Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KADERINSTRUKTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KADERINSTRUKTIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(schets 20, december 1969)

Deze schets is gewijd aan de jeugdouderling. Zij werd ons toegezonden door het jeugdwerkcentrum van de jongerenbond.

Op de vraag: wat is een jeugdouderling? wordt geantwoord: een jeugdouderling is een ouderling — volwaardig lid van de plaatselijke kerkeraad — die een speciale opdracht heeft gekregen met betrekking tot de bearbeiding van de jeugd van de gemeente. Verder wordt geschreven over de geschiedenis, de bezwaren, 4e taak, de taak met betrekking tot het jeugdwerk, de persoon, de plaats en tenslotte over de verbindingsman. In deze naam wil men samenvattend taak, werk en plaats van de jeugdouderüng aanduiden. Naar drie zijden — aldus de kadermstruktic — moet hij verbindingen leggen:

1. Onder Gods zegen moet hij de jeugd tot klaarheid brengen over hun verhouding tot de Heere, de God van hun doop.

2. Hij moet de juiste verbinding leggen tussen de jeugd van de kerk en de kerk van de jeugd. Hij moet de jeugd integreren in de gemeente, zodat de jeugd zich deel weet van de gemeente èn de gemeente de jeugd in haar midden opneemt.

3. Hij zal de jeugd ook met elkaar in verbinding moeten brengen. De gemeenschap der heiligen moet door „de kerk van morgen” nu reeds zinvol beoefend worden.

We vragen ons in alle ernst af of daarvoor nu een aparte ouderling nodig is. Dat er aandacht aan de jeugd van de gemeente besteed wordt is vanzelfsprekend. Ouders besteden toch ook alle aandacht aan hun kinderen. Zij leven als het goed is voor hun kinderen. Zo moet het in de kerk ook zijn. Als dat niet gebeurt deugt er iets niet. Dan gaat het fout, evenals het in een gezin fout gaat, wanneer de ouders niet als ouders optreden. Alle kerkeraden moeten zich van hun roepmg ook in dit opzicht bewust zijn. We kunnen ons voorstellen, dat het in bepaalde gemeenten van belang is, dat een bepaalde ouderling zich meer in het bijzonder met de belangen van de jeugd bezig houdt. Op dezelfde wijze als andere ambtsdragers zich meer moeten inzetten voor andere groepen. Maar dat zal dan wel uitzondering zijn. De meeste gemeenten zijn slechts betrekkelijk klein en het is altijd al moeilijk geweest om geschikte ambtsdragers te vinden. Vroeger werd daar al onder gezucht en in deze tijd van vervlakking is het er echt niet beter op geworden. Er moet toch allereerst wel gelden de eis, dat er althans in beginsel het leven der genade is. En hoe weinig wordt dat gevonden. Dat is de klacht, die men allerwegen kan horen.

Maar ook zakelijk hebben we bedenkingen van ernstige aard tegen de taak, zoals die in de instruktie wordt omschreven. Wat het eerste punt betreft hebben we wel zeer ernstige bezwaren. Het doopsformulicr wijst er op, dat wij en onze kinderen niet in het rijk Gods kunnen komen tenzij wij van nieuws geboren worden. Dat is in overeenstemming met de Schrift en de belijdenis. De noodzakelijkheid van de wedergeboorte moet in de prediking en alle ambtelijke arbeid steeds weer naar voren komen. Dat kan toch niet aan een jeugdouderling worden overgelaten. In punt twee wordt wellicht onbedoeld gesuggereerd dat er een tegenstelling is tussen de gemeente en de jeugd. Die tegenstelling kan er niet zijn. In een gezin is er wel onderscheid tussen ouders en kinderen, maar zij vormen samen het gezin en daarin hebben ouders en kinderen hun eigen plaats. Zo is het toch ook in de gemeente. De jeugd behoeft niet geïntegreerd te worden in de gemeente. Zij hoort er bij als jeugd. Wat het derde punt betreft moeten we bezwaar maken tegen de uitholling van het begrip van de gemeenschap der heiligen. Naar onze Heidelberger moeten we daaronder allereerst verstaan, dat de gelovigen, allen en een iegelijk, als lidmaten aan de Heere Christus en al Zijn schatten en gaven gemeenschap hebben. Dat geldt alleen de ware gelovigen. Als de Heere een jeugdige in het hart grijpt komt die gemeenschap er vanzelf. Daar is geen stimulans voor nodig. Dan zoeken ook levende jeugdigen de omgang met kinderen Gods. Dat worden hun vrienden. Daar voelen ze zich thuis. Laten we toch niet vergeten, dat Gods wederbarende genade noodzakelijk is. Die hebben ouderen nodig en jongeren. De predikanten en ouderlingen hebben natuurlijk een roeping ook ten aanzien van de jeugd der gemeente, evenals ouders ten opzichte van hun kinderen. Ouders, die hun roeping verwaarlozen of in strijd daarmee handelen, worden van de ouderlijke macht ontheven of daaruit ontzet. Zijn er ambtsdragers, die zo handelen, dan is er een gelijksoortige weg. Maar we zijn er van overtuigd, dat er nog ouders zijn, die het heil van hun kinderen beogen en dat er nog ambtsdragers zijn, wie ook het geestelijk heil van de jeugd ter harte gaat. En we zijn er ook van overtuigd, dat er nog vele jeugdigen zijn, die zich willen stellen onder het gezag van ouders en ambtsdragers. De Heere zal er Zelf voor zorgen, dat Zijn werk doorgaat, ook in komende geslachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

KADERINSTRUKTIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's