Door velen wordt het woord „bekering" gezien als een ouderwets woord, dat eigenlijk uit de tijd is. Er zijn ook in onze tijd nog altijd 99 rechtvaardigen die de bekering niet van node hebben. In het blad voor het getuigend gesprek met Rome „In de Rechte Straat" wordt als doel gesteld van al het werken van deze stichting: de bekering:

„Ook het laatste doel van ons ex-priesterwerk is, dat velen het Woord Gods vernemen en daardoor tot bekering komen.

Is dit dan de enige drijfveer van onze hulp? Neen, natuurlijk niet. Wij kennen uit de bijbel de opdracht om elke medemens in nood te helpen, voorzover ons dat mogelijk is. Dan mogen wij ons niet eerst afvragen: Zit er een „bekeerling" in? De barmhartige Samaritaan van het Evangelie vroeg ook niet naar de godsdienst van die gewonde. Hij zag een medemens die zijn hulp nodig had. Dat was voor hem genoeg.

Maar als een ex-priester van ons heengaat, voorzien van alles wat hij nodig heeft, maar zonder dat hij „het énige nodige", namelijk de bekering, gevonden heeft, dan laten wij hem met een bedroefd hart vertrekken. We hadden het zo graag anders gewild. We hadden hem zo graag het eeuwige leven gegund, dezelfde vreugde in de gemeenschap met Christus en in de verzoening met zijn hemelse Vader. Maar: Zo is dan noch hij die plant, iets, noch hij die nat maakt, maar God die de wasdom geeft" (1 Kor. 3:7). Wij kunnen slechts het zaad van Gods Woord uitstrooien, maar de Here alleen kan het doen ontkiemen.

Hoe arm is een mens, die zijn armoede niet gezien heeft; hoe leeg, wanneer de fèegte in hem niet is gaan schrijnen; hoe dood, wanneer hij zijn eigen geestelijke bedorvenheid nooit rook; hoe eenzaam, wanneer hij zijn vervreemding van God nooit heeft gevoeld.

Christus is gekomen om doden op te wekken ten leven, om armen te vullen met Zijn rijkdom, om verdwaalden te voeren naar het eeuwige Vaderhuis.

Deze overzetting van de dood naar het leven in Christus is de bekering. Er is niets heerlijker dan dat. Het grijpt je totale persoonlijkheid aan. Het is het werk van God in je; het is een wonder dat zich aan je voltrekt. Daardoor wordt alles in je opengescheurd. Duisternissen worden omgewoeld en door de chaos heen breekt het verlossende licht van Gods liefde. De warmte van de lente gaat waaien over onze verstijfde zielen en vruchten van goede werken kunnen rijpen uit de bloesem van het leven in Christus.

En diep door dat alles héén klinkt de roep om de genade alléén. Hij, die barmhartige God, deed het! Hij was mij genadig en anders lag ik voor eeuwig in de dood. Zijn Naam zij geprezen voor altijd!" ~

Het is goed dat het bovenstaande nog eens duidelijk is gesteld. Men is tegenwoordig immers zo horizontaal ingesteld, alleen op de liefde tot de medemens, dat de verticale lijn, de liefde tot God, de bekering tot God, de verzoening met God, geheel op de achtergrond is geraakt. Maar de eerste tafel der wet is nog steeds: God liefhebben boven alles.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's