Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Friesche Kerkbode schrijft K. ovtx vragen bij de openbare belijdenis des geloofs het volgende :

De tijd is weder gekomen dat in vele gemeen ten openbare belijdenis des geloofs zal worden afgenomen van degenen, die voor het eerst tot het Avondmaal zullen worden toegelaten. Naar de goede gewoonte, die bijna overal heerschende is geworden, doet de Kerkeraad eerst in meer be sloten kring onderzoek naar de mate van de verworven kennis en wordt daarna de openbare belijdenis afgelegd in het midden der gemeente bij de voorbereidingspredikatie. De jeugdige lidmaten hebben dan staande voor het aangezicht des Heeren en Zijne gemeente hun geloof in den God des Verbonds te belijden, zich tot Christelijken levens wandel te verplichten en onderwerping aan de Christelijke tucht te beloven, en worden dan met een hartelijke zegenbede als mondige leden der gemeente tot den Disch des Heeren toegelaten.

Het spreekt wel van zelf, dat de vragen, die bij deze openbare belijdenis gedaan worden, een zaak zijn niet van gering gewicht, maar van zeer hoog belang. De stipulatiën, gelijk men ze oudtijds noemde, die dan gesteld werden, zijn de grondslag, waarop de toelating tot het Avondmaal, waarop het erkend worden als mondig lid der gemeente, waarop, bij mogelijk verkeerden wandel, de oefening der Christelijke tucht rust. Het komt er dus op aan, de vragen, die bij de openbare belijdenis gesteld worden, zoo in te kleeden en zulk een inhoud te geven, dat iemand, die daarop met oprechte conscientie ja kan antwoorden, metterdaad voor een volwassen lidmaat der gemeente kan gehouden worden.

De gewoonte, die allengs insloop om de formu leering van deze vragen aan het goedvinden van den predikant over te laten, is dan ook zeer stellig af te keuren. Het is niet de predikant die uit zijn eigen naam belijdenis afneemt en tot het Avondmaal toelaat, maar de Kerkeraad, die als de raad door God over de gemeente gesteld, deze macht uitoefent De dienaar des Woords is niets dan het instrument, het middel, wil men de mond, waarvan de Kerkeraad|zich op dat oogenblik bedient. De Kerkeraad heeft dus eigenlijk te bepalen, welke vragen bij de openbare belijdenis dienen gesteld te worden, en de predikant heeft zich aan dit formulier zooveel mogelijk te houden.

Nu is het zeer zeker niet gemakkelijk voor de Ker keraden om zulk een formulier te ontwerpen. Onder onze schoone liturgische formulieren vindt men er geen voor de openbare belijdenis des geloofs Het eenige wat onze liturgie desaangaande behelst, zijn enkele korte opmerkingen, die vroeger achter het Kort Begrip stonden en later vóór het formulier van het Avondmaal geplaatst zijn, gelijk dit in de editie der liturgie door Prof Rutgers bezorgd, is te zien Ze luiden daar aldus:

En wanneer zij dan die hoofdstukken der leer in den grond bekend en beleden hebben, zoo vraagt men hun, of zij op eenig punt (aangaande de leer) eenigen twijfel hebben, opdat men hun moge genoeg doen En indien zij zeggen ja. zoo zoekt men hun uit de Heilige Schrift te voldoen

Maar is het dat zij gerust zijn, zoo vraagt men hun, of zij voorgenomen hebben, bij de voorzeide leering te blijven, de wereld te verzaken, en een nieuw Christelijk leven te leiden

Eindelijk vraagt men hun ook. of zij zich aan de Christelijke straf gewilliglijk onderwerpen willen

En als zij dit beloofd hebben, zoo vermaant men hen tot vredn, liefde en eendrachtigheid met alle menschen en tot vredemaking, zoo zij met iemand iets uitstaande hebben

Ongetwijfeld is deze inleiding op het Avondmaalsformulier van belang en hebben onze Kerken door dit aanhangsel van 'het Kort Begrip in de liturgie op te nemen, hetgeen daarin gemeld wordt kerkelijk willen ijken, maar dit aanhangsel geefi wel zeer summier den inhoud der vragen op, maar geeft niet een formulier, waarin die vragen behoorlijk zijn omschreven en uitgewerkt.

Het is dan ook niet te verwonderen, dat ver schillende Kerken in onze eeuw meermalen bij de Generale Synodes hebbsn aangedrongen op bet ontwerpen van een belijdenis-formulier. Wei licht drong daartoe mee het feit, dat de Synode der Herv. Kerk reeds jai-eniang zulk een formulier voor alle Kerken van het genootschap had vastge steld, en bij het groote verschil in den boezem onzer Kerken zekere eenparigheid werd gekeurd

Onze Synodes hebben echter steeds geweigerd aan dien eisch gehoor te geven, voornamelijk omdat men het niet wenschelijk achtte dat alle Kerken te allen tijde aan een vast model verbon den waren. Wel moest vaststaan, en dit stond vast door de liturgie en de Kerkenorde, wat de hoofdinhoud der vragen moest wezen, maar allerlei plaatselijke omstandigheden konden meebrengen, dat de inkleeding van deze vragen gewijzigd moest worden. Om slechts één voorbeeld te noemen in die vele streken van ons vaderland, waar het telkens voorkomt, dat de jongelieden belijdenis des geloofs afleggen zonder naar het Avondmaal te gaan, zou de Kerkeraad zeker goed doen met bij de openbare belijdenis uitdrukkelijk de belofte te eischen, dat men zich aan zulk een ontrouw tegenover het verbond der genade niet zou schuldig maken Maar in het Noorden des lands, waar dergelijke misstanden nauwelijks voorkomen, zou een dergelijke uitdrukkelijke belofte bij de openbare belijdenis geheel overbodig zijn en daarom door den Kerkeraad ook niet geëischt mogen worden.

Onze Generale Synodes hebben dus in dit opzicht wijselijk gehandeld. Trouwens in de verschillende recensies van de Kerkenorde onzer Kerken, gelijk door de Synodes in de i6e en 17e eeuw is vastgesteld en herzien, wordt telkens met zekeren nadruk gezegd, dat niemand tot het Avondmaal zal worden toegelaten, dan die naar de gewoonheid der Kerk, tot dewelke hij zich voegt, belijdenis der Geref. religie heeft gedaan (Art 61 D K. O.) Ook daar wordt dus het beginsel gehandhaafd, dat iedere Kerk in dit opzicht haar eigen gewoonte te volgen heeft en de Synode niet geroepen is, inbreuk te maken op dit recht, dat de plaatselijke Kerk bezit. Een zekere verscheidenheid in gebruik is in dit opzicht niet af te keuren, maar eer te prijzen en aan te moedigen.

Maar hoezeer deze verscheidenheid in het gebruik te eeren is, natuurl k wil dit toch niet zeggen, dat de Kerkeraden bij het vaststellen dezer vragen niet aan zekere regelen gebonden zijn Op de Generale Synode vóór 1586 werd uitdrukkelijk geconstateerd, dat bij de belijdenis des geloofs on derzoek moest gedaan worden, of de lidmaten «de leere der Gereformeerde Kerk voor goed en oprecht bekenden en of zij zich aan de kerkelijke straf wilden onderwerpen.» Dat deze bepaling na 1586 uit de Kerkenorde wegviel en over den inhoud der te stellen vragen gezwegen werd, was wel mee daaraan te danken, dat deze vragen achter de «Korte onderzoeking» of het «Kort Begrip» duidelijk genoeg omschreven stonden en de Kerkenorde er dus het zwijgen toe kon doen.

Het lijdt dus geen twijfel, dat, hoe voorts de inkleeding en formuleering ook naar plaatselijke omstandigheden verschillen moge, de substantie der vragen in alle Kerken gelijk moet zijn en loopen moet i. over de vraag of men van harte met de belijdenis der Gereformeerde Kerk instemt; 2. of men belooft de wereld te verzaken en een christelijk leven te zullen leiden; en 3. of men belooft zich aan de christelijke tucht te onderwerpen, indien men zich kwam te misgaan. Mi's deze drie hoofdpunten maar bewaard worden, kan overigens iedere Kerkeraad de nadere uitwerking en formuleering zelf ter hand nemen.

Toch hebben de Kerkeraden bij deze formuleering wel toe te zien, dat zij geen vragen stellen, die hetzij met het karakter der openbare belijdeni» in strijd zijn, hetzij op methodistisch of piëtistisch spoor ons zouden kunnen leiden Met name moet als gansch in strijd met het karakter der openbare belijdenis worden afgekeurd de gewoonte die in sommige Ker ken insloop, om aan de jonge leden, die tot het Avondmaal wenschen toegelaten te worden, de vra gen voor te houden, die bij den Doop va ; volwas senen gedaan worden Wie nog gedoopt mcetwor den als volwassene, staat buiten de Christelijke Kerk en wordt nu door de openbare belijdenis en den Doop eerst in de Christelijke Kerk ingelijfd Stelt men dezelfde vragen aan hen, die ten Avondmaal willen toegelaten worden, dan werkt men de ge dachte in de hand, dat men niet door den Doop in de Christelijke Kerk ingelijfd is, maar eerst door de openbare belijdenis een lidmaat der gemeente wordt. Heel het verbond der genade, dat met ons van kindsbeen af opgericht is, omdat wij het zaad der gemeente zijn, wordt dan practisch geloochend. Terwijl bovendien de bedoelde vragen bij den Doop der volwassenen zeer duidelijk met het oog op de ketterijen dei-Wedei'doopers gesteld zijn en voor de gewone openbare belijdenis geen reden hebben. In de derde vraag wordt daarom met nadruk de belijdenis geëischt, dat Christus zijn menschelijke natuur uit het vleesch en bloed der maagd Maria aan genomen heeft, juist omdat de Wederdoopers dit loochenden en leerden, dat Christus zijn mensche lijke natuur uit den hemel had meegebracht. En hetzelfde bezwaar geldt tegen de vierde vraag, of men alle ketterijen en dwalingen, die tegen de Ge reformeerde leer strijden, verzaakt. lemandj die vroeger allerlei kettersche denkbeelden gehad heeft, moest bij den Doop deze verzaken en afzweren, maar een jong lid der gemeente, die van kinds been af in de zuivere leer opgevoed is, behoeft de ketterijen en dwalingen, die hij nooit gehad heeft, niet af te zweren bij de openbare belijdenis des geloofs

Ongetwijfeld hebben die Kerkeraden een veel zuiverder formuleering gekozen, die het formulier overnamen, dat in Voetius' dagen in de Kerk van Utrecht gebruikelijk was en dat Voetius in zijn Politica Ecclesiastica, Pars I, lib 2 pag 755, 757 ons heeft bewaard Meer algemcene bekendheid kreeg dit formulier door J Koelman's Het ambt en de plichten der ouderlitigen en diakenen, een voortreffelijk boekske, dat voor de ouderlingen een bron van kennis van het Gereformeerde Kerkrecht is geweest Het bedoelde formulier luidt naar de vertaling van Koelman:

I. Verklaart en erkent gijlieden, dat gij de Leere onzer Kerk, voorzooverre gij die geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende Leer, overeenkomstig met de Heilige Schrift?

2 Belooft gijlieden, dat gij door Gods genade in de belijdenis van die zaligmakende Leer stand vastig zult blijven en daarin leven en sterven?

3. Belooft gijlieden, dat gij volgens deze heilige Leer uw leven altijd, door Christus' hulp en ge^ ade, godzalig, eerlijk en onbestraffelijk zult aanstellen en uw belijdenis met goede werken versieren ?

4. Belooft gijlieden, dat gij u wilt onderwerpen en onderdanig zult zijn aan de opwekkingen bestraffingen en kerkelijke tucht, bijaldien het kwam te gebeuren, (het welk God verhoede) dat gij u in leer of zeden kwaamt te misgaan?

Dit formulier geeft althans in hoofzaak de substantie van de vragen bij de belijdenis te doen juist weder; maar het mag niet ontkend worden dat toch ook dit formulier niet geheel vrij van bedenking is Reeds de eerste vraag heeft door de invoeging van het woordeke t> voorsooverre gij die geleerd, gehoord en beleden hebt" een niet ongevaarlijke strekking Wie ten Avondmaal wil toegelaten worden heeft zijn hartelijke instemming met heel de belijdenis te betuigen. En al mag in Voetius' dagen dit voorzooverre niti zoo slecht bedoeld zijn, het kan niet ontkend worden, dat de geschiedenis van het quatenus in onze eeuw ons geleerd heeft met zulke beperkende uitdrukkingen hoogst voorzichtig te zijn. En evenzoo schijntons de Uitdrukking, »dac zij hun belijdenis met goede werken moeten versieren", niet zoo krachtig als hetgeen in de vragen voor het Avondmaal staat, n.l dat zij de wereld moeten verzaken en een Godzalig leven leiden Terwijl over het algemeen genomen de vele epitheta ornantia en synoniemen de kracht der vragen eer verzwakt dan versterkt Hoe korter en prccieser de vragen zijn, hoe gemakkelijker zij verstaan en in het geheugen geprent zullen worden.

Wij deelen daarom ten slotte nog de formule mede, die de Kerkeraad te Leeuwarden vaststelde, niet als ware daarin de volmaaktheid bereikt, maar omdat deze formule als voorbeeld dienst kan doen. De vragen luiden daar aldus:

Ie. verklaart gij dat gij de leer onzer Kerk, die gij geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenko mende met de H Schrift, en belooft gij door Gods genade in de belijdenis van die leer stand vastig te willen blijven in leven en in sterven?

2e. belooft gij, dat gij volgens deze leer de wereld zult verzaken en uw leven altijd (door Gods genade) godzalig en onstraffelijk zult aanstellen ?

3e belooft gij, dat gij u wilt onderwerpen aan de vermaning, bestraffing en kerkelijke tucht, bijaldien het kwam te gebeuren (hetwelk God genadiglijk verhoede) dat gij in leer of leven u kwaamt te misgaan?

Van Voetius neme men daarbij de gewoonte over om na het ja der belijdende leden een korten zegenwensch uit te spreken, waarvan de inhoud zeer juist door Voetius aldus omschreven wordt: at God, die dit goede werk door Zijne genade in hen begonnen en tot hiertoe gebracht heeft, hen daarin bevestige en het meer en meer volmake tot op den dag van Jezus Christus (Philip I : 6).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's