Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbond en prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbond en prediking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

In een serie over het verband tussen verbondsbeschouwing en prediking hebben we gezien hoe binnen de Afgescheidenen in de negentiende eeuw over deze dingen werd gedacht. Daarna bespraken we de opvattingen van dr A. Kuyper In dit vierde artikel willen we zien hoe deze dingen binnen de tegen het einde van de negentiende eeuw ontstane Gereformeerde Kerken lagen. De bekende dr H. Bavinck krijgt ook enige aandacht.

Een vereniging en een scheuring

Toen in het jaar 1892 de synodes van de Afgescheidenen en de 'Dolerenden' - beide afzonderlijk bijeen te Rotterdam - besloten zich met elkaar te verenigen, kwamen de Gereformeerde Kerken in Nederland tot stand. Van de oude afgescheiden voortrekkers maakte alleen ds. Simon van Velzen de vereniging nog mee. De nu ontstane kerken droegen echter talrijke kiemen van tweedracht in hun binnenste. Vrijwel onmiddellijk reeds scheidde een aantal bezwaarden zich onder leiding van ds. F.P.L.C. van Lingen van de pas verenigde kerken af. De Christelijke Gereformeerde Kerk ontstond. De voornaamste bezwaren, die ds. Van Lingen en de zijnen tegen de vereniging hadden, betroffen de leer van de veronderstelde wedergeboorte van dr. Kuyper. Oók Kuypers supra-lapsarisme en zijn leer van de rechtvaardigmaking van eeuwigheid riepen trouwens bij de bezwaarden verzet op. Hoe binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken over verbond en prediking wordt gedacht, kan worden samengevat met de volgende woorden van prof. dr. J. van Genderen: 'De Christelijke Gereformeerde Kerken zijn afkerig van een idealistische verbondsleer. Zij stellen het genadeverbond niet onder beheersing van de uitverkiezing, maar gaan uit van het verbond, zoals het opgericht is met de gelovigen en hun kinderen. Met de beloften en eisen van de God des verbonds moet de bondeling, die immers een zondaar is, persoonlijk werkzaam worden om te komen tot waarachtige beleving van het genadeverbond. De schenking in de belofte en de deelachtigmaking door de Heilige Geest, de genadige toezegging Gods en de gelovige toeëigening van 's mensen zijde, zijn van elkaar onderscheiden en op elkaar betrokken...' {Christelijke Encyclopedie, 1956, deel II, blz. 167). Tegen deze verbondsbeschouwing, die de leer van de drie verbonden als achtergrond heeft, tegen dit losmaken van verkiezing en verbond, tegen dit onderscheiden van schenking en deelachtigmaking binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken heeft ds. G.H. Kersten een aanzienlijk deel van zijn leven scherp geopponeerd. Terecht heeft prof. C. Veenhof {Prediking en Uitverkiezing, blz. 310) in de woorden van prof. Van Genderen een doortrekken gezien van de gedachtelijn van Helenius de Cock, de zoon van Hendrik de Cock. We spraken al even over deze Helenius in ons tweede artikel. Overigens waardeerde Veenhof deze parallel aanmerkelijk positiever dan wij dat willen doen!

De strijd tussen 'A en B' (1892-1905)

Met het vertrek van ds. Van Lingen en de zijnen waren de spanningen binnen de pas ontstane Gereformeerde Kerken in Nederland niet weggenomen. Die spanningen betroffen de twee verschillende plaatsen van theologische opleiding van Afscheiding en Doleantie, de oude Theologische School van Kampen en de nieuwere Vrije Universiteit van Amsterdam. Maar die spanningen betroffen toch ook nog steeds de oude vragen rond genadeverbond, doop en prediking. Gedurende een aantal jaren bestonden nu in vele plaatsen gelijktijdig naast elkaar gemeenten, voortgekomen uit de Afscheiding, en gemeenten, ontstaan uit de Doleantie. De eerste werden de 'Akerken', de laatste de 'B-kerken' genoemd. De opvattingen binnen de A- kerken over verbond en prediking waren duidelijk verschillend van die in de (sterk door Kuyper beïnvloede) B- kerken. Een man als ds. T. Bos uit Bedum verweet dr. Kuyper, dat de door deze verdedigde leer van de rechtvaar- 4 digmaking van eeuwigheid in de Heilige Schrift nergens geleerd wordt. Bovendien nam Bos het Kuyper zeer kwalijk, dat deze de roeping in de orde des heils deed volgen op de wedergeboorte - en ook dat Kuyper kinderen liet dopen op grond van hun veronderstelde wedergeboorte. Ds. Bos werd in zijn beschuldigingen krachtig gesteund door de Kamper docent Lindeboom. De spanning liep zó hoog op, dat op de Synode van Middelburg in 1896 zelfs aanklachten tegen Kuypers leer werden ingediend! De Synode nam deze aanklachten niet in behandeling, maar nam daarmee de spanningen natuurlijk niet weg.

Van de andere kant deden de theologen van de 'B-lijn' ook weinig om de spanningen te verminderen. Kuypers leerlingen gingen vaak zelfs nog enkele stappen verder op het gewaagde pad dan hun leermeester. Waren de theologen van de 'A-lijn' over het algemeen in het stuk van de uitverkiezing het infralapsarische standpunt toegedaan, de theologen van de Doleantie verdedigden soms het supralapsarische als het enig juiste, daarmee een beslissing uitsprekend in een geschil waarin de vaderen van Dordrecht 1618/19 nu juist een beslissende uitspraak hadden vermeden. A. Kuyper Jr. leerde daarnaast - we noemden het reeds - de leer van de 'sluimerende' wedergeboorte. Al met al stapelde de conflictstof zich zó hoog op, dat tegen het jaar 1905 maar weinig nodig scheen om de Gereformeerde Kerken te doen scheuren.

Hoe Bavinck erover dacht

Nog één vraag wilden wij in dit verband eerst aan de orde stellen: hoe was nu in deze jaren de verbondsbeschouwing van dr. H. Bavinck ? Zijn Gereformeerde Dogmatiek wordt in onze kringen doorgaans met minder argwaan bezien dan de geschriften van Kuyper. Is dit, wat de verbondsen doopsbeschouwing betreft, terecht? Laten we eens zien. Herman Bavinck was afkomstig uit de kerken van de Afscheiding, had nog enige tijd onder Helenius de Cock gestudeerd, en werd in 1882 benoemd tot docent aan de Theologische School te Kampen. Aanvankelijk onderging Bavinck in sterke mate de invloed van Kuyper, hoewel hij reeds in 1888 aan een vriend schreef: 'Velen onder ons zijn wel een weinigje bevreesd voor de suprematie van Dr. Kuyper. Zeker is, dat, indien de vereniging doorgaat, een grote mate van vrijheid, die er nu feitelijk onder ons bestaat, teloorgaat.' (Zie dr. L. Praamsma, Het dwaze Gods, 1950, blz. 315). Later verkoelde de verhouding tussen Bavinck en Kuyper. De oorzaak daarvan is vooral te zoeken in de conflicten rond de theologische opleiding. Dit doet voor ons onderwerp minder ter zake. Belangrijk is wél, dat Bavinck van oordeel is dat God het genadeverbond in Christus met Zijn uitverkorenen al- léén opricht, al zegt hij dit in zijn Dogmatiek bij mijn weten nergens zo letterlijk. In zijn De offerande des lofs lezen wij echter wél letterlijk: 'Verkiezing en verbond zijn daarom niet onderscheiden als een engere en ruimere kring, want zij omvatten beide dezelfde personen' (zie dr. E. Smilde, Een eeuw van strijd over verbond en doop, blz. 179). Belangrijk is óók dat Bavinck zich op sommige punten distantieerde van Kuypers opvattingen over de wedergeboorte. Hij liet, in tegenstelling tot Kuyper, de roeping in orde aan de wedergeboorte voorafgaan. Kuypers gedachte, dat alle uitverkoren kinderen reeds vóór de doop worden wedergeboren, wees Bavinck af, met een uitvoerig beroep op Calvijn, Beza, Witsius, Gomarus, Maccovius, Comrie en vooral Hillenius. Dit kunnen wij positief waarderen. Toch zouden we willen waarschuwen voor de illusie, dat Bavincks gedachten over verbond, doop en prediking geheel gelijk zouden zijn aan het standpunt, dat de Gereformeerde Gemeenten in navolging van de oude Kruisgemeenten altijd hebben ingenomen. Dat is namelijk niet het geval. Wij willen dat bewijzen.

In 1896 schreef Bavinck samen met drie andere Kamper hoogleraren een brochure, genaamd: Opleiding en Theologie. In deze brochure komt de volgende zinsnede voor: 'Evenals men van den bejaardendoop en het avondmaal zeggen kan, dat zij bij het ontvangen van het sacrament het geloof onderstellen, zo is het volkomen juist te verklaren, dat de kinderdoop de wedergeboorte onderstelt. En evenzo, wanneer de wedergeboorte de grond van de doop wordt genoemd, dan is de bedoeling daarvan geenszins deze, dat de bedienaar van het Sacrament zijne vrijmoedigheid tot het dopen ontleent aan het vermoeden dat het kind wedergeboren zal zijn, maar alleen dat hij juist op grond van Gods belofte het kind voor wedergeboren heeft te houden en dus als zoodanig heeft te doopen.' Voor alle duidelijkheid geven wij nog een citaat uit Bavincks Gereformeerde Dogmatiek: 'Bij die kinderen, die opwassen, mag en moet zolang naar het oordeel der liefde, welke in de kerk van Christus heersen moet, aan hun zaligheid worden geloofd, als het tegendeel niet duidelijk blijkt' (IV, blz. 507). En op een andere plaats lezen wij : '.... dat wij alle kinderen des verbonds, die in de gemeenschap der kerk geboren en gedoopt zijn, niet als heidenkinderen, maar naar het oordeel der liefde als ware kinderen des verbonds te beschouwen en te behandelen hebben, totdat uit hun belijdenis of wandel duidelijk het tegendeel blijkt' (IV, blz. 102).

Hoewel dr. Bavinck de noodzakelijkheid van de oproep tot zelfonderzoek in de prediking bleef benadrukken en erkende dat niet elk gedoopt kind de zaligheid ook beërven zal, maken de hierboven gegeven citaten wel duidelijk dat zijn gemeentebeschouwing toch niet de onze is. Deze visie op het gedoopte kind werkt onherroepelijk een verzwakking in de hand van de prediking van de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. Zij opent de deur voor een ongegrond en gevaarlijk roemen op het gedoopt-zijn. De praktijk van de volgende tientallen jaren in de Gereformeerde Kerken heeft dit - helaas! - ook bewezen.

(Wordt vervolgd)

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 2001

De Saambinder | 12 Pagina's

Verbond en prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 2001

De Saambinder | 12 Pagina's