Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer R.B. te M.,

Er zijn enkele Schriftuurplaatsen voor u niet erg duidelijk, waarom u me gevraagd hebt om daar eens iets over te schrijven. Ik zal proberen om op de eerste Schriftuurplaats nu in dit schrijven voorlopig maar wat in te gaan, want ik zal er wel niet aan toekomen om van die andere teksten waar u me een verklaring van gevraagd hebt, iets te schrijven. Misschien dat ik er bij deze gelegenheid vanzelf toe zal komen om daar enige woorden aan te wijden. Ook kan het zijn dat ik in de beantwoording van uw vraag over die eerste door u genoemde schriftuurplaats gelijk ook andere vragenstellers een antwoord geef, want ik heb ook nog vragen liggen waar ik niet een gehele brief ter beantwoording aan kan besteden. U hebt me gevraagd om iets te schrijven over wat we lezen in Hebreeën 6:4-6, waar we lezen: "Want het is onmogelijk, degenen die eens verlicht geweest zijn en de hemelse gave gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden, die zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zone Gods wederom kruisigen en openlijk te schande maken".

Het zijn zeer ernstige woorden waarover ik dus iets moet schrijven. Er wordt in die woorden over een afval gesproken. Neen, een afval der heiligen wordt in Gods Woord niet geleerd. De apostel heeft een andere afval op het oog. We hebben bij de overdenking van die woorden in het bijzonder aan het tijdgeloof te denken. De Novatianen hebben geleerd dat degenen die door de Doop in de gemeenschap der Kerk waren opgenomen, maar daarna afvallig werden, nooit meer mochten worden hersteld in de gemeenschap der Kerk. We moeten echter niet uit het oog verliezen dat iemand voor een tijd met ontvangen genade ver kan afdwalen, maar door een weg van hartelijk berouw en ware schulderkenning door God weer op de plaats gebracht kan worden waarvan hij zover was afgeweken.

De apostel spreekt in genoemde tekstwoorden over een onmogelijkheid van een bekering van hen die eens verlicht geweest zijn en de hemelse gave gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig zijn geworden. En dan heeft hij, zoals we toch wel moeten begrijpen, geen mensen op het oog die zaligmakende genade mochten bezitten, al zijn ze er door velen wel voor aangezien dat ze de zaligmakende genade Gods deelachtig waren.

Als ik over een onderwerp schrijven moet zoals we nu voor ons hebben, dan zult u wel begrijpen dat ik op mijn leeftijd me wel gevallen in herinnering kan brengen waarin ik heb zien gebeuren waar de apostel op doelt. In ons vragenboekje van Hellenbroek wordt het onderscheid tussen een historisch geloof en het tijdgeloof duidelijk aangegeven, als er van het tijdgeloof gesproken wordt als een toestemmen en belijden van de waarheid voor een tijd, met enig uiterlijk genoegen. Dat uiterlijk genoegen waar Hellenbroek van spreekt, wordt bij het historisch geloof gemist, daar dat historisch geloof alleen maar bestaat in een blote toestemming van een gekende waarheid. Dat historisch geloof is dus ook tot de zaligheid niet genoeg. Maar het tijdgeloof gaat verder dan het historisch geloof, daar er bij een tijdgeloof van een uiterlijk genoegen sprake is, zoals dat bij het historisch geloof niet te vinden is. En wat dat uiterlijk genoegen inhoudt, zegt de apostel ons in genoemde teksten. Men kan verlicht zijn geweest en de hemelse gave gesmaakt hebben. Die verlichting is een verlichting in het verstand door de prediking des Evangelies, zoals onze kanttekening zegt. De kanttekening laat ons echter in de verklaring van de woorden die erop volgen, wel weten wat die verlichting betekent. Men krijgt door die verlichting een bespiegelende kennis van de inhoud van de zuivere leer van Gods Woord op zulk een wijze dat er gesproken wordt over een smaken van het goede Woord Gods.

Dat het met een uitwendige verlichting zeer ver kan gaan, is door ons in Bileam wel te zien, die we in zijn spreuk horen zeggen: "Bileam, de zoon van Beor, spreekt en de man wien de ogen geopend zijn, spreekt! De hoorder der redenen Gods spreekt, die het gezicht des Almachtigen ziet, die verrukt wordt en wien de ogen ontdekt worden".

U begrijpt wel dat ik zomaar iets kan aanstippen van wat door de apostel van de tijdgelovigen gezegd wordt. De apostel spreekt ook over een smaken van de hemelse gave. Er wordt over een gave gesproken. En nog wel liefst over een hemelse gave. Het geloof is een gave Gods. Ook het tijdgeloof is een hemelse gave.

Men smaakt er het goede Woord Gods door. En het woord smaken geeft ons ook wel heel wat te denken. Dat woord wijst ons op een bepaalde ondervinding. De Heere Jezus heeft daar ook in Zijn verklaring van het tijdgeloof, dat Hij vergeleken heeft bij het zaad dat op steenachtige plaatsen is gevallen, op gewezen, als Hij gezegd heeft: "Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en dat terstond met vreugde ontvangt".

Het smaken van de spijze is wel een even proeven van de spijze, maar nog niet een eten van de spijze. Jezus heeft bijvoorbeeld van de edik gesmaakt, maar Hij wilde die niet drinken.

Maar dat het zeer ver kan gaan met een algemene verlichting, laat de apostel ons wel duidelijk weten, als hij spreekt over een deelachtig worden van de Heilige Geest en ook over een smaken van de krachten der toekomende eeuw. Als er over een deelachtig worden van de Heilige Geest gesproken wordt, kan niet de Persoon des Geestes daarmee worden bedoeld, maar de gaven des Geestes. En die gaven zijn dan algemene gaven, die van de zaligmakende gaven des Geestes onderscheiden zijn. Maar we hebben daardoor dan toch ook wel een overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel door te verstaan. Er kan dus een krachtige overtuiging zijn, die niet zaligmakend is. Zulk een overtuiging gaat ook wel met zeer bange consciëntieberoeringen gepaard. Men zou werkelijk denken dat de Geest dan op een zaligmakende wijze werkzaam is. De angsten en benauwdheden kunnen zelfs groter en zwaarder zijn dan in een zaligmakende overtuiging.

De apostel gaat echter nog verder, als hij spreekt over een smaken van het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw. Dan is er dus zomaar niet alleen een kennis der ellende aanwezig, maar men ervaart ook de kracht van de evangelische beloften. De kanttekening wijst in dit verband op Joh. 5 : 35, waar de Heere Jezus van Johannes gezegd heeft, dat hij een brandende en lichtende kaars was, maar ook nog gezegd heeft: "en gij hebt ulieden voor een korte tijd in zijn licht willen verheugen". De Heere Jezus is echter verder gegaan met te zeggen: "Maar Ik heb een getuigenis meerder dan die van Johannes". Met een zich verheugen in het licht van Johannes hebben velen onder de Joden daar niet van geweten. Christus Zelf bleef voor hen een onbekend Persoon.

Als de apostel spreekt over het goede Woord Gods heeft dat dus ook wel heel wat te zeggen. Het Woord des Evangelisch is een goed Woord. De dichter kon zeggen dat zijn hart een goede rede opgaf En in Zacharia 1 lezen we dat de Heere de Engel Die met Zacharia sprak, goede woorden deed horen, troostelijke woorden. En in Jes. 52 : 7 lezen we: "Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning". Er wordt ook in Psalm 68 gesproken over boodschappers van goede tijding. En evenals bij Ezechiël kunnen de woorden van de prediker ons als een lied der minne zijn.

Nu ik daar zo over zit te schrijven, moet ik ineens zo denken dat u wellicht met een bepaalde bedoeling mij uw vraag hebt gesteld. Ik weet wel van u dat u ook graag het goede Woord Gods hoort prediken en dat u het onderscheid ook wel aanhoort tussen een zuivere bevindelijke prediking en een prediking die daar wel op kan lijken, maar er toch van onderscheiden is. Nu wil ik over u natuurlijk geen hard oordeel vellen, want daar ken ik u ook nog niet goed genoeg voor. Daarbij kan ik me in mensen altijd vergissen. Maar als mijn gevoel me niet bedriegt, dan hebt u wel een bedoeling met uw vraag. En och vriend, de tekstwoorden waarover ik nu op uw verzoek zit te schrijven, doen ons weten dat het toch zo nauw uitgaat, waarom ik u ook aan de hand van wat ik hierover zit te schrijven van harte toewens dat de overdenking van de inhoud van de woorden van de apostel u niet alleen tot een nauw zelfonderzoek zal brengen, maar ook

een gezegende uitwerking voor uw ziel zal hebben op zulk een wijze dat u een onderscheid bij uzelf zult mogen vinden van hen over wie de apostel een ongunstig oordeel velt.

Zij smaken ook nog de krachten der toekomende eeuw. We hebben met die woorden aan de krachten van het eeuwige leven te denken, zoals de kanttekening daar ook op wijst. Bileam heeft het ook wel gezien wat de eeuwige zaligheid voor de Kerk hiernamaals zou zijn, wat hem heeft doen zeggen: "Mijn ziel sterve den dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne".

Ik heb u reeds geschreven dat me de gevallen niet onbekend gebleven zijn van hen die een grote omkeer in hun leven hebben geopenbaard. Men had midden in de wereld geleefd en was dus van Gods Woord geheel vervreemd, maar onder het oordeel Gods was een grote benauwdheid ze overvallen en het scheen alsof men de wereld voorgoed een scheldbrief had gegeven. Men wist ook gelijk waar men ter kerk moest gaan en zocht het onder de zuivere leer der Waarheid. In een kort bestek van tijd had men een niet geringe kennis van de leer der Waarheid opgedaem, daar men zelfs gehele nachten ermee doorbracht om de goede oude geschriften te onderzoeken. Men wist namen van schrijvers te noemen, die men zelf, al had men ook van jongsaf de Schriften geweten, nog nimmer was tegengekomen. En men wist ook nog goed wat men in hun geschriften had gevonden. In het kort, men stond er versteld van hoeveel kennis van de zuivere bevindelijke Waarheid men in zulk een korte tijd had opgedaan. Het ontbrak dan ook niet aan mensen die er niet aan twijfelden of hier was wel een werk van Gods genade aanwezig. Zo ging er dan ook al spoedig een goed gerucht van deze bijzonder krachtdadig bekeerde mensen uit en het kwam zelfs zover dat men een ambt in Gods Kerk bekleedde. Maar hun is overkomen hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel, en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. 2 Petr. 2 : 22. Ze zijn afvallig geworden. En het laatste van die mensen is erger geworden dan het eerste.

Nu ik daarover aan het schrijven ben, wil ik u wel doen weten dat de woorden waar u me naar gevraagd hebt om daarover te schrijven, me ook in zulk een geval niet onbekend gebleven zijn, want ik heb ook op het punt gestaan om te proberen om zulk een mens van die verkeerde weg weer af te brengen met de hulp des Heeren, maar ik kreeg daar de Heere niet in mee. Er werd mij gezegd wat de tekst zegt waarover ik nu schrijf, dat het onmogelijk is om dezulken wederom te vernieuwen tot bekering. Het gebed werd afgesneden. En eigenlijk had de Heere bij de eerste ontmoeting het gebed al afgesneden, want als velen met blijdschap zulk een grote opvallende verandering aanschouwden en ik me daar ook in wilde verblijden, werd me gezegd wat we ook in de Hebreeënbrief lezen: "Mijn ziel heeft in hem geen behagen". Er zijn uit zulke gevallen lessen te leren. De apostel Johannes spreekt over een zonde tot de dood waarvoor men niet mag bidden. Hoewel men voorzichtigheid heeft te gebruiken als het de zonde tegen de Heilige Geest betreft, want er kunnen zware zonden bedreven worden waarmee men toch nog niet aan die zonde schuldig staat, toch kan men in bepaalde gevallen weten dat iemand die zonde bedrijft, zoals de apostel Johannes ons laat weten. De tijdgelovige die voorgoed terugkeert tot zijn vorig zondig leven, begaat de zonde tegen de Heilige Geest. Hij is van de leer der waarheid ten volle overtuigd geweest en keert zich nu wetens en willens van die waarheid af. In dit verband wil ik er dan ook nog even op wijzen dat men geneigd is om van iemand die uit de wereld komt en een krachtdadige en zeer opvallende omkeer openbaart, dadelijk het goede te geloven, maar dat men hierin nu juist erg voorzichtig moet zijn. Versta me goed, want ik wil niet ontkennen dat het de Heere behaagt om iemand krachtdadig te bekeren en uit een zondig werelds leven over te brengen tot het Koninkrijk der genade en van de Zoon Zijner liefde. Daar hebben we ook de voorbeelden van en weten ook wel hoe de Heere zulke mensen als toonbeelden Zijner genade in Zijn dienst heeft willen gebruiken. Maar toch moeten we met mensen die uit de wereld komen altijd voorzichtig zijn en dienen in zulke gevallen, zoals de ouden zeiden, het zeker het te laten overzomeren en overwinteren. Het komt veelal openbaar dat het hart niet recht uit de wereld losgemaakt is. Gods meest gewone weg is toch om Zijn werk te doen onder hen die onder de openbaring van Zijn Verbond leven. Maar wij zijn geneigd om meer geloof te hechten aan de bekering van iemand die zo krachtdadig uit de wereld wordt gehaald. En toch. als het daarin een waar werk van Gods genade mag zijn, blijven dat uitzonderlijke gevallen.

Nu schreef ik reeds dat ik niet weet met welke bedoeling u me uw vraag gesteld hebt, dus als ik u nu een antwoord geef, doe ik dat neutraal en onpartijdig. Maar een ernstig zelfonderzoek is voor ons allen altijd noodzakelijk, ook al hebben we de wereld nooit gediend. Als men als kind al een nieuw leven mag openbaren, dan is dat ook wel iets bijzonders, zeker ook wel in deze tijd.

Het is dan ook wel te begrijpen dat men dan ook van de gedachte uitgaat dat er over de staat des harten van zo'n jong kind geen twijfel behoeft te bestaan en dat men zelfs wel gelooft dat iemand die zo jong met de vreze des Heeren mocht zijn bedeeld, over zichzelf geen twijfel behoeft te hebben. Maar och vriend, hoewel ik over mezelf liever niet schrijf, wil ik in dit geval toch wel even doen weten dat ik nog zeer jong zijnde als een volwassen mens getuigenis mocht geven van wat de Heere aan mijn ziel gedaan had. Maar nu oud geworden zijnde, kom ik er wel achter dat de zekerheid niet te vinden is in het opmerkelijke, het opvallende en het bijzondere van een bekering vanuit de wereld of op jeugdige leeftijd, maar in de geloofsvereniging met Christus. De vorst der duisternis gaat ook werkelijk voor niet één opvallende bekering opzij en een nauw zelfonderzoek blijft altijd noodzakelijk. De 139e Psalm is een psalm van David, die ook jong met de vreze des Heeren bedeeld mocht zijn, waar hij ook in die Psalm getuigenis van geeft. Maar toch heeft hij die Psalm moeten besluiten met de bede: "Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg".

U hebt me gevraagd om nog iets te schrijven over wat te lezen is in Prediker 7 : 16-18. We lezen daar: "Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? Wees niet al te goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? Het is goed dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat al".

U moet erkennen dat uw verstand zo verduisterd is, dat u zulke wonderlijke teksten zomaar niet goed begrijpt. Maar laat ik u de raad mogen geven, een raad die voor anderen ook geldt, om de kanttekening bij zulke teksten na te slaan. En ik geloof dat wat de kanttekening bij deze teksten zegt, ook wel in verband met uw vorige vraag wat te zeggen heeft. Ook vind ik het niet nodig om daar nog wat aan toe te voegen. De kanttekening zegt bij vers 16: "Dat is, wees niet al te streng om uws naasten woorden en werken op het nauwst te onderzoeken en op het hardste te straffen. Anderen nemen het in deze zin: Doe hetgeen dat u te doen bevolen is, en doe dat getrouwelijk, maar doe ook niet meer dan u bevolen is, of dan uw beroeping medebrengt. Dit is gesproken tegen die nieuwsgierige geesten, die Gods verborgenheden met hun wijsheid menen te doorgronden; Rom. 12 : 3. Of, die meer willen weten dan ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft. Waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? Dat is, waarom zoudt gij uzelven in schade en schande brengen, willende vromer, kloeker, verstandiger schijnen te zijn dan anderen, mits al te diep doorzoekende de verborgenheden Gods". Lees verder maar na wat de kanttekening bij vers 17 en 18 zegt. Als er in vers 18 staat: "want die God vreest, dien ontgaat dat al", dan zegt de kanttekening: "Dat is, hij wijkt van beide de uiterste fouten, van al te rechtvaardig en al te onrechtvaardig te zijn, (ontgaande alzo de ellenden, die daarop plegen te volgen) en houdende de middenweg, waarin alle deugd bestaat".

Vriend, ik hoop dat we beiden maar veel de gulden middenweg zullen mogen vinden. We kunnen maar niet genoeg vragen om te mogen wandelen in het midden van de paden des rechts. De opperste Wijsheid zegt in Spreuken 8 dat Hij daarin doet wandelen. We kunnen te vroom en te goddeloos zijn. De weg naar de hemel is een nauwe weg. Die loopt precies tussen het Remonstrantisme en het Antinomianisme door. En hoe ouder ik word, hoe meer ik gewaar word, dat ik door de Heere bij hart en hand gehouden moet worden, om niet enerzijds te vervallen tot het Remonstrantisme en om anderzijds niet te vervallen tot Antinomianisme. En nu leven we ook nog in een tijd waarin men enerzijds veel losbandigheid moet aanschouwen en daaronder zijn ziel moet kwellen, maar ook anderzijds kan men het benauwd krijgen onder een wettische dienstbaarheid, waarin men het leven zijner hand gevonden heeft en niet ziek wordt.

Vriend, ik breek af, want ik heb alweer te veel geschreven. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's