Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diaconale vragen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diaconale vragen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit een van onze kleinere gemeenten ontvingen we een brief, waarin verschillende diaconale vragen aan de orde worden gesteld. In die gemeente was men tot nu toe gewoon geweest om de armen geheel uit de diaconiekas te verzorgen. Dat was mogelijk geweest, omdat er niet zoeel arme mensen in die gemeente woonden en omdat de collecten voor de diaconie mild bedacht werden. En men stelde er daar een eer in om geheel zelfstandig zonder hulp van het gemeentelijk armbestuur, zoveel ter beschikking te stellen an de armen, dat ze rond konden komen zonder al te grote zorgen.

Maar de tijden zijn veranderd. De levensomstandigheden van onze dagen zijn van die aard geworden, dat de bedragen die verstrekt moeten worden om in een minimum van levensbehoeften te voorzien, niet gering meer zijn. De inkomsten hebben daarmee geen gelijke tred gehouden. Daardoor is derdiaconie van die gemeente gekomen voor de vraag of ze dan toch maar niet samenwerking moet zoeken met de burgerlijke overheid om gezamenlijk in het onderhoud der armen te voorzien. Men heeft daartegen bezwaren, omdat men het altijd als een principe heeft vastgehouden, dat de christelijke gemeente heeft te zorgen voor haar armen. Vandaar dat nu deze brief aan mij geschreven werd, waarin gevraagd werd om een advies hoe men hierin nu moest handelen.

We willen beginnen met op te merken, dat inderdaad de tijden en de omstandigheden geheel gewijzigd zijn. We kunnen er onze ogen wel voor sluiten, maar het is een feit, 'dat de staat getreden is op het terrein, dat vroeger geheel of voor een groot gedeelte overgelaten werd aan kerkelijke of particuliere zorg. Maar daarom heft de staat ook zulke hoge belastingen, dat de milddadigheid van de leden der christelijke gemeente geen gelijke tred kon houden met de stijging der levensbehoeften. Op deze nieuwe toestand zullen we ons derhalve te bezinnen hebben. We kunnen wel star vast willen houden aan hetgeen we vroeger als een principe verdedigden, maar wanneer we daarbij geen rekening houden met de werkelijkheid, dan schieten we daar niets mee op en dan krijgen we in elk geval geen oplossing voor dit vraagstuk. De kerken staan nu eenmaal voor de onmogelijkheid om geheel en al hun armen te verzorgen buiten de hulp van de staat om. De bedragen, die daartoe nodig zijn, overtreffen nu eenmaal de inkomsten verre.

Het karakter van de belastingheffing is eigenlijk geheel gewijzigd. Hield men zich vroeger binnen de nauwe grenzen van hetgeen men noodzakelijk achtte voor een goed functionneren van ons staatsbestel, tegenwoordig worden de belastinggelden besteed voor allerlei zaken, die men voorheen niet zag als een taak voor de overheid. Vandaar, dat men daaruit ook meer en meer is gaan voorzien in de noden en behoeften van de armen en in allerlei andere sociale zorg, die nauw verwant is aan de diaconale verzorging, zoals we die ons vroeger voorstelden.

Zo wordt een groot deel van het belastinggeld, dat wij opbrengen voor de staat, ook gebruikt om in een minimale behoefte van de armen te voorzien. Daartoe heeft de overheid normen gesteld, zodat' een uitkering eigenlijk geen gunst meer is, maar langzamerhand een recht is geworden.

Wanneer nu echter de kerken ook iets bijdragen voor de armen der gemeente, dan wordt dit van de ondersteuning die de overheid verstrekt, afgetrokken, zodat eigenlijk de diaconale verzorging dan een extra belasting is voor de kerken. We zullen verstaan dat dit de bedoeling niet is. En daarom zal de diaconale zorg zich hebben te richten op andere terreinen, die voorheen niet of niet voldoende in het oog zijn genomen. Daarbij zal de bijdrage van de kerk moeten worden losgemaakt van de bijdrage van de staat. We kunnen ons dan ook geheel verenigen met hetgeen de heer A. Middelhoven, een vooraanstaand man uit de Federatie van Diaconieën, onlangs op een vergadering heeft gezegd: „Indien kerk en overheid samen in een bepaald geval de armenzorg behartigen moet de overheid van haar bijdrage niet aftrekken wat de kerk geeft. Gebeurt dit wel, dan zou de kerk een verlengstuk worden van de overheid, terwijl men daarnaast het minimum dat van overheidswege aan behoeftigen wordt verstrekt, in een maximum verandert."

De overheid behoeft werkelijk niet te vrezen, dat degenen, die door de diaconie ondersteund worden, daardoor overdaad zouden ontvangen. De armenwet schrijft nu wel voor dat de kerk eerst 5 moet ondersteunen, en dat de overheid daarna zal aanvullen, maar in de praktijk is het juist omgekeerd geworden. Derhalve zal de armenwet daaraan moeten worden aangepast en de geheel gewijzigde omstandigheden zullen ook hier andere methoden van diaconale zorg vereisen. Men hoeft niet te vrezen, dat er dan voor de diaconie geen taak meer zou overblijven. Er zijn zoveel vormen van diaconale verzorging, dat er nog een breed terrein van werkzaamheid overblijft.

Bovengenoemde spreker heeft ook gewezen op de mogelijkheid, welke artikel 31 van dé Armenwet opent voor gezamenlijke hulpverlening:

Naar zijn mening zou het in die gevallen ook gewenst rijn. dat de kerk ook de uitbetaling van de ondersteuning en het toezicht op de ondersteunde uitoefent. Hiertoe dient men echter alleen over te gaan indien de kerk technisch over een apparaat beschikt dat de armenzorg uit kan oefenen en tevens bereid is naast de materiële ook geestelijke steun te bieden. Voorts zal deze overdracht alleen behoren te geschieden met instemming van de ondersteunde en indien het voor de ondérsteunde of zijn gezin van belang is dat de kerk erin gemoeid is.

Tenslotte pleitte spr. ook voor de aanstelling van maatschappelijke werksters. waarbij overheid en kerk en particuliere instanties desgewenst, in een stichting samengebundeld. de kosten kunnen dragen.

Zoals we uit het bovenstaande zien is men niet alleen in de gemeente waaruit we de brief ontvingen met deze vragen bezig, maar wordt er in brede kring aandacht aan besteed. We zullen ook wat de diaconale zorg betreft ons onze taak duidelijk voor ogen moeten stellen. Gezinsverzorging, rusthuizen en dergelijke zullen we zeker binnen onze gezichtekring moeten trekken. Onze diakenen hebben niet aleen wekelijks te „bedélen", maar werke-lijk diaconale zorg te oefenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Diaconale vragen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's