Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambtelijk onderwijs en het "ik-vind-gevoel"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ambtelijk onderwijs en het "ik-vind-gevoel"

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

- over de verhouding tussen ambtsdragers en andere gemeenteleden -

(2)

"Het heeft de Heere behaagd in Zijn kerk ambten te verordineren. Door de bediening van het ambt wil Hij Zijn kerk onderwijzen, regeren en verzorgen. Hij roept daartoe mensen, die Hij met gezag bekleedt. Het zijn de ambtsdragers, leraren, ouderlingen en diakenen. Zij dienen de gemeente, doch met het gezag, dat Sions Koning hun gaf'. Aldus ds. G.H. Kersten in De Saambinder van 8 november 1934.

De uit de Bijbel voortspruitende wetenschap van een aanstelling van hogerhand vormden voor onze gereformeerde vaderen mede een leidraad bij het formuleren van artikel 23 van de Dordtse Kerkorde. Die spreekt niet slechts over de opdracht om "de lidmaten der gemeente te vertroosten", maar ook om die "te onderwijzen", zo schreef ik in het vorig artikel. Dat laatste blijkt soms ter discussie te staan.

Onderwijs staat ter discussie

Velen in onze tijd - dat geldt kerk en wereld - verdragen zo'n uitgesproken stellingname slechts ternauwernood. Anderen kijken liever naar de toekomst dan zo'n man te citeren die al een halve eeuw geleden overleed. Wij leven in een 'eik-wat-wils-cultuur'.

Daarin blijkt het "ik-vind-gevoel" van het individuahsme steeds meer toonaangevend. Dat doet weleens afbreuk aan het behjden in de zin van "samenstemmen". Een synode kan een uitspraak doen. Maar de waarde en het gezag daarvan bUjkt soms gerelativeerd met een: "dat zijn ook maar beperkte en zondige mensen...".

"Ik voel het zo..." en dan net andersom als de predikant of ouderling. Zo'n houding kan belangrijke consequenties hebben voor het pastoraat en de ambtelijke zorg: de bezochte meent te mogen zwijgen als hij vindt dat praten moeilijk is. Iemand vindt dat hij zijn kritiek mag uiten als hij of zij meent dat het 'anders' is dan de kerkenraad zegt. En daarbij schijnt de een met gelijke rechten tegenover de ander te staan.

"Wij zijn maar beperkte en zondige mensen...". Wat zou het een voorrecht zijn indien dat door ambtsdragers en gemeenteleden eens meer mocht worden beleefd dan besproken. Dat zou beiden tot ootmoed brengen. En tot gebed om genade en wijsheid. Ach, dan gaat het meestal wel.

Spreken "als de woorden Gods"

Als ik schrijf dat dan voor "onderwijs" geen plaats is, herinner ik aan 1 Petrus 4:11: Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods". Dat geldt in het bijzonder de ambtsdrager. Meningsvorming en uitgesproken gedachten die zich uitsluitend op traditie baseren, schieten tekort in overtuigingskracht. Van het Woord als het zwaard des Geestes valt meer te verwachten (Efeze 6:17).

Het is daarom van groot belang dat ambtsdragers de maatschappelijke verschijnselen beoordelen bij het licht van de Schriften. Niet een "het-is-altijd-zo-geweest" of een "dat-hebbenwij-nooit-gedaan" mag onze norm zijn bij het beoordelen van ethische onderwerpen of terzake van de geloofsleer.

Hoewel het een veeg teken kan vormen dat deze of gene lidmaten of avondmaalgangers de wijze waarop kinderen van God in afhankelijkheid leefden met een grote zwaai als "voorbij" van de tafel vegen. Soms spruit dat voort uit andere, niet uitgesproken gevoelens. Een innerlijk afstand nemen van hun nauwe levenswijze.

Toch heeft in de Reformatie het Woord alleen gezag. Predikanten, ouderlingen en diakenen behoren zich daar concreet op te funderen in hun goedkeuring of afwijzing van zaken die de ethiek en het christelijk leven aangaan. En belijdende leden zullen er als het goed is voor 'vallen'. Allen overigens in de wetenschap dat niet eerst de uiterlijke daad, maar vooral de motivatie daarachter voor de Heere God meetelt.

"Ik-vind-gevoel" en huisbezoek

Het "ik-vind-gevoel" leeft ook in onze gemeenten. Menig ouderling zou raar opkijken indien degene met wie hij een afspraak wil maken voor huisbezoek zegt: "Ik heb nu liever geen bezoek, als ik iets ervaren heb, hoort u het; dan bel ik wel op voor een afspraak". Dat hoeft niet iemand te zijn die het met de dingen van Gods dienst gemakkelijk neemt. Zoiets komt voor onder 'zwaar' en 'licht'.

Gaat de betrokkene op deze wijze niet teveel zijn eigen weg? Iemand mag op deze wijze immers niet gedurende langere tijd huisbezoek verijdelen? En het zou toch eigenlijk even vreemd zijn indien iemand met wie de ambtsdragers al jarenlang onder de bediening van hetzelfde Woord verkeert de boot afhoudt met de opmerking: "Wij kennen elkaar niet, dus er valt niet veel te praten".

Natuurlijk kan er reden zijn voor het stroef verlopen van de communicatie of zelfs afwijzing van verder contact. De oorzaak daarvan behoeft niet altijd aan de zijde van het gemeentelid te liggen. Als beide karakters - dat van de bezochte en dat van de ouderling - nogal dominant of juist erg zwijgzaam zijn, kan dat het gesprek bemoeilijken. Maar ook hier geldt; hoe ging ik op stap? Hoe verwachtte iemand het ambtelijk bezoek?

Kritiek

Met het "ik-vind-gevoel" kruipt ook de kritiek op het kerkelijk functioneren in diverse ambtelijke organen de banken door. Dat kan bijvoorbeeld het beleid betreffen van de curatoren van de Theologische School. Soms klinkt een relativerende opmerking over hun bezig zijn in kerk of consistoriekamer. Met de woorden dat zij toch immers "ook niet over het hart kunnen oordelen". Het is waar. Zij zijn mensen en derhalve niet feilloos. In zo'n uitdrukking hoeft niet altijd, maar kan soms tevens doorklinken dat het allemaal een beetje ruimer moet, wat minder benauwd.

De christelijke gemeente vormt in de samenleving in toenemende mate een minderheid. Dat biedt iemand als Maarten 't Hart de kans om zijn gram te uiten in wat altijd bekend stond als een kwaliteitskrant. Daardoor kunnen echter ook malcontente leden gemakkelijker gebruik maken van de zich mogelijk tegen de kerk kerende publieke opinie. Via krant, tijdschrift, radio en televisie. Zij bieden graag stem aan "het opzienbarende". Iemand die onder de kerkelijke tucht staat, kan op die wijze zelf zijn zaken openbaar maken. Zodra de kerk met haar achterhaalde standpunten als ouderwets is diskrediet wordt gebracht.

Houden wij bij al deze zaken wel voldoende in het oog dat de kerk geen wereldlijke vereniging is? Het 'bestuur' - neen, dat woord mogen wij niet gebruiken in de christelijke gemeente - , de kerkenraad wordt ten diepste niet door mensen, maar door God Zelf aangesteld. Hoewel Hij daarvoor menselijke beraadslagingen die tot kandidaatstelling en de verkiezingen leiden, gebruikt. En hoewel wij Zijn weg daarin menigmaal niet kunnen doorgronden. Soms zouden wij, nietige, duistere, zondige mensen Hem graag ter verantwoording roepen. Dat kan niet. En dat mag niet.

Aanvechtingen; en toch...

Bij die aanstelling van hogerhand is geen plaats voor mensen die zichzelf zo geschikt vinden. Die zijn er altijd geweest. Vrees bekruipt het hart van de ambtsdrager weleens en aanvechting benauwt hem soms: "Heb ik mijzelf niet ingedrongen? " Als hij op zichzelf en zijn eigen afmakingen ziet, klinkt het weleens in zijn hart: "Houw hem uit; waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde? " Wie kent deze strijd niet? Ook hierin is nauwgezet zelfonderzoek noodzakelijk.

Het besef van eigen onkunde - soms niet ten onrechte - kan iemand parten spelen. En dan hoort hij van binnen: "Je mist alle bekwaamheid". Een aansporing tot voortdurend bezig zijn met het Woord en de dingen van Gods koninkrijk is op zijn plaats.

Desondanks heeft hij "ja" gezegd op de vraag "of gij niet gevoelt in uw hart, dat gij wettiglijk van Gods gemeente, en mitsdien van God Zelf tot deze heilige dienst geroepen zijt". Want dat belijden wij met onze gereformeerde geloofsleer. Is het dan toch telkens weer niet de liefde die de ouderling of diaken doet 'bijtekenen'? Een "ja" waarbij de Heere het hart doorgrondt en de diepste gedachten kent. En dan hoort "onderwijzen" er ook bij. Maar... vanuit een ootmoedig hart. En niet in hooghartige ambtelijke eigendunk.

"Het heeft de Heere behaagd in Zijn kerk ambten te verordineren", schreef ds. Kersten. "Zij dienen de gemeente, doch met een gezag, dat Sions Koning hun gaf'.

Apeldoorn,

G. Roos.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1998

De Saambinder | 12 Pagina's

Ambtelijk onderwijs en het

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1998

De Saambinder | 12 Pagina's