Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schijn en Wezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schijn en Wezen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Twee mensen gingen op in de tempel o)n te bidden, de een was een Farizeër en de ander een tollenaar." Lukas 18 : 10)

De Farizeër is een mens die er zijn kan. Ziet, daar gaat hij, en met eerbied wordt hij door het volk begroet en nagestaard. Een deftig gewaad golft om zijn leden, en zijn gebedsriemen, die hij draagt, zijn breed. In volle bewustheid van zijn vroomheid gaat hij de tempel binnen. Mij kent de wet des Heeren, en hij leeft naar Gods wet. Ja, het blijkt straks uit zijn gebed, dat hij zelfs nog meer doet dan dat hij verplicht is. Ilij komt daar als het ware zich aan God te laten zien. Hij is een rijke. Och arme, hij gaat naar het huis van Hem, die alleen armen met goederen wil vervullen, maar rijken ledig zal wegzenden. Hij is het voorbeeld van menig mens in het jaar 1954, hij is voorstander van de oude waarheid, maar die nog nooit een verloren zondaar voor God is geworden.

Jonge vrienden, nu bemerkt gij toch, dat deze mens nog leeft? Wij beleven dagen dat de Farizeër een goede tijd heeft, vroom in eigen oog. Hebben hun mond vol over de dwaasheid, zo aangenaam, zo gevoelig, en vol van gemoedelijkheid En toch arm dwaas schepsel, die nog nooit een oog gehad heeft voor de breuk die wij geslagen hebben in het paradijs, gij raast met al uw godsdienst. Gij weel niet wie God is, en wat gij zelf zijt. Wat kan schijn toch ver gaan. Wat een verschil, schijn en wezen.

De ander was een tollenaar. Een tollenaar was een verachte. Ilij heeft zich in dienst gesteld van de vijand, tollenaars en zondaars behoren bij elkander. De Farizeeër ergert zich als hij de tollenaar ziet komen. Men moest zulke mensen eigenlijk uit de tempel kunnen sturen. Als het wel was moest er boven de ingang van de tempel geschreven: Verboden voor tollenaren. Dit is de gedachte van de Farizeër. Maar beste vrienden, dat is ook de gedachte van de tollenaar. Want voor deze man is het een eeuwig wonder, dat hij nog in de tempel mag komen. Hij weet, ik ben doemwaardig. Mag ik u eens een vraag doen?

Zijn er ook nog lezers, die de strijd van de tollenaar verstaan?

De tollenaar is toch het beeld van de ontdekte zondaar, die met zijn zonden en schuld beladen voor God staat. Wie door de Heilige Geest aan zijn zonde ontdekt wordt, ziet dat hij in vijands dienst is, de duivel toegevallen. De tollenaar staat van verre.. .. zie dat is een eigenschap van het geestelijk leven. In deze tijd rennen de mensen vooraan, zonder ellende-kennis, zonder Christuskennis staat de mens vooraan. Maar de tollenaar stond er buiten.... en dat is noodzakelijk voor een ieder, er buiten gezet worden in waarheid. Twee mensen gaan op naar de tempel om te bidden. De Farizeër begint God te danken, niet voor wat de Heere is, maar voor wat hij zelf is. Hij is blij dat hij beter is dan andere mensen, en dat is in ons aller hart.

Verstaat gij dat geheim? Ons vrome vlees vertoont iets van de eigenschap van de man, die zich zelf vertrouwt, dat hij rechtvaardig is en een ieder ander niets acht. O, dat vrome vlees wil de grond zoeken van zaligheid in allerlei, waarin het niet gelegen is. Geve de Heere ontdekking in deze zaak; dat is geen gemoedelijkheid, maar zakelijkheid. Gronden in ons bidden, wat kunnen wij soms mooi en lang bidden, er wordt zelfs over gesproken, en dan onze tranen niet te vergeten. Wij willen vroom zijn, een aangename jongen worden voor kerk en vereniging. Ja, wij willen wel bekeerd zijn, en hebben mogelijk reeds de naam van bekeerd. Maar hoor eens, (Ie tollenaar wilde onbekeerd zijn.

De Farizeër zegt wat hij niet is en wel doet, hij vast tweemaal per week, en geeft tienden van alles wat hij bezit. De tollenaar, de ware bidder zegt, wat hij wel is, en niet doet. De tollenaar gevoelt zich een zondaar, en dat slaat pleiten op eigen verdiensten weg. Maar wonder jonge vrienden, één zucht in waarheid op de verdiensten van de Heere Jezus is genoeg.

bij de Farizeër een woordenspel, bij de tollenaar: „O God, wees mij zondaar genadig." Als wij niet meer hebben dan het gebed van de Farizeër, dan gaan wij naar de hel. Met de tollenaar, denken wij naar de hel te gaan, maar gaan naar de hemel.

Bidden wij als een Farizeër of als een tollenaar? Vraag toch heel veel om het tollenaarsgebed te mogen verstaan.

Is het niet groot, dat de Heere Jezus ook was in het gezelschap van tollenaren? En nog wil Hij allen, die waarlijk tollenaar worden, genadig zijn.

Arme Farizeër. Rijke tollenaar. Schijn en wezen.

Zalig wie als goddeloze voor God verschijnt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1954

Daniel | 8 Pagina's

Schijn en Wezen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1954

Daniel | 8 Pagina's