Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRIJMETSELARIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRIJMETSELARIJ

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

IN DE LOGE EN RITUAAL.

U verwacht misschien in dit artikel griezelige verhalen over de persoonlijke verschijning van de satan in de loges; over leden, die bedanken wilden, het zelf niet durfden gaan zeggen en hun vrouw er op uit stuurden, die dan alleen maar een streepje behoefde te geven door de hals van haar echtgenoot op het portret en thuis komende haar man met afgesneden hoofd op bed vonden enz. enz.

Indien dit zo is, dan moeten wij U teleurstellen. Doch ter zake.

Het woord „Loge" betekent zowel de groep van vrijmetselaars als het gebouw waarin ze vergaderen.

De vrijmetselarij in het algemeen kent drie graden n.m.1. leerling-gezel-meester. Dit worden de „Johannesgraden" genoemd. Die naam Johannes-graden zal wel hiermee in verband staan, dat de vrijmetselaars teruggrijpen naar de beide feesten van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist. De Bijbel ligt dan ook in alle loges opengeslagen op Joh. 1 : 1, daarmede wil men te kennen geven, dat de vrijmetselarij haar geestelijke grondslag vindt in het Christendom van Johannes de Evangelist.

De „leerlingen" moeten de kunst aanleren. De „gezellen" moeten volgens de aanwijzing gezamenlijk werkzaam zijn en de „meesters" moeten het plan ontwerpen en over de arbeid waken. Deze drie graden verschillen practisch slechts in de vorm, dus niet, dat ieder een bepaalde werkkring heeft.

Het gebouw waarin ze vergaderen is een langwerpig vierkant.

Het staat steeds in de richting van het Oosten naar het Westen. Aan een kant heeft men licht. De kleur van de loge is meestal diepblauw. (In de Schotse loges is de kleur rood.)

Onder orgelspel treedt de vrijmetselaar tussen twee zuilen door naar binnen, de blik naar het Oosten gericht. Hij draagt dan een schootsvel, symbool van de arbeid, witte das en witte handschoenen.

Aan de oostzijde is een podium van drie treden, waar het altaar staat. Naast het altaar staan de zetels van de voornaamste bestuurders. Het hoofdbestuur bestaat uit de meester, bijgestaan door officieren. De plaats van de meester is steeds in het Oosten, omdat daar de zon opkomt.

In het midden van de zaal staan drie lichtkronen of kandelaars. Daar tussen bevindt zich de arbeidstafel met de symbolen.

Men heeft 3x3 symbolen. De eerste drie: De drie grote lichten, symbolisch voorgesteld door de drie lichtkronen, n.m.1. 1. Bybel. 2. Passer. 3. Winkelhaak.

„De Bijbel" is het licht BOVEN ons. (niet als dogmatische autoriteit, maar als symbool van hun geloof aan de zedelijke wereldorde.)

„De passer" is het licht IN ons. (symbool van recht en plicht.)

„De winkelhaak" is het licht OM ons. (symbool van broederschap.)

De tweede drie zijn de kolommen en betekenen: Wijsheid, kracht en schoonheid. De „wijsheid" moet de bouw leiden. De „kracht" moet de bouw uitvoeren. De „schoonheid" moet de bouw sieren.

De derde drie, voorgesteld door de drie kleinodiën, zijn de tekenplaat, de ruwe steen en de kubieke steen.

Boven de bijbel is een oog getekend, dat stralen uitzendt, hetwelk betekent, dat allen beschenen worden door het Alziend Oog van den Oppersten Bouwheer van het heelal.

De gewone samenkomsten in de loge zijn bestemd voor besprekingen van allerlei aard. Vraagstukken van ethische, filosofische en sociale aard worden behandeld.

Verder heeft men de rituele bijeenkomsten in de tempel. Daar spreekt alleen de voorzittend meester. Er is geen debat of discussie. De goede dingen, die daar gehoord worden moeten door de leden meegedragen worden buiten de tempel. Deze samenkomsten dienen ook voor het inwijden van nieuwe leden, of het opklimmen in een hogere graad.

Tenslotte heeft men bijzondere samenkomsten voor het Kerstfeest, St. Jansfeest, oude jaar en rouwdiensten.

In die samenkomsten geschieden allemaal symbolische handelingen. De meester doet het voor en de anderen volgen.

Aan het eind van iedere samenkomst gaan alle leden rond dc arbeidstafel staan en vormen de zogenaamde broederketen, ook weer met een symbolische betekenis, want dat stelt de onverbrekelijke broederband voor, die rond de ganse aarde gevormd moet worden.

Ja maar, wat dóén ze dan? Vrienden, ik weet het niet. Ik zou wel het bijbelwoord willen gebruiken: „Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad."

Leo Taxil geeft er in zijn boek een beschrijving over, doch dat is zo uitgebreid, dat we dan nooit klaar komen. Hamerslagen van de voorzitter nemen een grote plaats in. Volgens hem is het een opeenvolging van nutteloze ONZIN. Zelf bewaren zij het stilzwijgen erover. Ieder lid legt de gelofte af, dat hij zal zwijgen. Zij zeggen, dat buitenstaanders daar niets mee te maken hebben, dat gebeurt in de huiselijke kring ook.

Leo Taxil geeft als zijn mening daarover te kennen, dat er in werkelijkheid geen geheim bestaat, doch dat die geheimdoenerij alleen dient om de nieuwsgierigheid van buitenstaanders te prikkelen, opdat die ook toe zullen treden.

Iemand, die lid wil worden moet de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben. Hij wordt onderzocht naar zjjn geschiktheid. De nieuweling moet drie symbolische reizen maken rond de werktafel.

Volgens Leo Taxil wordt het slachtoffer dan geblinddoekt en moet een aantal flauwe grappen doorstaan, bijv. hij moet een trapje opklimmen en dan van boven ai' in een diepe kuil springen. De nieuweling springt en komt terecht óp een dikke matras enz. enz.

Bij de oudejaarsavond herdenking worden de echtgenoten van de leden ook wel toegelaten. Die avond bestaat dan, volgens dezelfde schrijver in een eet-en zwelgpartij.

Zien we op de resultaten van het twee-honderd jarig bestaan van die orde, dan heeft het niet veel te betekenen.

De vrijmetselaar Lessing zelf zegt: „Als men naar daden vraagt, dan kan niets worden geantwoord."

Schone leuzen en mooie gezegdes hebben ze genoeg, maar in gunstige zin hebben ze niets gepresteerd.

In ongunstige zin kunnen en zullen het ook wel broedplaatsen geweest zijn van allerlei revolutionaire bewegingen, vandaar dan ook dat mannen als Stalin, Mussolini en Hitier korte metten met hen gemaakt hebben, daar zij dat gevaar wel degelijk zagen.

Al die verhalen over persoonlijk contact met de satan en dergelijke dingen meer, kunnen waarschijnlijk naar het rijk van de fabelen verwezen worden.

Doch één ding is zeker. Gezien de verderfelijke grondslagen, die door deze geestesrichting geleerd worden, kunnen we wel zeggen, dat de duivel hun LEER-MEESTER geweest is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1948

Daniel | 8 Pagina's

VRIJMETSELARIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1948

Daniel | 8 Pagina's