Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandsche belijdenisschriften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandsche belijdenisschriften

B. De Nederlandsche Geloofsbelijdenis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE INHOUD DIER BELIJDENIS

Met eede, naar de ordening van Melchizedek is Christus een eeuwig Hioogepriester, zegt de belijdenis. Woorden, die onze aandacht niet mogen ontgaan. Zij geven te kennen de heerlijkheid van Christus, de wettigheid, algenoegzaamheid en eeuwig geldende waardij van deze Zijne bediening, en daarom ook de bron van eeuwige vertroosting voor Gods volk. Welk een Hoogepriester is Hij! Neen, niemand is met Hem te vergelijken. Wat dunkt u van Hem? Wat dunkt u van Zijne aanstelling? Hoe ook ongeloof en bijgeloof woede. Hoe ook het getal van spotters, landen en volken overstroome; hoe ook het afgodische Rome de heerlijkheid van Christus in Zijn eenig, algenoegzaam en eeuwig priesterschap verduistere, voor Gods kerk is en blijve het een vaste en zekere grond van vertroosting. En hoe zou die vertroosting meer gesmaakt worden door onze ziel, gesmaakt worden door al des Heeren levendgemaakt volk, waren we eens gezet om door het geloof meer gebruik te maken van Christus en Zijne Hoogepriesterlijke bediening, want hierin is Hij toch het pit en merg der eeuwige zaligheid.
Neen, geen Hoogepriester is Hij naar de wet des vleeschelijken gebods, dat is, naar de wet van het Aäronitische priesterschap. Dat waren de priesters van Levi. Maar Christus is Priester naar de kracht des onvergankelijken levens, dat is, zooals Hij is de eeuwige Zone Gods, de Waarachtige God en het eeuwige leven Zelf en als zoodanig bekwaam om als Hoogepriester het eeuwige leven, door de zonde verspild, voor al Zijn volk weer aan het licht te brengen.
Wat dunkt u van Zijne aanstelling? De Vader Zelf heeft Hem gegeven. „Niemand, zegt de Apostel in Hebr. 5:4, 5 als hij handelt over het priesterschap, „niemand neemt zichzelven die eer aan maar die van God geroepen wordt gelijkerwijs als Aäron. Alzoo ook heeft Christus Zichzelven niet verheerlijkt om Hoogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd". Hoogepriester is Hij door wettige aanstelling van den Vader en dat van eeuwigheid. Gelijk Hij van eeuwigheid Borg is geworden bij den Vader voor al de Zijnen, alzoo dagteekent Zijn Priesterschap van dezelfde eeuwigheid. En Zijn Borgschap en Zijn Priesterschap zijn de twee voorname deelen van Zijne Middelaarsbediening.
Hoe blijkt hieruit het hooge belang des Vaders in de zaligheid van Zijne uitverkorenen, die Hij liefheeft met eene eeuwige liefde. Hoe wordt hierin openbaar de eeuwige wijsheid Gods, om de eer van Zijne onkreukbare rechtvaardigheid te verhoogen, waar Hij in de aanstelling en arbeid van dezen grooten Hoogepriester over het huis Gods, een algenoegzame en wettigen grond vindt om Zijn uitverkorenen maar in zichzelf schuldig volk te rechtvaardigen; vrij te spreken van schuld en straf en een recht te geven op het eeuwige leven. Wel mag de Apostel uitroepen: „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen en onnaspeurlijk Zijne wegen".
Wat dunkt u van des Vaders eedzwering? Immers niet zonder eedzwering is deze bediening van Christus geschied. De priesters van Levi zijn wel zonder eedzwering aangesteld, maar Christus met eedzwering door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: de Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (Hebr. 7:20, 21.) En wat is nu die eedzwering anders, dan dat ons een inzicht gegeven wordt in de vrije bepaling van Gods wil en welbehagen, alsook in de eeuwige Verbondsonderhandelingen tusschen den Vader en den Zoon, zoo in de vaststelling van des Zoons Borgtocht alsook van Zijn eeuwig Priesterschap, opdat Zijn kerk in die twee onveranderlijke dingen, Gods Verbond en eed, waarin het onmogelijk is, dat God liegen zoude, eene vaste vertroosting hebben zoude.
Naar de ordening van Melchizedek is Christus Hoogepriester. Niet zonder oorzaak. Wie is Melchizedek? Waarvoor moeten wij hem houden? Afgedacht van Zijn ambt, is hij een mensch geweest van gelijke bewegingen als wij. Kind van Adam, die door zijne eigene bediening niet is zalig geworden, zoo min als de Priesters van Levi. Hij leefde ten tijde van Abraham. Hij ging Abraham, toen deze wederkeerde van het slaan der koningen, in het koningsdal tegemoet, en Abraham gaf hem de tienden van den buit en Melchizedek zegende Abraham. Hij wordt genaamd Melchizedek, dat is: „koning der gerechtigheid". Hij was koning van Salem (Jeruzalem) dat is: koning des vredes en daarbij priester des allerhoogsten Gods.
De Heere heeft hem geroepen met een bijzondere roeping om hem te stellen tot een voorbeeld van Christus. En om die oorzaak is hij een persoon van hooge waardigheid en beteekenis voor Gods kerk. Wonderlijke dingen zegt de Apostel van hem, dat hij was zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende, maar de Zone Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid. Dit alles heeft betrekking op zijne ambtelijke bediening. Geroepen naar den Souvereinen wil van God, tot de priesterlijke bediening, had hij geen vader en moeder, die hem aangesteld hadden; had ook geen geslachtsrekening in de priesterlijke lijn gelijk het was bij de Levieten. Dit is de uitnemende waardij van de ordening van Melchizedek boven die van Aäron, dat hij was een eenig en eeuwig priester en als zoodanig een treffelijk voorbeeld van Christus.
Melchizedek was dus een gewoon mensch en als zoodanig had hij vader en moeder, is hij geboren en ook gestorven. Ofschoon hij echter een gewoon mensch was, was hij toch weer een buitengewoon mensch, in zooverre God, de Allerhoogste en de Vrijmachtige, hem tot Zijnen priester stelde en hem in de geschiedenis vermeldt als zulk een die voor God een eeuwig priester blijft. De Heere had er Zijn doel mee, dat Hij hem den naam van Melchizedek gaf. Die naam was geheel in overeenstemming met zijn ambt. De naam was niet onverschillig, neen, God gaf dien naam, opdat daarin ware uitgesproken, wat het ambt was. Melchizedek, we zeiden het reeds, beteekent Koning der gerechtigheid en Salem: vrede. Derhalve was hij voor God een blijvend priester, een koning der gerechtigheid en des vredes. Alzoo heeft God hem gesteld, opdat hij het beeld van Christus voor Zijn kerk te dier tijd zou dragen en Gods volk in hem een afschaduwing zou hebben van Christus, zooals Die Zijn volk is tot een eeuwig Priester. Alzoo komt Melchizedek Abraham tegemoet en zegent hem en wordt openbaar, dat God in Zijn kerk een priester heeft gehad, die als zoodanig zonder vader, zonder moeder en zonder geslachtsrekening was; dat God in Zijn kerk een man gesteld heeft tot een eeuwig priester, opdat hij eene afschaduwing zou zijn van Christus.
Zie, daarom is Christus Priester, niet naar de ordening van Aäron; maar naar de ordening van Melchizedek; Die is van den Vader gezalfd, gelijk onze Heidelberger Catechismus spreekt, tot onzen eenigen Hoogepriester, Die ons met de eenige offerande Zijns lichaam verlost heeft. Neen, niet met vreemd bloed is Hij ingegaan, maar met Zijn eigen bloed. Daarom Zijn bloed is een Hoogepriesterlijk bloed, dragend de zonde Zijns volks. Het was een beloofd bloed, om de overtredingen Zijns volks te verzoenen. Het wordt genaamd het bloed des Verbonds en des Nieuwen Testaments, gestort tot vergeving der zonden. Zijn bloed is een voldoenend bloed; het was het losgeld, waarmede Hij de schuld der Zijnen heeft betaald en al de Zijnen heeft gerantsoeneerd. Zijn bloed was een strafdragend bloed, dragend voor Zijn volk den vloek; een verzoenend bloed, waar Petrus roemt: „wij, vijanden, zijn met God verzoend door den dood Zijns Zoons." Het is een genezend bloed, want door Zijne striemen is ons genezing geworden. En waar zullen we eindigen, om u de heerlijkheid van Christus als die groote Hoogepriester over het huis Gods, Die Zichzelven heeft opgeofferd, voor te stellen? Waarlijk, Zijn bloed en offer zijn dierbaar. Geen andere Hoogepriester is noodig. Zijn bloed heeft een volkomen dekkende kracht. Hier ligt de vaste, de zekere, de algenoegzame troost voor een schuldig volk. Helaas, waarom is het, dat die troost veelzins wordt gemist? Is het niet, dat we maar al te zeer bevrediging met God zoeken door iets van het onze? Daarom blijft de heerlijkheid en de zoetigheid van Christus' Hoogepriesterlijke bediening voor onze ziele zoozeer verborgen. Mocht de Heere doortrekken om ons te ontnemen, wat wij niet missen willen, om alleen in het bloed en offer Christi onze zaligheid te vinden. Hij maakt vrede door het bloed Zijns kruises.

Ds. J. D. Barth

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1932

De Saambinder | 4 Pagina's

De Nederlandsche belijdenisschriften

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1932

De Saambinder | 4 Pagina's