Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkvisitatie

Onlangs vroeg een meelevend gemeentelid mij: U hebt zondag van de kansel afgekondigd dat er kerkvisitatie zal worden gehouden. Maar nu is mijn vraag: wat is dat eigenlijk en wat houdt dat in? Door deze vraag werd ik weer duidelijk bepaald bij het feit dat voor predikanten en misschien ook wel voor kerkeraadsleden sommige zaken en begrippen in het kerkelijk leven heel duidelijk zijn, terwijl de andere gemeenteleden er toch eigenlijk geen raad mee weten en zich afvragen wat die woorden die men in de kerk gebruikt nu eigenlijk voor inhoud hebben. De kerkorde van onze kerk zegt over de kerkvisitatie: „De kerkvisitatie, dienstbaar aan de opbouw van de gemeente als het lichaam des Heeren, gaat uit van de meerdere vergaderingen en omvat het onderzoek naar en het opzicht over het geestelijk leven der gemeenten en de vervulling van ambten, bedieningen en functies; het wegnemen •— door raadgeving en overleg — van moeilijkheden in en tussen de organen van gemeente en kerk; en de bevordering van de dienst der gemeente in de wereld."

Het is wat plechtige kerkordetaai, maar we kunnen er toch uit opmaken wat men nu eigenlijk met de kerkvisitatie bedoelt. In het woord visitatie vinden we het woord visite terug, maar ook het woord visiteren, dat wijst op een onderzoek instellen naar. De visitatoren — die benoemd worden door de classicale vergaderingen voorzover het visitatorenprovinciaal betreft — komen op bezoek bij een gemeente en komen een onderzoek instellen naar het leven en werken en functioneren van een gemeente. De gewone kerkvisitatie vindt plaats minstens eens per vijf jaar. Wanneer er moeilijkheden zijn in een gemeente kan men de visitatoren uitnodigen deze moeilijkheden te komen bespreken. Ze kunnen echter ook op eigen initiatief komen wanneer ze van de moeilijkheden hebben gehoord. Bij een gewone kerkvisitatie moeten de leden van de gemeente minstens veertig dagen van tevoren in kennis worden gesteld van de komst van de visitatoren en op hun verzoek kunnen ze met die visitatoren een gesprek voeren over het gemeentelijk leven of over bepaalde feiten en moeilijkheden.

De colleges van visitatoren werken provinciaal — de voorzitter van de visitatoren die door de verschillende classes zijn aangewezen en wel een predikant en ouderling per classis, wordt benoemd door de provinciale kerkvergadering — maar er is ook nog een college van visitatoren-generaal, die zich bezighoudt met meer algemene problemen die de gehele kerk betreffen en opzicht heeft over die ambten die niet vallen onder de verschillende provinciale kerkvergaderingen.

De kerkvisitatie is een oude instelling, waarvan we reeds lezen in de eerste kerkorden van de reformatie. Zo vond ik in „De Saambinder" over de kerkvisitatie enkele opmerkingen die nog van de hand van wijlen ds. G. H. Kersten zijn:

„X. vraagt enige inlichtingen over de kerkvisitatie, waarvan afkondiging in de gemeente geschiedt.

Van het werk der visitatoren bepaalde de kerkorde van Dordrecht (1619) in art. 44: „Zal ook elke classe eenige harer dienaren, ten minste twee van de oudste, ervarenste en geschiktste autoriseeren, om in alle kerken, van de steden zoowel als van het platteland, alle jaar visitatie te doen en toe te zien, of de leeraars, kerkraden en schoolmeesters hun ambt trouwelijk waarnemen, bij de zuiverheid der leer verblijven, de aangenomen orde en alles onderhouden en de stichting der gemeente, mitsgaders der jonge jeugd naar behooren, zoveel hun mogelijk is, met woorden en werken bevorderen, teneinde zij diegenen, die nalaten in het een of ander bevonden worden intijds mogen broederlijk vermanen en met raad en daad alles tot vrede, opbouwing en het meeste profijt der kerken en scholen helpen dirigeeren."

De aangewezen visitatoren hebben dus elk jaar (men lette daarop en verzuime daarin niet) de kerken te bezoeken. Zij ondervragen de kerkeraad in afwezigheid van de leraar naar diens leven en arbeid als dienaar des Woords; insgelijks geschiedt met de ouderlingen en diakenen. Ook over de schoolmeesters ga hun visitatie. Zij zien ook na of behoorlijk boek gehouden wordt van de leden en doopleden; van de huwelijken; van de kerkeraadsen ledenvergaderingen enz. Ook of de financiën van kerk en armen naar behoren worden geboekt, natuurlijk kan van hen niet gevorderd worden dat zij accountantswerk verrichten. Zij zien alleen na of deze boeken behoorlijk worden bijgehouden en door de kerkeraad afgetekend.

De leden hebben op deze vergadering geen toegang met alle zaken, die zij wensen te bespreken. Daarvoor wenden zij zich tot hun kerkeraad. Het kan zich echter voordoen, dat de zaak van een lid door de kerkeraad niet ter hand genomen wordt; dan kan zulk een lid zich tot de vergadering met de visitatoren wenden. Ook kunnen indien in de gemeente geschillen rijzen, leden door de kerkeraad op de vergadering met visitatoren geroepen worden, opdat met behulp der visitatoren de geschillen mogen opgelost worden. Daarom wordt dan ook de visitatie in (te gemeente bekendgemaakt." —

Uit het bovenstaande ziet men dat de kerkvisitatie al oud is, maar ook hoe ze tegenwoordig in de Gereformeerde Gemeenten gehouden wordt.

Lang of kort haar

Bewogen discussies zijn in de laatste jaren gevoerd over de haardracht van de jongens. Ook in onze gezinnen. Want de mode heeft immers ook zijn invloed op die gezinnen die nog naar het Woord willen leven. Lange tijd is de haardracht van de vrouwen en de meisjes een onderwerp van gesprek

geweest en toen heeft men niet kunnen voorzien dat de haardracht van jongens en mannen zozeer in discussie zou komen.

Maar dit is niet van vandaag of gisteren alleen. Dr. G. }. Vos vertelt in zijn geschiedenis van de Nederlandse kerk: „Sedert 1645 vloog men elkaar in het haar naar aanleiding van een preek van de bekende ds. Borstius over de vraag of men al dan niet lang haar dragen mocht, terwijl de Synode van Zuid-Holland reeds twee jaar daarvoor het dragen van lang haar aan „leeraars, proponenten en studenten" verboden had. Sommigen noemden „lange blessen" zelfs „handvatsels van den Duivel om de dragers ter helle te voeren". Anderen scholden weer op „Calotten of kale vinken" en noemden de kortharige predikanten „warre winkels, fijmelaars, kemelslikkers". Dat was derhalve ook een geweldige strijd. Toch kan ik me goed vinden in hetgeen ds. H. C. van der Ent schreef in „Bewaar het pand":

„Onze jonge mensen leven in een heel andere tijd. Een tijd waarin er een zekere wedijver is, om het haar zo lang mogelijk te hebben en te houden. Dit probleem heeft in menig gezin al een bron van ellende gevormd. De jongelui moesten dan naar de kapper en dan liet men het „stiekum" iedere keer een beetje langer knippen. Dat klinkt natuurlijk een beetje gek, maar jullie begrijpen wel, wat ik daarmee bedoel. Nu kun je daar verschillend over oordelen. Waar liggen de grenzen?

Ik zal niet één jeugdige vriend veroordelen wanneer hij zijn haar niet laat millimeteren, zoals vroeger de gewoonte, „mode" was, als hij het haar keurig verzorgt. Ik geloof niet dat men dan in strijd handelt met het woord van God.

Doch het wordt anders wanneer het haar zo lang gehouden wordt, dat men op een vrouw gaat gelijken. Dan wil ik hier maar heel eenvoudig de Schrift laten spreken. 1 Cor. 11, dat vroeger (waarom nu niet meer? ) heel dikwijls aangehaald werd, omdat men daarmede de vrouwen wat te zeggen had, kan ook worden aangehaald omdat het de mannen wat te zeggen heeft. Paulus toch schrijft in 1 Cor. 11 : 14: „Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is, maar zo een vrouw lang haar draagt, dit haar een eer is, omdat het lange haar haar voor een deksel gegeven is? " Ik zou zeggen, dit is toch duidelijk genoeg? Wat moet ik daar nu eigenlijk nog aan toevoegen?

Als onze jonge vrienden zich heel eenvoudig aan de H. Schrift houden, dan behoeven ze heus niet voor „gek" te lopen, zoals dat nogal eens gezegd wordt, en dan wordt daar in menige huiselijke kring een bron van ellende mee voorkomen. En wat nog meer zegt: Heel veel zonden worden er mee voorkomen. Want als de ouders zich boos maken terwijl de kinderen met hun wederstrevigheid daar de oorzaak van zijn, wie is er dein met de lange haren het meest gediend? Ik dacht dat een kind hier wel het antwoord op geven kon. De duivel, dit hebben we al meer geschreven, is erg listig. Hij maakt overal gebruik van, zelfs van de haren, om twist en tweedracht te zaaien. Om jong en oud tegen elkaar op te zetten. Het is uiteindelijk allemaal een gevolg van het zich niet houden aan het Woord des Heeren, hetwelk een lamp is voor de voet en een licht op het pad.

Ten deze mocht jong en oud wel voor de aandacht hebben, wat er staat in Psalm 119: 4—5: „Gij hebt geboden dat men Uw bevelen zeer bewaren zal. Och dat mijn wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren."

Nu weet ik wel, dat als men verkeerd wil, men met jonge mensen vandaag de dag niet zo gauw klaar is. Want als men de Schrift laat spreken en men is een beetje bij de tijd, dan komt men met een werk van b.v. vader Brakel, die zijn „Redelijke Godsdienst" heeft geschreven. Daar staat een foto van hem in, met zeer lange gekrulde haren. Zo is niet alleen vader Brakel afgebeeld, maar zo kan men van zovelen, die de naam van godzalig hebben gedragen en nog dragen, portretten laten zien, met lange haren, gepoederde pruiken enz.

Wanneer onze jonge mensen met dergelijke voorbeelden aankomen, kun je er natuurlijk je niet van af maken door te zeggen: Dat was toen zo, in die tijd. Want dat bevredigt niet. Want dan zeggen onze jonge mensen, logisch: We leven nu in deze tijd. We moeten nooit' de tijd de stijl aan laten geven, daar waar het woord van God zich duidelijk uitspreekt. En dan zeg ik, zonder meer: Op dit punt waren onze „oudvaders" ook de plank mis. Eerlijk is eerlijk. Geen tweeërlei weegsteen, en geen tweeërlei efa. Want beiden zijn de Heere een gruwel.

Ik zou ten deze willen zeggen tot degenen, die de oudvaders gebruiken, om daarmede hun m.i. zandige praktijken goed te praten: Doe ten deze niet naar hun daden, wat de haren betreft, maar naar hun woorden en volgt hun geloof na." —

Waarom de Statenvertaling?

In ons blad zijn de laatste tijd enkele artikelen verschenen over de Statenvertaling. Ondanks het feit dat er telkens nieuwe vertalingen verschijnen meldt het Nederlands Bijbelgenootschap dat de verkoop in het afgelopen jaar is toegenomen en weer in de duizenden loopt, ik lees in het betreffende bericht: „De eerbiedwaardige, eeuwenoude Statenvertaling blijft voor velen in ons land de beste, ook we! de enig aanvaardbare bijbelvertaling. Het Nederlands Bijbelgenootschap, getrouw aan zijn dienstverlenende functie ten behoeve van kerken en christenen in Nederland, dekt daarom de voortdurende behoefte aan bijbels in deze vertaling in verschillende formaten."

Ds. J. Hegger vertelt in het nieuwe blad „Op weg naar Damaskus" waarom hij nog steeds de Statenvertaling gebruikt:

„Vooreerst omdat die Statenvertaling (S.V.) de

meest letterlijke vertaling in het Nederlands is, die ik ken. Andere vertalingen zijn in sommige gevallen nauwelijks nog een vertaling te noemen, maar bevatten reeds een bepaalde interpretatie en omschrijving van de tekst.

Vanwege deze letterlijkheid is de S.V. soms wat moeilijk te verstaan. Maar dan kunt u altijd een andere vertaling erbij opslaan.

Vervolgens zijn in andere vertalingen bepaalde woorden verzwakt weergegeven. Slechts één voorbeeld. De S.V. vertaalt Rom. 8: 1 aldus: „Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn..." De vroegere r.k. vertaling (Petrus Canisius Vereniging) had: „Voor hen die Christus Jezus toebehoren, is er dus thans geen verdoemenis meer." U ziet hier tevens al een verschil in de letterlijke weergave. De P.C. vertaling zegt: „Hen die Jezus Christus toebehoren", maar in feite is dat reeds een verklaring en tevens afzwakking van wat de S.V. heeft: „degenen die in Christus Jezus zijn".

De nieuwe r.k. vertaling (Willibrordstichting) vertaalt het woord „verdoemenis" met „vonnis", de vertaling van het N.B.G. (Nederlands Bijbel Genootschap) met „veroordeling". Dat is duidelijk een afzwakking. Het woord „veroordeling" of „vonnis" wordt ook voor de burgerlijke rechtspraak gebruikt. Wij hebben in de Nederlandse taal een woord nl. „verdoemenis", dat alleen de eeuwige veroordeling door God betekent. Dat is een ontzettend woord en als ik het uitspreek, dan gaat er nog steeds iets van een siddering door mij heen. Verdoemd worden, dat houdt in dat God mij vervloekt voor eeuwig; dat Hij nooit meer iets met mij te maken wil hebben; dat de Zoon die Zijn uiterste liefde getoond heeft door mens te worden en aan het kruis te sterven, dan mij met vlammende toorn toeroept: Weg van Mij, jij, vervloekte, in het eeuwige vuur; die Zoon van God, die openbaring van Gods onbegrijpelijke erbarming over verloren zondaars; tegen mij... voor eeuwig!

Nu zullen de voorstanders van de N.B.G.- en van de Willibrord Stichting-Vertaling tegen mij zeggen: Maar in het Grieks had men geen apart woord om die eeuwige veroordeling door God uit te drukken. Het woord dat Paulus gebruikt, werd toen inderdaad tevens voor de burgerlijke rechtspraak gebezigd.

Ik heb alle begrip voor deze opwerping. Maar vertalen is niet alleen de letterlijke weergave van de tekst. Goed vertalen betekent ook de geest van de schrijver tot zijn recht laten komen. En uit het geheel van het betoog van Paulus blijkt, hoe ontzettend ook Paulus die eeuwige veroordeling door God vindt. En als wij nu een Nederlands woord hebben dat die ontzetting èn de veroordeling door God tegelijk weergeeft, waarom zouden we dan dat woord hier niet gebruiken.

Maar we mogen van een bepaalde vertaling ook geen afgod maken. Er zijn er die verbitterd vechten voor de S.V. en die meteen iemand verdacht maken, wanneer hij het waagt eens een keer een andere vertaling te gebruiken. Zulke protestanten strijden dan met eenzelfde geest, waarmee ook bepaalde konservatieve rooms-katholieken strijden voor het behoud van het Latijn in de mis. Voor priesters is dat nog te begrijpen. Zelf mediteerde ik vroeger ook liever uit de Vulgaat-vertaling dan uit een Nederlandse vertaling. Maar voor de eenvoudige rooms-katholieken die geen Latijn verstaan, is dat toch niet meer logisch. Zij zouden toch blij moeten zijn, dat er nu in de mis een taal wordt gesproken, die zij kunnen volgen. Daaruit zien we dat de sentimenten vaak een belangrijke rol spelen in zulke gevallen." —

Ook ik meen dat men daarvoor moet oppassen. Trouwens ik las verleden week dat men van meet af al heeft moeten waarschuwen om van de Statenvertaling geen afgod te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's