Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOE ZEG IK HET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE ZEG IK HET

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaan op huisbezoek is niet altijd een gemakkelijke taak. En dan denk ik niet aan die gevallen waarin er sprake is van het tegenkomen van veel leed en zorg, maar aan die situaties waarin de ambtsdrager zich ongemakkelijk voelt. Situaties waarin hij voelt dat hij zich zelf niet kan zijn, omdat het gezin waar hij is, maatschappelijk hoger op de ladder staat dan de ambtsdrager zelf, of omdat de broeder of zuster een manier van praten en denken heeft die niet de zijne is.

U kent misschien wel van die momenten waarbij je een huisbezoek dient af te leggen waar je zo tegen op kunt zien.

Navenant aan dat gevoel en daaruit voortvloeiend is de moeite die er kan zijn met het voeren van een gesprek.

Over het weer praten, de vakantie en de fraaie inrichting gaat ons wel redelijk af, maar daarvoor komen we niet. Deze zaken mogen dan ook bij het huisbezoek niet de hoofdrol spelen. Men komt vanuit het ambt op bezoek. Daar is heel veel goeds van te zeggen. Gelukkig! Vele gemeenteleden zien ernaar uit omdat er warme menselijke belangstelling naar leer en leven is en er troostrijke woorden vanuit het evangelie zijn.

Helaas is dat echter niet altijd het geval. Velen van u zullen misschien de ervaring hebben dat huisbezoek te weinig inhoud heeft, dat er vragen gesteld worden vanuit de idee dat ze gesteld moeten worden. Er worden zaken aangeroerd waarop antwoord wordt gegeven, maar niet vanuit het hart.

Hoe kan men nu komen tot een goede zinvolle en verantwoorde gespreks-voering?

Belangrijk voor het voeren van een goed gesprek zijn de volgende criteria:

1. Weet waar u aan begint.

Verdiep je in het gezin, de bezochte(n). Hoe is de samenstelling van het gezin? Is men belijdend lid, meelevend? Wat voor functie heeft de man/vrouw? Vraag, indien u weinig bekend bent met hen, aan uw medebroeder ambtsdrager of aan de dominee of hij het gezin kent. Informeer naar de vreugdevolle zaken en naar de noden.

2. Heb een duidelijk doel voor ogen.

Huisbezoek gaat niet over het weer, maar over de woordbediening, over leer en leven, de beleving van het evangelie etc. Het is goed om in het begin van het gesprek dat duidelijk te maken. U kunt en mag daarin heel open zijn. Het beginnen met het lezen uit de Bijbel en het bespreken van de tekst is een hele goede aanzet om uw doel duidelijk te maken.

3. Weest bereid om te luisteren.

Een van de voorwaarden om een goed gesprek te voeren is luisteren naar de ander. Wat bedoelt de ander te zeggen. Niet meteen in de rede vallen of tijdens het gesprek alvast datgene bedenken waarvan u vindt dat het juist of onjuist is. Het is belangrijk om ruimte te geven voor een gesprek. Houdt altijd voor ogen dat mensen door uw op- of aanmerkingen niet zomaar hun gedrag gaan veranderen.

Een veroordelende houding kan echter heel veel veranderen, meestal in negatieve zin.

Kunnen luisteren is ’zeer belangrijk’. Het gaat onvermijdelijk vooraf aan spreken en is voorwaarde voor contact. Goed luisteren is niet eenvoudig. Veel houdt ons ervan af, zoals:

1. We zijn vol van onze eigen problemen en gedachten waardoor we echt niet kunnen luisteren.

2. Soms zijn we zo gespannen tijdens het gesprek, dat we niet aan echt luisteren toekomen. We zitten al te piekeren wat we zo dadelijk moeten antwoorden.

3. Sommige mensen kunnen het je moeilijk maken om naar hen te luisteren. Ze vertellen alles zo langdradig. We kennen hun verhaal al. Aan echt luisteren komen we niet meer toe.

4. We zijn veel te praterig. We vallen onze gesprekspartner in de rede. We zeggen hem dat we hem helemaal begrijpen, we uiten uitgebreid ons meegevoel, we geven een advies. En de ander zit met een onaf verhaal dat hij/zij niet kwijt kan.

5. We luisteren soms selectief. Wat we niet graag horen, laten we niet tot ons doordringen of we bagatelliseren het verhaal en gaan over op andere voor ons belangrijkere zaken.

Wat luisteren bevordert, is het aanleren van open en beschikbaar zijn voorde ander. Daarbij is die voorbereiding belangrijk. Moeite met dat alles kan met behulp van het gebed opgedragen worden. U gaat immers niet alleen op huisbezoek, maar Hij is bij u.

Minstens zo belangrijk is het luisteren naar dingen die niet gezegd worden. Afgebroken zinnen, de stippeltjes kunnen heel wat aangeven.

Voor goed luisteren is een zekere ontspannenheid nodig. Zeker beginnende ambtsdragers hebben nogal eens vragen bij zich zelf of men wel voldoende ambtsdrager is. Soms speelt een zekere angst van wat ik straks moet antwoorden, een rol.

Luisteren wordt ook bevorderd door werkelijke interesse in de ander, een bepaalde nieuwsgierigheid naar gevoelens en werkelijke gedachten. Ontspannenheid in letterlijke zin helpt ook. Wie in elkaar zit, zijn adem inhoudt en zich verkrampt voelt, is een slechte luisteraar.

Luisteren veronderstelt ook dat je stil durft te zijn, je behoefte om alsmaar te praten (uit zenuwachtigheid of gewichtigheid) laten wegzakken.

Luisteren veronderstelt ook dat je de moed hebt uit de mond van een ander dingen te horen, die ons niet zo liggen, ons niet sympathiek zijn of ons beangstigen, bijvoorbeeld heel negatieve of cynische of pessimistische opvattingen.

4. Oordeel niet, maar praat vanuit de liefde van Christus.

De meesten onder ons merken de vooroordelen van anderen op, maar we zijn ons zelden bewust van de onze, omdat we ze in ons eigen geval als vanzelfsprekend beschouwen. Soms zo vanzelfsprekend dat we menen dat wij het bij het juiste eind hebben en anderen daarvan moeten overtuigen. Dat veel mensen zich niet (meer) thuis voelen in de kerk of zich ervan hebben afgewend, heeft vaak als achtergrond gehad de harde oordelende houding van kerkmensen. Probleem is dat een duidelijk oordeel soms op zijn plaats kan zijn. Vermaning van een levenswandel niet naar de Schriften is wel eens noodzaak. Toch moeten we bedenken dat, ook al zijn de zaken nog zo gefundeerd te weerleggen, praten vanuit de liefde van Christus veel vermag op langere termijn. Aanvaard elkander, zoals Christus u aanvaard heeft. Weest verdraagzaam in uw gesprek zonder krom te buigen wat recht is. Probeer in een open gesprek erachter te komen wat de oorzaken zijn en hoe belemmeringen zijn ontstaan. Een vrome ondersteunende reactie is niet altijd een goede manier om iemand duidelijk te maken dat iets goed of fout is. Ook de kerkmens is mondig geworden en wil geen dooddoeners.

Zolang u in gesprek blijft is er openheid om te helpen.

5. Het stellen van vragen.

Een van de kardinale punten van gespreksvoering is de kunst van het stellen van vragen. Goede vragen kunnen een gesprek boeiend maken. Slechte vragen kunnen een gesprek afstompen en de gesprekspartners een ’opgeblazen’ gevoel geven.

Er zijn enkele basisregels die een goed hulpmiddel kunnen zijn om een gesprek te voeren.

Over het algemeen moet de voorkeur worden gegeven aan vragen, welke een iets uitvoeriger uiteenzetting verlangen boven vragen die met een kort ja of nee beantwoord kunnen worden. Een vraag ’wat vindt u van de zondagse woordbediening’ is beter dan de vraag ’bent u tevreden over de woordbediening’.

Vragen naar gevoelens komt het gesprek meer ten goede dan vragen naar feiten. Als we naar feiten vragen, zeggen we: ’hoe oud bent u?’, ’wanneer bent u gescheiden?’. Vragen naar gevoelens is: hoe men zich voelt, hoe men iets heeft gevonden, hoe men erover denkt, wat men eraan beleeft.

Een ander manier van vragen stellen in het gesprek is reageren op datgene wat gezegd wordt. Dit is iets wat men door oefening moet leren. De ander heeft ons iets verteld, iets meegedeeld en wij antwoorden. We vragen niet, we oordelen of interpreteren niet, maar we gaan mee op weg met de ander. We trachten te begrijpen wat onze broeder/zuster zegt en brengen in onze reactie tot uitdrukking dat we hem/haar verstaan. Men gebruikt weieens het woord ’spiegelen’ voor deze wijze van reageren. Dat wil zeggen dat men het meest wezenlijke wat de gesprekspartner zegt, aan hem teruggeeft in andere bewoordingen. De essentie van zo’n manier van spreken is dat u probeert op te pakken datgene wat de ander zegt of probeert te zeggen. U richt zich hierbij meer op het gevoel dan op de feiten.

Voorbeeld: ’Ik kan het niet zo goed meer in de kerk vinden, het zegt me allemaal zo weinig’. U zegt: ’U hebt moeite met het geloof’.

Uit het antwoord van onze gesprekspartner kunnen we opmaken of we juist en voldoende begrijpend hebben gereageerd.

De zin van zo’n manier van een gesprek voeren is dat de ander zich verstaan voelt, dat men merkt dat deze ambtsdrager zich er niet vanaf maakt, of alleen maar komt controleren hoe het gaat. Werkelijk meeleven en echtheid tonen is een goede basis.

Hoe zeg ik het, is een vraag van vele (beginnende) ambtsdragers. In het kort zijn de meest fundamentele zaken voor een goed gesprek belicht. In dit alles mag de ambtsdrager erop vertrouwen dat hij geroepen is door God Zelf door Zijn gemeente en dat hij kracht ontvangt van Hem, ook bij het voeren van een gesprek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HOE ZEG IK HET

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's