Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het uur der waarheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het uur der waarheid

"... want het zal u in die ure gegeven worden, wat gij spreken zult' (Matt. 10:19b

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede ter herdenking van het begin der Kerkhervorming, gehouden door ds. J. J. POORT tijdens de openbare bijeenkomst, belegd door de afdeling Delft van de Vereniging 'Protestants Nederland' op zaterdagavond 31 oktober 1981 in de Nieuwe Kerk te Delft.

(De onderstaande tekst is de letterlijke weergave van een bandopname)

'Het uur der waarheid', zo luidt de titel, het opschrift boven wat ik aan mijn eigen adres vanavond en daarmee ook aan het uwe en het jouwe te zeggen heb, vanuit het Woord van Christus, opgetekend in het Evangelie van Mattheüs 10 vers 19, het tweede gedeelte, waar Hij zegt tot Zijn discipelen:'... het zal u in die ure gegeven worden, wat gij spreken zult'. Die ure, het uur der waarheid. Want wat dan gegeven zal worden aan die discipelen en wat gesproken zal worden tot een getuigenis aan de heidenen, zoals even verder staat, komt van God zelf,'... het is de Geest uws Vaders, Die in u spreekt'. Het uur derhalve der zuivere, goddelijke, heerlijke, onaanvechtbare, eeuwige waarheid!

Een opmerking vooraf.

Ré-formatie vindt altijd plaats in dé-formatie, waar ontwrichting, verwording, bederf, schuld, zondeval, duivelsmacht is. In de duisternis schijnt van boven het licht. Reformatie van Gods wege... altijd in deformatie. Altijd!

Dat wij hier vanavond bijeen zijn, op een 31 ste oktober, heeft uitermate, uiteraard te maken, alles te maken met 31 oktober 1517, toen Maarten Luther zijn 95 stellingen aansloeg als waarheid, in een uur der waarheid, aan de slotkapel in Wittenberg. Het was de Geest des Vaders die in hem sprak tot getuigenis aan de heidenen. Een uur der waarheid. Dat wij dankbaar gedenken ten aanzien van toen, schuldig gedenken ziende op nu, wat er van de Reformatie van toen, heden is geworden.

Zijn wij een getuigenis aan de heidenen van vandaag? Wat slaan wij aan aan de publiciteitsmedia van vandaag?Wat gaat er van ons u i t . . . óók de Geest des Vaders? Dankbaar gedenken ten aanzien van toen, diep schuld belijden ten aanzien van nu, tot welke kerkformatie wij ook behoren.

Tot schade is het voor de heidenen van vandaag, de moderne heidenen, die geen getuigenis of zeer zwak of zeer scheef of zeer onverstaanbaar of zeer onvertaalbaar getuigenis nog te horen krijgen, tot oneer van God. Daarom zal reformatie niet alleen herdacht moeten worden, maar afgebeden moeten worden voor vandaag. Reformatie altijd!

Ver vóór Luther.

Ver vóór Jezus Christus zelfs.

Ook een profeet als Elia was reformator in zijn tijd ten aanzien van de heidenen van toen, die genóemd werden:
...het volk Gods'.

Op de berg Karmel, daar was hij reformerend, krachtens de Geest des Vaders, bezig tot een getuigenis voor Baaipriesters, Achab, Izebel, de groten van die dagen en het gènse volk. Waardoor zij de ware belijdenis tot eer van God en hun zaligheid overnemen mochten: ' . . . de Heere is God', door de reformerende kracht uit God, dóór Elia, tót Gods eer.

Reformatie in déformatie, altijd!

En ook na ons, als hier wellicht de tijden zeer duister worden gaan. Als hier - wat toch niet ondenkbaar is - al strooien velen zich zand in de ogen, een vreemde ideologie wellicht heersen gaat, die de kruisvlag naar beneden haalt en de vlag van sikkel en hamer hijst. Waar zullen dan de reformatoren zijn, in die deformatie?

Op hen wijst Jezus Christus, op de tijd der vervolging en het zal hun in die ure gegeven worden, opnieuw van de Vader, wat zij zeggen zullen. Vandaar onze tekst.

Evenzeer gedenken hoe reformatie is geschied, als vertrouwend uitzien hoe reformatie geschonken zal wórden in de duistere tijden die wij vrezen. Reformatie in deformatie betekent de waarheid Gods, gesproken aan een wereld in leugen.

En altijd, sedert de zondeval van Adam en Eva tot op de huidige dag en tot aan de wederkomst van Christus toe, is deze wereld onder de vlerken, de duistere vlerken van de vorst der duisternis, die een leugenaar is. Adam en Eva zijn voor de leugen gezwicht, en hebben die geloofd. Maar reeds kwam de Heere met het woord der waarheid tot een volk dat de leugen was toegevallen in omhelzend geloof, dat Christus komen zou: dè Waarheid! dè Weg! hèt Leven!

Altijd is er leugen geweest, en leven onder de leugen. In het paradijs na de zondeval, bij het volk Israël in de dans rond het gouden kalf, in het aanroepen der Baals, die geen antwoord gaven.

In Luthers tijd, de leugen van het pauselijk gezag dat gelijke waarde als, of groter waarde nog dan het gezag van de Heilige Schrift zou hebben.

Sola Scriptura, luidde de waarheid Gods, via de reformatoren tegen die leugen.

De leugen ook van de macht der heiligen, die voor ons zouden kunnen pleiten, die aangeroepen zouden kunnen worden.

Solus Christus, luidde de waarheid Gods bij monde van de reformatoren tegen dat dogma van leugen. De leugen der aflaten ook, waardoor tallozen zich arm betaalden om de hemel te kunnen verdienen. Sola Gratia, luidde de waarheid Gods bij monde van de reformatoren:, tot bevrijding van het ganse volk, tot dankbaarheid aan God.

Dit getuigenis aan de heidenen straalde licht aan een volk dat in duisternis wandelde.

Maar ook heden breke het uur der waarheid aan in een volk en in een kerk, die ligt onder lagen van leugens, aan een jeugd die de deken over zich heen trekt van drugs. Het is een leugen. Er schuilt geen geluk, geen uitkomst in. Tallozen die de deken over zich heen trekken van het op zoek gaan naar eigen identiteit, eigen emancipatie, ontwikkehng van het ik - dat ik toch iets worden zal, al erkent geen sterveling, laat staan God, die identiteit. Een leugen!

Dat de kerk spreke...`

Dat er reformatoren door de Geest des Vaders getuigenis geven tot bevrijding.

Een droom, een leugendroom en een leugendeken van anarchie - weg met het gezag: dan worden wij gelukkig, Een droom, een deken van leugen, van terreur overspoelt Europa en daarbuiten. En een droom, een andere deken van leugen, waaronder men het geluk tracht te vinden, van eenzijdige ontwapening en liever rood dan dood: dan léven we tenminste.

Dat Gods Woord spreke als een getuigenis aan de heidenen in onze kerken, tot welke kerk wij ook behoren.

Het lied, dat reeds in mijn gymnasiumtijd - en nu nog - door de ether klonk en geen topper heeft het zolang uitgehouden, tientallen jaren, en wordt nog bij honderduizenden verkocht - omdat het herkend wordt en begeerd en gehoord en geloofd, dat is het getuigenis dat door de ether schalt en over Hilversum 3 door tallozen genoten wordt: 'Mister Sandman, bring me a dream!' O, Klaas Vaak, strooi mij toch zand in de ogen! Een wereld van leugen. En God zendt reformatoren, altijd, van Adam tot nu, en wil via de Geest des Vaders laten spreken tot getuigenis aan de heidenen.

Reformatie: altijd.

Reformatie in deformatie.

Er zijn 3 tekenen van dankbaarheid op te merken als wij spreken over reformatie.

Reformatie is altijd, en dat dienen wij vanavond met mond en oor en hart te gedenken, een teken allereerst van trouw, Gods trouw, en wel aan Zijn verbond. Waar reformatie plaats grijpt, reddend, uit de leugen tot de waarheid Gods, daar blijkt Gods trouw. Nooit heeft de Heere God, in de ganse wereldgeschiedenis niet, ooit zijn afvallig, weerspannig, opstandig volk weggeworpen, hoe zeer dat volk een dergelijke straf had verdiend. Nimmer! Psalm 103 zegt dank. David zegt daar: 'Hij doet ons niet naar onze zonden, vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden'. Dat heeft God nooit gedaan. Integendeel: Hij hield trouw aan een ontrouw volk. Dat is een diep wonder, ook in eigen leven, 't Kwam van één kant, van Zijn kant. Altijd! Altijd weer reformatie in onze altijd weer zich voltrekkende deformatie. Altijd. Onze God is een reformerend God, Daarom is er reformatie: omdat Hij het werkt, 't Is de Geest des Vaders. Daarom ook zegt Paulus: 'Wie roemt, die roeme in de Heere', en niet in reformatoren.

Nooit heb ik een bescheidener graf gezien dan dat van Johannes Calvijn op Plainpalais in Genève, 'Trop indigne', heeft hij gezegd in zijn testament: ik ben tè onwaardig om met enige statie begraven of herdacht te worden.

Trouw, dank zij, zowel in Oude Testament als in Nieuwe Testament, zowel vóór Zijn geboorte, in de tijd der belofte als in de tijd na Zijn geboorte, de periode van vervulling, Jezus Christus, die wél verworpen werd, dragende onze schuldenlast.

Hij werd verstoten in onze plaats tot in de diepte der hel, opdat wij door het geloof in Hem, het omhelzend geloof, het deelgenootschappelijk geloof, waardoor wij Hem deelachtig worden en Zijn weldaden, nimmermeer verworpen zouden worden, maar onverdiende trouw ervaren, in Israël, in de kerkgeschiedenis, in eigen leven.

Daarom is God getrouw in het zenden van reformatie in deformatie, ook in het eigen, persoonlijk gedeformeerde leven, in uw eigen vergane leven, in uw eigen schuldig leven, in uw eigen leven, waarvan u zegt: 't is mislukt, alles. Daarom is God trouw en wil het reformeren, voor eeuwig, omdat uw schuld niet door u betaald hoeft te worden met Godsverlatenheid, maar betaald is door Hem, opdat u en ik nimmermeer verlaten zouden worden, " t Is trouw', als vrucht - terug in de geschiedenis, als vrucht - vooruit in de geschiedenis, als stromen van heil uit de gespalkte armen van Christus, ' 't Is trouw, al wat Hij ooit beval. Het staat op recht' - recht van Golgotha - 'en waarheid' - Ik bén de waarheid - 'pal als op onwrikb're steunpilaren. Hij is het, die verlossing zond aan al zijn volk. Hij zal 't verbond' - de trouw - 'met hen in eeuwigheid bewaren'!

't Tweede teken van reformatie is, naast een teken van trouw, een teken van Gods macht.

Wat voor macht? Om steeds opnieuw reformatoren op deze duistere planeet vanuit den Hoge te bezielen en - uit zijn eigen onmacht - op te roepen tot een dienstplichtige des Heeren. Die mächt heeft God altijd gehad. Nimmer hebben mensen dit uit zichzelf gewild: reformator zijn. Altijd was de mens geneigd om te zeggen: 'ben ik mijn broeders hoeder?'

Ik ga niet tot getuigenis zijn voor heidenen. Ik wens mijn eigen identiteit en niet de Geest des Vaders, want waar ben ik dan?

Inderdaad, dan ben ik Zijn eigendom. Maar dat is christelijke identiteit: niet wie ik ben, maar van wie ik ben. Zoals Christus ons daarin is voorgegaan, dat Hij niet iemand was op zichzelve, maar de Zoon Gods: 'Ik heb U verheerlijkt op de aarde'. Gods macht om een mens te stellen tot instrument van Hem, vóór heidenen in eigen zelfverloochening.

Dat is het kruis: eer van God, de paal omhoog; de zijarmen tot zegen van heidenen; en de paal omlaag, eigen zelfverloochening.

Dat doet God, dat is Gods macht. Terwijl wij van nature de mens zijn die dat kruis aan de kop grijpen, de grond uit trekken en hanteren als zwaard tot verheerlijking van het eigen ik, tot overleving van het eigen ik, ten koste van anderen, en God niet erkennen.

Het is Gods mächt om zondaars tot reformatoren te roepen. 'Hij spreekt, en het is er', zegt Psalm 33, 'Hij gebiedt, en het staat er', ook vandaag, ook voor jongeren van vandaag, op school. Wie zegt dat God jou niet roept om reformator te zijn in jouw eigen klas? Wie zegt van u dat u niet geroepen bent om reformator te zijn op uw kantoor, op uw fabriek? En als u zegt: u hebt makkelijk praten dominee, dan mag ik dat ontkennen. Ik heb heel goed geweten, 23 jaar lang, dat God mij riep om reformator te zijn, in een kazerne.

En ik weet óók dat ik gefááld heb.

En ik weet óók dat ik schuldig sta.

En ik weet óók dat ik mij op niets kan verheffen.

Maar ik weet óók dat God mij er wèl toe riep; en mij er wellicht ook voor bekwaamd heeft van tijd tot tijd, al zag ik misschien zelf de zegen daar niet van, tot mijn eigen heil.

En zo is het met u ook.

We hebben te praten over de roeping, over het geloof in uw roeping, niet over wat we zien aan resultaat. Leeft u uit een roeping, of zegt u: nee, ik moet geëmancipeerd worden; ik ben op weg naar mijn eigen ik, om dat te ontdekken. Of heeft God u al aan uw roeping ontdekt als vrouw, als man, als scholier, als gepensioneerde, als zieke, als langdurig zieke, als rooms-katholiek - ook Luther was rooms-katholiek, ook Calvijn was rooms-katholiek - als protestant, dat is om het even.

God reformere eenieder zonder aanzien des persoons. Dacht u dat de reformatie voort kon gaan via onze kerken?

God heeft ze geroepen uit de rooms-katholieke kerk, dat kan God nog, en God kan ze roepen uit de oosters-orthodoxe kerken, dat kan God nóg. En God kan ze roepen uit de anti-christelijke wereld, zoals Saulus - en Paulus werd - , dat kan Hij nog. Paulus is geroepen uit de duisternis tot het wonderbaar Hcht. En God kan ze roepen uit de wereld van het communisme tot Zijn Koninkrijk. God kan overal waar het Hem behaagt reformatoren roepen tot Zijn eer en tot getuigenis der heidenen. En däär zullen we om bidden, tot vèr buiten onze eigen kring: 'Want wij hebben allen gezondigd en derven ällen de heerlijkheid Gods'.

En niemand kan zich ergens op verheffen; en wij kunnen ons niet verheffen op Luther, en niet op Calvijn, maar de Heere ziet óns hart aan. U kunt nergens op teren. Ik kan nergens op teren, op de vorige minuut niet. De Heere ziet ons hart aan, nü, en van wie we zijn, en dat kan alleen: van Jezus Christus zijn, en niet van Luther, en niet van Apollos, en niet van Paulus, en niet van Calvijn.

Heeft God die macht al geoefend aan u, en aan jou, en aan mij?

Om reformatie - niet te herdenken, maar dat we zelf reformator in eigen kring zouden worden. 'Gij in uw klein hoekje', in uw gezin, in uw bejaardenflat, misschien in de gevangenis - zoals Jozef was - , 'en ik in 't mijn'.

En er is daar een derde teken, waar sprake is van reformatie. Er is niet alleen sprake van een teken van Gods tróuw, dankzij Christus die de ontrouw doorleed, als onze straf.

Niet alleen mogen wij ervaren Gods mächt, opnieuw dankzij Jezus Christus, die zelf de machteloosheid aan het kruis , het niet gered worden door God, het niet tot reformator gesteld worden op dat moment, maar het verzinken in de hel alsof Hij dat verdiend had, moest doorlijden, dankzij Hem.

Een andere grond is er toch niet, waarop God ons tot reformatoren zou willen hervormen? Toch niet op grond van onze waardigheid? Dat zijn toch vruchten en verdiensten van buiten ons zelve, aan ons toegereikt? Dat zijn toch: 'de ééuwige armen van onderen'?

Er is daar een derde: het is een teken van Gods troost! Óok dankzij Christus. Omdat ook Hij ongetroost moest sterven onder de toorn Gods; daar was géén die Zijn tranen droogde.

Terwijl wij mogen geloven, dat in de wederkomst van Christus God de tranen van onze ogen af zal wissen. Dat had Hij verdiend. En wat Hij niet verdiend had - maar wij verdiend hadden - doorleed Hij, opdat wij genieten zouden Gods eigen hand over onze eigen zondaarsogen, met liefde. Een verdienste van Hem. Wonderlijk, 'Zie de mens'; - O, " k Zal Hem nooit vergeten. Hem mijn (eeuwige) helper heten, al mijn hoop (voor de toekomst) en lust'.

Gods troost - dat is een teken aan elke reformatie. Wat voor troost dan?

Dat het dóór zal gaan, dat ik mag geloven, dat het ook in de duistere toekomst zal geschieden. Dat Hij ook daar reformerend in de diepste de-formaties van kerk en wereld en persoon zal intreden. Wat staat ons te wachten: de ondergang der wereld, het einde van Gods gemeente, het einde van de vrijheid van de kerk?

Wat staat ons te wachten aan kernoorlog? Wat staat onze jeugd te wachten aan toekomst? Duister zijn de tijden, maar doemdenken, daar zijn wij van verlost, krachtens de reformatie, die niet op zal houden. Gods ingrijpen dat geen staking kent. God staakt nóóit!

Terwijl, als Eén daar redenen toe had. Hij het is. Hij nóóit! Tot onze diepe dankbaarheid. En de reformatoren óók nooit, wie ze ook zijn. Dat is de troost. God zal ze zenden, door Zijn Geest, en doen spreken in die ure: het uur der waarheid.

Het is de tróóst die er als een regenboog in donkere luchten is gesteld van paradijs en zondeval tot wederkomst van Christus, de trouw- en de machtkleuren, maar ook de troostkleuren.

'De poorten der hel zullen mijn gemeente niet overweldigen'.

De poorten der hel die zien we, vandaag de dag. En we denken: wat zal daardoor tot ons komen. Maar die 'poorten der hel zullen de gemeente niet overweldigen', dat is de regenboog die er overheen staat.

'Ik ben met u', zegt Christus, ook al ben ik in de hemel. .'Ik bèn met u tot aan ... ' - niet de ondergang der wereld, want die gaat niet onder. Christus kent geen doemdenken. Hoewel Hij de Waarheid is. En juist daarom zegt Hij: ' . . .tot aan de voleinding der wereld'. Daar gaat het heen. En zó worden wij door dè Waarheid die Jezus Christus is, verlost tot vertrouwen in Hem. Dat Hij het laatste woord heeft, zoals Hij zelf ook heeft verkondigd: 'Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste'; niet de tyrannen, niet de machthebbers dezer eeuw, maar ik ben de Laatste. U komt Mij nog tegen... als Laatste! En wie zult u dan zijn? 'Ik ken de mijnen en wordt van de mijnen gekend'. Met reikhalzend verlangen zien zij uit naar de wederkomst van Christus. En zij bidden met het laatste gebed uit de Bijbel: 'Kom Heere Jezus, ja kom haastig Heere' - .

Laatste Reformator - Eerste Reformator. Zo zien wij drie kenmerken aan de reformatie, altijd: Gods trouw, niet door ons verdiend; Gods macht, niet door ons verdiend; Gods troost, niet door ons verdiend, maar door de Man van Smarten. Terug in de geschiedenis van Israël, vooruit tot aan Zijn wederkomst: de Eerste en de Laatste, de Reformator bij uitstek! Dat is de Zoon van de reformerende God.

Nu gaan wij de toekomst in, nu na 31 oktober 1981. En dan zien wij een gestalte van een reformator in de toekomst. Die hoeven we niet te verzinnen. Die is ons door Jezus Christus in het voorgelezen Schriftgedeelte uit Matthéüs 10 geopenbaard.

Het is de discipel tot wie Hij het zegt: 'het zal u in die ure - die laatste ure van de vervolging - gegeven worden, wat gij zeggen zult'. Dan waant u zich wellicht een Rubashov, de ontroerende figuur uit 'Darkness at Noon' van Arthur Koestier.

En u denkt aan zijn verhoren onder een communistisch regime, u denkt aan de hersenspoelingen, u denkt aan zijn wanhoop, aan zijn pince-nez waarmee hij de laatste berichten doortikt via de muur van zijn cel, en hoe hij wordt opgehaald om te worden geëxecuteerd in een onderaardse kelder en zijn pince-nez verliest op de wenteltrap naar beneden, maar die niet meer kan oprapen, omdat zijn handen zijn geboeid en het ook geen nut meer heeft.

Ik weet niet waar God met u naar toe gaat. U weet niet waar God met mij naar toe gaat. Maar wat ik zeg, zeg ik vanavond tegen mezelf en tegen u; ik zeg het woord dat Christus tot Zijn discipelen zei: ' ... het zal u in die ure gegéven worden, wat gij zeggen zult'. En dat dat woord vervuld mag worden, als we elkaar dan missen. Zoals we eikaars gezelschap nu nog mogen genieten in deze kerk, op deze avond.

En dan zien we de gestalte zoals Christus die openbaart en misschien dat we in de spiegel zien zonder dat we dat zelf nog weten. In vreze en beven kijken we naar die gestalte. In het: 'ga uit van mij Heere' - maak mij daar niet toe - 'want ik ben een zondig mens'; en tegelijkertijd in het: 'ik geloof Heere, kom dan mijn ongeloof te hulp'.

Maar het zal zijn uit Hem, want het is de Geest des Vaders die neerstroomt en die door u spreken zal tot een getuigenis aan de heidenen rondom. De reformator van het einde, en daarmee eindig ik, met dié voor ogen - voor mijn eigen ogen en voor de uwe, en de jouwe - te stellen. En u bidt weUicht onderwijl het gebed van alle discipelen bij het Avondmaal: 'Ben ik het Heere?' En dan zien we die gestalte, en dan schets ik hem als volgt, daar staat hij. De tijd van de communityhymnsinging, de massakoorzang, de tijd van het Corpus Christianum, de 1000-jaren van het christelijke westen, de tijd van de kathedralen, is voorbij. Het is afgebroken. Er is slechts een komkommerhut en de roep van een roerdomp; er is alleen nog d.e schorre stem van een Johannes de Doper, of de schorre stem van een Johannes de Heer. En daar staat hij, in zijn armoe, in zijn naaktheid, in zijn weerloosheid, in zijn onmacht voor de machtigen der aarde, in navolging van Christus. En ' . . . het zal hem gegeven worden' - door de Verheerlijkte - 'wat hij zeggen zal', op weg naar het einde.

En dan zien we - ten eerste - van wie hij het krijgt: 'het zal u gegeven worden'. Maar het zal u niet gegeven worden door uw man en het zal u niet gegeven worden door uw vrouw en het zal jou niet gegeven worden door je vader en door je moeder. En het zal u niet gegeven worden door uw dominee. Het zal u alleen maar gegeven worden door Jezus Christus, de Onzichtbare, die met u is, naar Zijn belofte, En die met u kan zijn ook bij het laatste, en Die door niemand verdreven kan worden. 'Vest al uw hoop op Hem!', van Hem mag u het krijgen, uit Zijn doorboorde hand u aangereikt. Van Hem aan wie zelf alles ontnomen werd. Hij kreeg niets in diè ure op het kruis, dat uur van Zijn Waarheid. Hij kreeg niets. Hij kreeg een Hem verlatend God. U krijgt een u bezoekende Heiland. Bedenk dat. Verlang dat. Vertrouw dat. Geniet dat. Bezing dat. Reeds nu.

Ten tweede: wie dat krijgen. Niet ieder! Niet ieder! De discipelen! Dit is toegezegd aan de discipelen, in Mattheüs 10, niet aan de wereld. Hoort u tot die kring, de kring van de discipelen? Wie zijn dat? Dat staat reeds in het eerste vers van dit hoofdstuk. Want daar staat het kenmerk van die discipelen: ' . . .en tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven...'.

Het zijn degenen die door Christus 'tot Zich geroepen' zijn, nooit degenen die uit zichzelf tot Christus gingen. Dat ben ik niet, ik ben nooit uit mezelf tot Christus gegaan, ik heb nooit uit mezelf dominee willen worden. Integendeel! Er is nooit iets uit mijzelf gekomen tot Christus. Ik heb nooit een millimeter in Zijn richting verzet. Integendeel! En u beaamt dit wellicht. Ik ken u niet. We zitten hier als mensen die voor God gelijk zijn in zonde en schuld. Maar hij riep mij wel altijd tot Zich. Altijd weer! Uit de duisternis tot het hcht, van dwaalwegen tot de kudde, altijd weer! En hier ook; het zijn degenen die Hij tot Zich geroepen heeft. Kunt u dat beamen? Dan mag u hóóp hebben, en zeggen: maar dan kon ik er wel bij behoren. Want dan is er de grond buiten mijzelf, een deugd van Hem, die mij wordt toegerekend als een teken van discipelschap. Wie heeft u tot zich geroepen? De duivel, altijd weer? Of Christus met Zijn woord en met Zijn Geest en met Zijn gemeente? Bent u gesteld door de duivel tot een getuigenis der leugen in uw omgeving - en ter verloochening, of door Hem en Zijn Vader gesteld en Zijns Vaders Geest tot een getuigenis der Waarheid? Bent u discipel, volgeling, schaap van een huurling of deze herder? 'En tot Zich geroepen hebbende'; roepe Hij u ook vanavond weer terug! Ten derde: wat krijgen zij in die ure? 'Het zal u in die ure gegeven worden'. Wat geeft Hij hun? Niet bevrijding.

Ook de moordenaar aan het kruis kreeg geen onthechting van spijkers door handen en voeten. Ook Paulus werd niet verlost van de doorn in het vlees. En in die ure worden wij niet verlost van de beulen. Dat krijgen wij niet toegezegd. Wat wij toegezegd krijgen, is een getuigenis: wat wij zeggen zullen tot heidenen. Wilt u dat hebben? Is dat het hoogste goed, omdat dat tot ere Gods is, en misschien tot ééuwige redding van vijanden? Wilt u dat hebben, alleen door de Geest des Vaders, verlangt een mens dat? De moordenaar die niet behouden werd, verlangde dat ook niet, maar verlangde alleen maar redding van zijn omstandigheden. 'Verlos u zelf en ons', verlos mij van mijn omstandigheden. Wat wilt u? Overleven? Of wilt u dienstbaar zijn met uw eigen dood aan Gods gerechtigheid. Een mens moet kiezen. En kiezen kun je alleen maar ziende op Christus, Die dat koos tot eeuwig heil van u. Christus heeft geen verlossing uit Zijn omstandigheden gekregen. Wel gevraagd, in de hof van Gethsemane: 'Indien het mogelijk i s . . . ' . Maar Hij heeft Gods wil vervuld en de dood is Hij ingegaan om Gods gerechtigheid te dienen, tot óns heil. God vraagt hetzelfde aan ons: dat wij Zijn gerechtigheid en het héil van anderen tot het laatst op het oog hebben, en niet verlossing van eigen omstandigheden. Dat zal u gegeven worden: het getuigenis. En het zal de Geest des Vaders zijn Die in u spreekt. Wilt u dat hebben?

Ten vierde: hoé zullen wij dat krijgen? Wij zullen dat krijgen in eenzaamheid', misschien dat we niemand bij ons zien. Zoals Stefanus, een diaken der gemeente, eenzaam is gestenigd. Zoals in het groot Christus alleen de pers getreden heeft. In navolging van Hem. Eenzaam!

Maar ook begiftigd met macht. Want ook dat heeft Christus toegezegd aan deze discipelen in dit zelfde hoofdstuk, ' . . . tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten'. En zó zult u daar staan. Zoals ook een Floris Bakels heeft beschreven in zijn verhaal 'Nacht und Nebel', hoe hij vijf concentratiekampen overleefde door de genade van Christus, dat je macht wordt gegeven, zelfs in je uitgemergeld lichaam en in je doorspoelde hersenpan, macht gegeven over de onreine geesten van je beulen. En dat je die nog tot getuigenis kunt toespreken uit liefde. Zó zal het je gegeven worden: in eenzaamheid, met macht.

En als derde kenmerk: onbezorgd. Dat staat in het vers van onze tekst: ' . . .wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn'. Hoe wónderlijk sterkt de Heere Zijn volk. 'De mens ziet aan wat voor ogen is', een verloren zaak, die eenling, 'God ziet het hart aan' en vult het hart op en doet de mond ervan spreken en houdt Zijn bestreden volk vast tot in de triomferende kerk der heerlijkheid. Vréést niet! staat 366 keer in de Bijbel, zegt Werner Bergengrün, voor elke dag van ons bang leven, inclusief het schrikkeljaar.

Ten vijfde: waar zal dat gebeuren? Waar zal het ons gegeven worden? Waar zijn wij dan? Het zal ons gegeven worden: of in de staat, of in de kerk, of in het gezin. Want het gaat op alle drie de plekken fout. In de staat gaat het fout ' ... want zij zullen u brengen voor stadhouders', voor de regeerders van het land. De staat zal tegen u zijn, en tegen Christus. En gij zult in hun greep vallen. Daar, wanneer u daar vervolgd wordt zal het u daar gegeven worden. In de verhoorkamers van de partij. Het zal u ook gegeven worden in de kerk, want ook de kerk zal zich tegen u keren; in de synagoge namelijk zullen zij u geselen. En wie voelt vandaag niet al de geselingen van de synagoge, de christelijke kerk, de protestantse kerk, de Nederlands Hervormde Kerk over eigen rug? Wie het beleid weet, wie de wegen kent die worden ingeslagen, die voelt de geselingen van de vervolging door je eigen kerk, over eigen rug en ziel. Dit woord gaat in vervulling, steeds meer. Maar vreest niet, ' . . .het zal u in die ure door Gód gegeven worden, wat gij zeggen zult.' Blijf op uw post.

Ik was in Tel Aviv, en bezocht er het Diasporamuseum en zag daar deze indrukwekkende tekst: 'When the crucial moment comes.. .' (wanneer het cruciale ogenblijk aanbreekt, het uur der beproeving...), 'will everybody and each of us . . . ' (wil iedereen van Gods volk, ieder onzer...) 'take his distined place' (gaan staan op de voor hem bestemde plaats). Neem uw plaatsen in! In de verhoorkamers, onder de geselingen van uw eigen kerk; neem uw plaats in, het zal u daar gegeven worden. En ook in uw gezin, vers 21: 'en de ene broeder zal de andere broeder overleveren tot de dood, en de vader het kind, en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen doden'. Zo zal het gaan, als het gaat om de naam van Christus, en God zal met u zijn. En de Zoon zegt het u toe, en de Geest zal zijn in uw hart, en gij zult niet vrezen. En gij zult nog gesteld worden tot een getuigenis aan de heidenen. Hoe zult gij rijk nog functioneren!

Ten zesde: wanneer zal dat zijn, dat u dat gegeven wordt? 'In die ure', geen kwartier eerder. U zegt nu misschien in de kerk, wat ik ook zeg in mijn hart: ik heb het niet, ik kan het niet, ik red dat niet, ik wil dat niet, ik doe dat niet, ik vlucht! Ik ben bang voor de vraag van een gemeentelid, ik ben bang voor de vraag in de consistoriekamer: wie ik dan zal zijn in die ure? Want ziende op mijzelf weet ik: ik breng dat niet op. En Christus zegt in dit woord: zo is het ook. Want vóór die ure wordt het u niet gegeven, 'in' die ure! En ik moet de Heere dankbaar gelijk geven, want als het me nu gegeven werd, ging ik er op staan en eigende het mij toe, die genade, als een deugd, en werd er zelf nog groot aan, als God het me niet verhoedt. En daarom houdt Hij me in de armoe, zoals Luther het zei: 'Wir sind Bettler'. Het werd Luther ook pas gegeven 'in die ure'. En het werd Savonarola, de grote roomskatholieke reformator, eeuwen terug, ook gegeven 'in die ure'. En Johannes Hus, en Stefanus, en Elia en wie dan ook.. .: 'in die ure'. Als God het tijd vindt, dan krijg ik het, als een tot Christus geroepene, die deelgenoot worden mag van de door Hem verdiende weldaden. Uit Zijn armoe rijk worden, uit Zijn doorboorde handen ontvangen 'in die ure'. Geen seconde eerder!

En tenslotte het zevende kenmerk: waaróm krijg ik dat? Ik krijg het, opdat niet alleen God tot in mijn laatste seconde geëerd zal worden, in navolging van Christus, die het heeft gezegd in het Hogepriesterlijk Gebed: 'Ik heb U verheerlijkt op de aarde', tot op het einde - en niet alleen dat het getuigenis aan de heidenen door zal gaan tot aan de vijanden van God en de vijanden van mij door de Geest des Vaders, dat ik gunnend en liefdevol uitreiken mag de waarheid in hun wereld van leugen - maar het zal ook zijn tot behoud, tot eeuwig behoud van mijzelf. Zoals Jezus Christus het hoofdstuk beëindigt, waar deze tekst uit genomen is, met het 32ste en het 33ste vers: 'een iegelijk dan die Mij belijden zal' - in dat uur der waarheid - 'voor de mensen, die zal Ik ook' - en ziedaar de firmamentwijde en -hoge weerkaatsing - 'belijden voor Mijn Vader die in de hemelen is. Maar wie Mij verloochenen zal' - in die ure - 'voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen' - hoor weer de firmamenthoge en -wijde weerkaatsing van mijn verloochening! - 'voor Mijn Vader die in de hemelen is'. Dat üür der waarheid beslist over uw ééuwige heerlijkheid. Wat zal het dan zijn bij u, straks? Het uur der waarheid of het uur der leugen, het uur zónder Hem of het uur mèt Hem? 'Vreest niet!' zegt Hij. 'Ik ben met u, al de dagen' - ook die dag, ook dat uur, om het te maken tot een uur der waarheid, voor U en voor Mij en voor de Vader, die Mij zond.

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Het uur der waarheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Protestants Nederland | 8 Pagina's