Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Willem Teellinck: een pilaar in Gods kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willem Teellinck: een pilaar in Gods kerk

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(12)

D. Dat Willem Teellinck er een streng Puriteinse opvatting op na houdt omtrent de sabbat is ons reeds enigermate uit het voorafgaande gebleken.

In het jaar 1622 geeft hij dan ook een voornaam boekwerk uit, dat de naam draagt: „De Rusttijd, of Tractaat van de onderhouding des christelijken Rustdags, die men gemeenlijk (= gewoonlijk) den Zondag noemt".

Reeds op de Synode van Dordt was de sabbatsviering ter sprake gekomen en had men dienaangaande een beslissing genomen. Men moest op de sabbat rusten van de slaafse werken, terwijl alleen datgene verricht mocht worden, wat door de liefde en noodzakelijkheid des levens vereist werd.

De grove ontheiliging van de zondag is voor Teellinck de aanleiding tot het schrijven van dit geschrift. Vooral op des Heeren heilige dag. op onze christelijke rustdag worden zoveel zonden gedaan, dat „de zondag waarlijk een zondendag en een heilloze, onrustige dag des duivels wordt". (Rusttijd, blz. 2).

Om de zondag met vreugde tegemoet te zien, zegt Teellinck, moeten wij ons in de week aan heilige oefeningen gewennen. De dagen, die voorbijsnellen moeten wij telkens overzien en ons voor God, vanwege onze zonden, verootmoedigen, om tenslotte aan het eind der week " onze ziel ernstig aan de Heere op te dragen, Hem verzoening vragende over al onze ongerechtigheden, die ons dagelijks hebben aangekleefd, zodat wif op de sabbat een vrije toegang mogen hebben tof de troon der genade.

Op de rustdag moet men zich wachten voor werelds vermaak, voor spotternij, voor huichelarij, voor het lezen van „duivelsboeken", voor pronk, ja, voor alles, wat de heiligheid van de sabbat niet bevordert. Getrouw op te gaan onder de dienst des Woords past een ieder, terwijl Gods Woord vooral op Zijn dag naarstig onderzocht moet worden. Tot eer van de Schepper moeten er Psalmen gezongen worden, terwijl ook het gebed een voorname plaats vraagt bij het gedenken van de sabbatdag.

Deze strenge zondagsopvatting, die wij natuurlijk niet in al zijn geledingen kunnen beschrijven, vindt over het algemeen geen ruime bijval. Een Thools predikant. Jacobus Burs, schrijft een geschrift, getiteld: „Weeklage", v/aann hij Teellinck beschuldigt van sabbatisme. Hij leert, dat men op de sabbatdag mag zaaien, ploegen, oogsten, reizen, enz., indien de omstandigheden zulks vorderen. Door dit boek van Burs neemt de zondagsontheiliging nog toe en Teellinck gevoelt zich gedrongen zich opnieuw uit te spreken.

E. Als vanzelf komen we nu tot de uitgave van het werkje: „Noodwendig Vertoog" (1627). Hierin spreekt hij zijn droefheid uit, dat men hem zo verkeerd begrepen heeft. In een twaalftal artikelen verdedigt hij nu zijn standpunt. Na het lezen van de beschuldiging van dominee Burs geeft hij aan het slot nog een nader verklaring van zijn gevoelen over de sabbat. Ook Voetius en Walaeus scharen zich aan Teellincks zijde.

Toch draagt Teellinck in dit „Noodwendig Vertoog" een ruimere opvatting voor, dan in zijn „Rusttijd". Misschien heeft de aankanting, die hij van verschillende zijden tegen zijn uitgave van de „Rusttijd" ondervond, hem doen beseffen, dat hij toch eigenlijk wel wat te ver • was gegaan.

Verschillende natuurlijke, godsdienstige en noodzakelijke verrichtingen op de zondag worden nu als „geoorloofd" toegestaan. Deze verklaring omtrent de sabbat beslaat slechts een gedeelte van het bovengenoemde boek. Na deze uiteenzetting volgt het Tractaat zelf, dat handelt over: „Den tegenwoordigen bedroefden staat van Gods Volk, waarin getrouwelijk aangewezen wordt, in wat zwarigheid en verval wij gekomen zijn, in wat perykel wij nog staan, met de nodige remediën om ons verderf te verhoeden".

Hierin dringt hij aan op hervorming van Kerk en Staat, waarbij Gods Woord het enige richtsnoer moet zijn.

F. Na Teellincks dood wordt het niet gereedgekomen dagboekje „Tijdwinning" uitgegeven (1629). De volledige titel is: „TIJDWINNING, of Christelijke aanmaningen, zuchtingen en voornemingen eener Christelijke ziel tot Godwaarts, voorgevallen binnen de drie eerste maanden des loopenden jaars 1629".

Op de rugzijde van het titelblad staat geschreven: „Ziet dan, hoe gij voorzichtelijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, den tijd uitkoopende, dewijl de dagen boos zijn", Éf. 5 : 15, 16. „Het werkje dat u hier aangeboden wordt, is het laatste, dat door de waardige dienstknecht des Heeren, Willem Teellinck, geschreven is. Hetzelve bevat geestelijke overden- > kingen, zoals die bij de schrijver, gedurende de eerste drie maanden van het jaar 1629, opwelden uit een hart, dat aan de Heere was overgegeven en zoals die dagelijks door hem werden opgetekend. Hij was met deze arbeid ^ gevorderd tot de 16e maart, toen hij werd aangetast door de ziekte, welke zijn dood ten gevolge had. Echter zette hij dit werk nog tot de 20ste-maart, en alzo gedurende vijf dagen van zijn ziekt, voort".

Wrd. (wordt vervolgd).

Krp.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1979

De Saambinder | 8 Pagina's

Willem Teellinck: een pilaar in Gods kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1979

De Saambinder | 8 Pagina's