Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een reddingsactie die verkeerd uitpakte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een reddingsactie die verkeerd uitpakte

De ‘onbekende’ Calvijn en de aanklacht tegen Servet (1)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een gangbare opinie staat Calvijn er toch al niet goed op als het gaat over het proces tegen Michael Servet. Al enige tijd zat ik met een gegeven, dat het allemaal nog erger leek te maken. In 1553 was namelijk nog een ander proces fataal afgelopen. Het betreft de terechtstelling in Lyon van vijf studenten uit Lausanne. Deze twee processen hadden enkele hoofdrolspelers gemeenschappelijk. In het historisch onderzoek waren voor zover mij bekend beide zaken niet eerder met elkaar verbonden, hoewel ze in dezelfde tijd en plaats speelden en beide op het terrein van het geloof lagen. Toen ik me echter voor ditartikel nog eens in deze zaak verdiepte, bleek het volkomen anders in elkaar steken. Daardoor kwam ook het proces tegen Servet in Genève in een ander daglicht te staan. In twee artikelen maak ik een reconstructie van wat zich heeft afgespeeld.

Deze vijf studenten hadden na voltooiing van hun theologische studie besloten terug te keren naar Frankrijk. Zij wilden in de plaatsen waar zij opgegroeid waren helpen het protestantse geloof te verbreiden en vorm te geven. Zij waren echter nog maar nauwelijks de grens gepasseerd of werden al gearresteerd. Ze waren zo onvoorzichtig geweest blijk te geven van hun overtuiging aan iemand die dat direct had doorgegeven aan de autoriteiten. Nu was hun zaak niet bij voorbaat kansloos, onder andere omdat Lyon als handelsstad gebrand was op goede contacten ook met de protestantse steden Genève, Bern, Bazel. Alleen kregen de studenten te maken met een aanklager die zich in de zaak vastbeet. Dit was Matthieu Ory, die aan het begin stond van zijn carrière als inquisiteur voor heel Frankrijk. Van vele kanten werd met de gevangenen meegeleefd, onder anderen door Calvijn en Viret, maar ook door vooraanstaande kooplieden. Het werd een slepend proces. De studenten bleken hun overtuiging goed te kunnen verdedigingen, zij kregen deskundig juridisch advies en er werden ten behoeve van hen acties ondernomen onder andere door de militair en economisch machtige stadsstaat Bern, dat een gezantschap naar Parijs stuurde om een appel bij koning Henri II te ondersteunen. Maar in februari bleek hun zaak er hopeloos voor te staan: de ondernomen acties hadden geen resultaat. Korte tijd daarna speelt Calvijn nota bene dezelfde aanklager Ory materiaal toe waarmee deze met succes Michael Servet, die toen in de omgeving van Lyon verbleef, zal kunnen aanklagen. Hoe heeft Calvijn dat nu kunnen doen, was mijn reactie. Je grote tegenspeler over wie je alleen maar met afschuw kunt denken ga je toch niet helpen?
Vijf studenten - overtuigde protestanten, opgeleid tot predikanten in Lausanne deels op kosten van de machtige, protestantse stadsstaat Bern - gingen op 1 mei 1552 op weg met aanbevelingsbrieven onder anderen van Calvijn elk naar hun geboortestreek (genoemd worden Thoulouse, Bordeaux, het gebied van Saintonge en Limoges) om daar nieuw ontluikende kerken verder uit te bouwen- gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van het aartsbisschoppelijk paleis in Lyon. Hun namen zijn Martial Alba, Pierre Escrivain, Bernard Segvin, Charles Favre en Pierre Naviheres. De laatste was als famulus, zeg bediende die alle voorkomende werkzaamheden voor zijn patroon in diens huishouden en werk verrichtte, een vertrouweling van Pierre Viret, de predikant van Lausanne die ook de leiding had over de predikantsopleiding aldaar. Deze gevangenen hadden veel overleg met elkaar en wisten één front te bewaren tegenover hun rooms-katholieke aanklagers. Gedurende hun gevangenschap hadden zij ook contact met anderen, die om hun geloof in dezelfde gevangenis vastzaten. Zij stuurden brieven naar familieleden en vrienden, en naar Genève, Lausanne, Bern, Zürich, Sankt Gallen en andere plaatsen om de aandacht van mensen met invloed – Calvijn uiteraard en Viret, en kooplieden- te vestigen op hun benarde situatie. Er ontstond toen een golf van sympathie en commotie in de protestantse wereld.

Grote propaganda
Dit meeleven heeft de aanzet gegeven tot een geschrift waarvan grote propaganda voor het protestantisme zou uitgaan: Jean Crespin, Histoire des martyrs, voor het eerst verschenen in 1554 om in de volgende drukken met nieuwe geschiedenissen uitgebreid te worden. Dit boek zou alleen reeds in de eerste 20 jaren 15 edities beleven. Het bevat vele brieven, processtukken, confessies, vele die alleen uit dit boek bekend zijn. De momenteel meest gebruikte uitgave verscheen in 1885, verzorgd door Daniel Benoit, in drie delen met in totaal ruim 2.500 bladzijden. De kerkelijke rechtbank verklaarde op vrijdag 13 mei 1552, dus binnen een tijdsbestek van twee weken, de Vijf schuldig aan ketterij en besloot hen over te gedragen aan de wereldlijke macht voor bestraffing. Terstond tekenden zij beroep aan tegen dit vonnis bij het Parlement in Parijs. Dit beroep werd afgewezen, maar toen de tekst van de afwijzing bekend werd, bleek die pertinente fouten te bevatten. Zo was erin gesuggereerd dat de Vijf voormalige priesters waren die met hun prediking voor veel commotie en verwarring hadden gezorgd of van plan waren dit te doen. In bezwaarschriften tegen deze afwijzing, onder anderen aan koning Henri II, werd op deze fouten gewezen: zij waren studenten die voor hun arrestatie nog geen etmaal in de stad geweest waren. Hoofdpunt in een omvangrijke diplomatieke actie die op gang kwam werd het feit, dat Bern enkelen van die Vijf studiebeurzen had verstrekt en zich voor hen verantwoordelijk verklaarde. De koning zou zich voor dit argument gevoelig getoond hebben, mede omdat het hof veel gelegen was aan een goede relatie met Bern. Alleen de aanklager in Lyon, Matthieu Ory, wist van geen wijken.

Calvijns eerste brief
Voor dit artikel zijn uiteraard de contacten met Calvijn van belang. Op 10 juni 1552 schreef hij de gevangenen een eerste brief. Direct in de openingszin zette hij de toon door op het belang van voorzichtigheid te wijzen. Hij had namelijk geaarzeld om hen te schrijven om te voorkomen dat de aanklagers in Lyon zijn brief zouden kunnen gebruiken als bewijs dat de Vijf protestant waren. Hij vertelt vervolgens dat men in Genève al spoedig van hun arrestatie wist en dat de nodige stappen waren ondernomen om hen vrij te krijgen. Ook verschaft hij hen, waarom zij hem in een niet bewaard gebleven brief hadden verzocht, nog enkele argumenten voor hun verdediging. Deze brief van Calvijn staat in sterk contrast met de stemming onder de Vijf, zoals die valt op te maken uit een brief van hen van een maand later. Daarin uiten zij zich met een zeker enthousiasme over hun gevangenschap, als betrof het een uitgelezen kans om hun geloof waar te maken. Op bedekte wijze suggereren zij bereid te zijn om voor hun overtuiging te sterven, dus het martelaarschap. Uitgerekend dit aspect ontbreekt in Calvijns brief van 10 juni, waarin hij juist in overeenstemming met zijn openingszin de gevangenen lijkt te willen beschermen tegen overmoed. Bepaald opvallend is een kleine mededeling in een brief van Calvijn aan de Vijf die hij op 7 maart 1553 heeft geschreven. Inmiddels waren vele acties om de Vijf vrij te krijgen mislukt of leken ieder moment te kunnen stranden. De Vijf zelf rekenden met hun spoedige terechtstelling. Aan de zijde van de protestanten heerste onzekerheid. Dit blijkt onder andere daaruit dat Bern een brief aan de Franse koning die slechts drie dagen tevoren geschreven was in allerijl probeerde in te trekken en door een andere te vervangen.

Cryptische zin
Calvijn in zijn brief van 7 maart toont zich eveneens somber: de bezorgdheid en droefheid is groter dan ooit, schrijft hij. En dan volgt de cryptische zin: “Toen de Seigneur van wie jullie weten dat hij hier op doortocht was bepaald haastig de maaltijd gebruikte om elke vertraging te vermijden, maakte ik voor hem precies het soort brief dat me nuttig leek te schrijven”. Kennelijk werd een nieuwe actie ondernomen, maar wat voor een? In het vervolg van de brief spreekt Calvijn uit dat hij hoopt dat het niet te laat komt. Ook vraagt hij de gevangenen hem te helpen om een persoon in Genève te ontmaskeren, die de kerk veel last bezorgde en die zij kenden. Op deze wijze lijkt Calvijn hen te willen helpen om, hoe moeilijk hun toestand ook was, toch vooruit te kijken. Maar wat voor’n nieuwe actie had hij op touw gezet? In de Calvini opera wordt met een verwijzing naar de Franse vertaling van Calvijns brieven van Bonnet geopperd dat de Seigneur die Calvijn op het oog heeft Hans Liner uit Sankt Gallen zou kunnen zijn. Aannemelijk lijkt dit niet om verschillende redenen. In de eerste plaats was Liner bij de autoriteiten in Lyon bekend en geaccepteerd als zaakwaarnemer van de Vijf, dus lijkt er weinig reden geweest te zijn om hem cryptisch aan te duiden (ervan uitgaande, dat de cryptische omschrijving herkenning van de man door de autoriteiten in Lyon wilde voorkomen, mocht Calvijns brief in hun handen vallen). Verder lijkt Liner volgens een brief van de Vijf op 11 maart 1553 in Sankt Gallen te zijn, terwijl de spits van de meeste acties ten behoeve van de Vijf op Lyon en Parijs gericht was. Ook is de aanspreektitel “le Seigneur” voor Liner minder voor de hand liggend. En er is wel een andere kandidaat voor dit predicaat en wel Guillaume de Trie, Sieur de Varennes. Deze kwam uit Lyon en had zich in de tweede helft van de veertiger jaren om geloofsredenen in Genève gevestigd.

Hogere kringen
Hij behoorde tot de hogere kringen, wat onder andere blijkt uit zijn huwelijk met Marguerite, een zuster van Jean Budé, en het huwelijk van zijn zoon in 1575 met een dochter van de tot de hoge adel behorende Laurent de Normandie. Verder behartigde hij handelsbelangen onder andere in Lyon. Hij behoorde tot Calvijns vriendenkring. En uit de tijd waarin de zaak van de Vijf de beslissende fase bereikte bezitten we drie brieven van hem aan een neef in Lyon: de eerste dateert van 26 februari 1553, de tweede van 26 maart en de derde van 31 maart. De brieven vertonen onmiskenbaar de stijl van Calvijn en dit past naadloos bij Calvijns opmerking in de brief van 7 maart 1553: “Ik maakte voor hem precies het soort brief dat mij nuttig leek te schrijven.” Ook de wijze waarop Calvijn hier formuleert verdient aandacht, want “telle forme de lettres qu’il me sembloit estre expedient d’escrire”, kan ook vertaald worden met: precies het soort brief dat we nodig hebben. Wat is hier aan de hand? De brieven zijn gericht aan Antoine Arneys in Lyon, een neef van De Trie. De eerste van 26 februari opent met de constatering op een vriendelijke toon dat Arneys in een (niet bewaard gebleven) voorafgaande brief getracht had De Trie terug te voeren tot de rooms-katholieke kerk. De Trie – telkens als hier De Trie genoemd wordt, dient in feite Calvijn gelezen te worden! - wil op diens argumenten ingaan, hoewel hij naar hij opmerkt niet over dezelfde literaire kwaliteiten als zijn neef beschikt (overigens vertoont de brief een heldere stijl en bevat geen woord teveel!).

Waandenkbeeld
Kennelijk had Arneys in zijn brief gewezen op het gezag dat de (rooms-katholieke) kerk toekomt. Want De Trie antwoordt, dat in de kerk Christus centraal behoort te staan en dat de kerk de waarheid over God in de Schrift vindt. “Daarom acht ik alles wat u kunt aanvoeren over de kerk een waandenkbeeld als Jezus Christus daarin niet de leiding heeft en alle autoriteit bezit en het Woord van God er heerst als het fundament en de vaste grondslag. Zonder dat stelt alles waarop u zich beroept niets voor.” Maar dan vertoont de brief een omslag: Arneys mag dan wel beweerd hebben, dat in de kerk van De Trie de vereiste orde ontbreekt en dat De Trie’s leermeesters verwarring gezaaid hebben, maar De Trie constateert dat in zijn kerk – die te Genève - zonden beter gecorrigeerd worden dan gebeurt door de kerkelijke rechtbaken bij Arneys – in Lyon. En wat de leer betreft, vervolgt De Trie, er mag dan bij ons meer vrijheid zijn dan bij u, maar bij ons duldt men niet dat de naam van God gelasterd wordt. De Trie wil zijn neef daarvan één voorbeeld geven, en dan komt het hoge woord eruit: “Men steunt daar bij u een ketter die verdient verbrand te worden”. Ondanks de vele verschillen tussen protestanten en katholieken, vervolgt De Trie, hebben we gemeenschappelijk dat we belijden dat in het ene wezen van God drie personen zijn, en dat de Vader de Zoon heeft voortgebracht vóór alle tijden. Reeds van deze gedachtegang kan men afvragen of men die aan De Trie kan toeschrijven, in nog sterkere mate geldt dit voor het vervolg. De brief herinnert er namelijk aan, dat de bedoelde ketter de Drie-eenheid een hellehond met drie koppen (Cerberus) genoemd had.

Afschuwelijke ketterij
Dit berust duidelijk op informatie die vooral bij Calvijn bekend geweest zal zijn, want deze uitdrukking stond in een brief die een collega van Calvijn ontvangen had. En De Trie omschrijft de gewraakte leer als “een afschuwelijke ketterij die het einde inluidt van heel het christelijk geloof.” Vervolgens komt er een terugkoppeling naar het proces tegen de Vijf zonder hen uitdrukkelijk te noemen. “Wat een schande dat men [bij jullie in Lyon] het voornemen heeft hen te doden die zeggen dat men uit naam van Jezus Christus alleen God moet aanroepen … [volgt een reformatorische geloofsbelijdenis, welke eindigt met:] dat men de sacramenten moet bedienen op de wijze zoals Jezus Christus die bevolen heeft.” En mensen die dit belijden brengt men bij jullie niet gewoon om het leven, maar men verbrandt hen op wrede wijze! De Trie noteert van de ketter die hij op het oog heeft ook nog, dat deze “zelfs de doop van kleine kinderen veroordeelt en die een diabolische uitvinding noemt.” Direct daarop werpt hij zijn neef voor de voeten: ”zo iemand is populair bij jullie en men ondersteunt hem alsof er niets mis is!” En eindelijk komt hij met de naam voor de dag: Het betreft Michael Servet, die zich nu Villeneuve noemt en als arts werkt, enige tijd in Lyon gewoond had, maar nu in Vienne leefde. En deze Servet had daar ook een boek kunnen laten drukken. Als bewijs daarvan stuurt De Trie een gedeelte daarvan mee. Overweging van de inhoud en vorm van deze brief voert tot de conclusie, dat Calvijn er de schrijver van is. Samen met De Trie besefte deze, dat De Trie’s discussie met zijn neef Antoine Arneys een uitgelezen kans bood om gevoelige informatie door te spelen naar Lyon, er vanuit gaande dat via Arneys deze informatie op de een of andere manier in handen zou komen van de inquisiteur Matthieu Ory. Het betreft dus een brief met een zorgvuldig verborgen bedoeling en wel om de rooms-katholieke autoriteiten in Lyon een proces te laten beginnen tegen Servet om zo druk van de ketel te halen bij het proces tegen de Vijf. De brief bedoelde een reddingsactie voor de gevangen studenten te zijn door als een afleidingsmanoeuvre te werken in een tijd waarin vele andere acties geen succes opgeleverd hadden. Deze bedoeling moest daarom verborgen blijven in de hoop, dat de kerkelijke autoriteiten in Lyon tijdelijk en misschien voor goed het proces tegen de Vijf zouden laten rusten en hun tanden zouden gaan stukbijten op de zaak Servet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Een reddingsactie die verkeerd uitpakte

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Protestants Nederland | 24 Pagina's