Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van den naam Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van den naam Christus

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Held. Catech. Zond. 12.

Zoo we reeds bij de bespreking van den eigennaam des Zaligmakers opmerkten, Christus is de ambtsnaam. Dat is het onderscheid tusschen de beide namen Jezus en Christus; de eerste eigennaam dien Hij door den dienst des engels ontving, leert ons wie Hij is, terwijl de naam Christus, de ambtsnaam, ons zegt, wat Hij is; dat Hij Ambtsdrager is; dat Hij is profeet en priester en koning. Onze Catechismus verklaart ons dan ook op de vraag: „Waarom is hij Christus, dat is een Gezalfde, genaamd?
Omdat hij van God den Vader verordineerd is, en met den Heiligen Geest gezalfd, tot onzen hoogsten Profeet en leeraar die ons den verborgenen raad en wil Gods van onze verlossing volkomenüjk geopenbaard heeft; en lot onzen eenigen Hoogepriester, die ons met de eenige offerande Zijns lichaams verlost heeft, en ons met Zijne voorbidding steeds voortreedt bij den Vader; en tot onzen eeuwigen Koning, die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworvene verlossing beschut en behoedt".
De naam Christus, in het Hebreeuwsch Messias, beteekent Gezalfde. Bij de roeping tot een gewichtig ambt zalfde men oudtijds den verkoorne. Zoo meldt ons de Schrift dan ook van de zalving tot profeet en tot priester en tot koning. Elia moest op Gods bevel Elisa, den zoon van Safat, tot profeet zalven in Zijne plaats. De profeten worden des Heeren gezalfden genoemd in Ps. 105: „Tast mijn gezalfden niet aan, en doet mijn profeten geen kwaad". De zalving der priesterers is zeer breed in de boeken van Mozes omschreven; en zelf ontving Mozes het bevel: „Gij zult Aäron en zijne zonen zalven, en gij zult hen heiligen, om Mij het priesterambt te bedienen". En voor de zalving der koningen worden wij wel allereerst gewezen op Samuels zalven van Saul en David, en op Zadok, den priester, die op Davids last, Salomo de heilige zalfolie overgoot. Elia zalfde Jehu, den zoon van Nimsi, ten koning over het rijk der tien stammen.
Die zalving nu was een symbolische handeling, die wees én op de verordineering én op de bekwaammaking tot het ambt. Om dat nu duidelijk te maken, nemen we de zalving van David tot een voorbeeld. Nadat de Heere Saul verworpen had, dat hij geen koning over Israël zou zijn, ontving Samuel het bevel: „Vul uwen hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isaï, den Bethlehemiet ; want Ik heb Mij eenen koning onder Zijne zonen uitgezien", Wie van Isaï's zonen de verordineerde des Heeren was, bleef Samuel alsnog verborgen; en als de man Gods zag op de gestalte van Eliab en op de hoogte zijner statuur, besluitend bij zich zelf: „Zekerlijk is deze voor de Heere, Zijn gezalfde," dan klonk het in het goddelijk woord: „Ik heb hem verworpen". En als straks Abinadab voorbij het aangezicht van Samuel ging was het: „Dezen heeft de Heere ook niet verkoren". Desgelijks moest Samuel getuigen van Samma, een van alle de zeven zonen, die Isaï bij Samuel bracht. Dan eindelijk wordt David geroepen van achter de schapen; de jongeling, die niet het meest geteld schijnt in zijns vaders huis, en van hem spreekt de Heere dan: „zalf hem; want deze is het". Samuel dus moest met afzien van al wat het oog des menschen bekoort, den verkoorne des Heeren zalven; de zalving drukte allereerst uit, dat God David verordineerd had tot het koningschap in Sauls plaats. En gelijk bij David, was het in de zalving aller koningen; en gelijk in de zalving der koningen lag het in de zalving van priesters en profeten: de zalving beduidde Gods verordineering tot het ambt.
Maar meer.
Gewis David, om bij hem nu te blijven, David was een held; een dapper, moedig jongeling. Toen een leeuw, en daarna een beer op zijne kudde afkwam, om van de schapen te rooven en te verscheuren, vluchtte Isaï's zoon niet, doch stelde hij zijn leven voor de schapen; en hij versloeg zoowel den beer als den leeuw. Hoe dapper echter David ook zijn mocht, en hoe zijn ziele zich in God verblijden en sterken mocht, om koning te zijn over het volk des Heeren, dat van alle Heidenen gehaat en steeds bevochten werd, moesten zijne vingeren geleerd worden tot den oorlog. David moest van God bekwaam gemaakt worden. Een onderpand dier bekwaammaking werd hem geschonken in de zalving. In ruime mate werd de heilige zalfolie hem over 't hoofd gegoten; gansch die volle hoorn over hem uitgestort.
't Was ook hier:
Als d' olie die van Arons hoofd gedropen.
Zijn baard en kleederzoom doortrekt
In zulk een ruime mate nu, zou de Heilige Geest op hem rusten en hem bekwamen tot het koninklijk ambt.
De zalving beduidde verordineering en bekwaammaking; en zij was schaduw van de zalving des Zoons Gods tot Profeet, Priester en Koning. Hij zegt het zelf: „Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest, van den aanvang van de oudheden der aarde aan". Van eeuwigheid gezalfd; niet dus hier in den tijd.
De zalfolie toch, die b.v. Maria Hem overgoot in Bethanië, was geen zalving tot het ambt.
„Zij heeft dat gedaan tot eene voorbereiding voor Mijne begrafenis". Nimmer is de Heere Jezus met zalfolie gezalfd. Dat ook kon niet.
De zalving der ambtsdragers onder het Oude Verbond, was schaduw slechts van Christus' eeuwige zalving; wat hier op aarde geschiedde was eene beperkte handeling. Hoe ruim God de Heilige Geest den ambtsdrager werd medegedeeld, en hoeveel genade geschonken werd ook, de Geest werd met mate ontvangen. De volle hoorn of kruik olie was ras uitgegoten; en gelijk aan de olievIoeiing een einde kwam, zoo was de bedeeling van den Heiligen Geest altijd eene beperkte. Maar Christus heeft den Geest zonder mate. Hij kon zeggen: „De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om eene blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen". Van die volkomen, onbepaalde, eeuwige zalving zong David in Psalm 45: „Daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uwe medegenooten". En Petrus getuigde in Hand. 10 den joden: „Gijlieden weet de zaak belangende Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest".
Die volkomen, onbegrensde zalving des Heeren nu, houdt ook beide verordineering en bekwaammaking in. De verordineering is van eeuwigheid; de bekwaammaking geschiedde in de volheid des tijds.
Van voor de grondlegging der wereld is de Zone Gods verordineerd van den Vader tot het drievoudig ambt. In den raad des Vredes, die van eeuwigheid is, heeft zich God de Zoon met zijn hart Borg gesteld voor de uitverkoornen.
Bij niemand, noch in den hemel, noch op aarde was hulpe, om den, in de besluiten Gods reeds gevallen mensch, uit zijne ellende te verlossen. En toen is in het onmetelijke van Gods eeuwige liefde de Eengeboorne des Vaders, die spelende was met de menschenkinderen, verordineerd, opdat Hij, als het Hoofd van een beter Verbond, de Zijnen tot de Zaligheid leiden zoude; hun dwaasheid verlichtend, hun zonde verzoenend, hunne banden slakend.
Doch om dat te kunnen doen, moest Hij in den tijd bekwaam gemaakt. Of Hij dan niet bekwaam was? Neen. Om Zijn volk te kunnen verlossen, moest Hij God zijn, maar ook menssh, zoo ons in Zondag 6 is geleerd geworden. Hij was en bleef eeuwiglijk God. Doch Hij moest mensch worden. Het lichaam moest Hem toebereid. En in de aanvaarding onzer menschelijke natuur nu ligt de bekwaammaking des Middelaars; alzoo van eeuwigheid verordineerd en in de volheid des tijds bekwaam gemaakt. Zoo kon de engel den herders in Bethlehems velden boodschappen: „dat U heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere".
De bekwaammaking geldt voorts de menschelijke natuur. In de Goddelijke natuur kan geen bekwaammaking plaats hebben. Tot die bekwaammaking behoort toch ook het mededeelen van gaven; en aan de Godheid Christi kan niets worden toegevoegd. Hij is waarachtig God, eenswezen met den Vader en den Heiligen Geest. Wat gave of heerlijkheid zou dan aan de Goddelijke natuur kunnen geschonken worden? Hoe zou naar de Godheid des Middelaars kunnen gesproken worden van een mededeelen des Heiligen Geestes, wijl de Geest gelijk van den Vader, ook van den Zoon uitgaat? De zalving, waar die beteekent bekwaammaking, mededeelen van bekwaamheden omvat, kan alleen op de menschelijke natuur van Christus van toepassing zijn. Maar is dan ook in zulk een eenigen zin toepasselijk. Ze omvat de volmaakte toebereiding van de menschelijke natuur, om te openbaren de verborgen raad Gods tot onze Zaligheid; om het offer te brengen, noodig tot onze verzoening; en om den strijd te kampen ter eeuwige overwinning.
Van die bekwaammaking naar de menschelijke natuur lezen wij dan ook in Luc. 2 : 40: „En het Kindeke wies op, en werd gesterkt in den geest en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem". En, zoo staat even verder „Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de menschen"!
Openlijk geeft God in den Doop den Heiland de zalving te aanschouwen. Daar daalt Jezus in het doopwater neder, en als Hij straks is opgeklommen, daalt de Heilige Geest op Hem neder in de gedaante van een duif en blijft op Hem, en geschiedde er een stem uit den hemel zeggende: „Gij zijt Mijn geliefden Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen".
O, roept met Petrus uit: „Gij zijt de Christus de Zoon des levenden Gods"
I. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 juli 1922

De Saambinder | 4 Pagina's

Van den naam Christus

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 juli 1922

De Saambinder | 4 Pagina's