Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Canticum Canticorum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Canticum Canticorum

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verklaarders met”... gematigde, geheiligde gevoelens”

Over het Hooglied zijn al heel wat boeken geschreven. Onlangs kwam daar een proefschrift bij dat onder de titel Canticum Canticorum (= Het Lied der liederen) door M. Verduin aan de Universiteit van Utrecht verdedigd werd. In dit zeer lijvige werk worden de resultaten weergegeven van een onderzoek naar "de betekenis, de functie en de invloed van de bronnen van de Kanttekeningen bij het Hooglied in de Statenbijbel van 1637".

Het onderzoek bracht de schrijver al direct bij een boek van Godefridus Udemans (ca. 1581-1649) getigeld Corte ende duydelicke uerclaringe over het Hooge-Liedt Salomo (eerste druk 1626, tweede druk 1643). Het bleek Verduin dat het boek van Udemans de opstellers van de Kanttekeningen diepgaand heeft beïnvloed. Dit werd de aanleiding om ook de bronnen die door Udemans gebruikt waren, na te zien, om des te scherper zicht te krijgen op de traditie waarin de Kanttekeningen staan. In verband daarmee komen in het proefschrift allerlei eerder verschenen verklaringen van het Hooglied aan de orde en worden besproken de Joodse uitleg, verklaringen uit de vroege kerk, waaronder die van Ambrosius en Augustinus, die uit de Middeleeuwen met de Hoogliedpreken van Bernard van Clairvaux, en uit de Reformatie onder andere de verhandelingen van Luther en Theodorus Beza, de opvolger van Calvijn. Vervolgens gaat het over de Kanttekeningen op het Hooglied in de Statenvertaling zelf. In de "Inhoudt deses Boecks", geplaatst voor de vertaling wordt volgens Verduin "een samenvatting geboden van wat ons tot nog toe in de katholieke (uiteraard wordt hier niet bedoeld de roomskatholieke) traditie is aangereikt met de beperking dat er vooral sprake is van Christus en de Kerk" (blz. 407). Na vergelijking met het werk van Udemans en de Kanttekeningen toont de schrijver ook aan dat het boek van Udemans vooral door de bekende dichter Jacobus Revius, die er ooit een schitterend gedicht over maakte, - zelfstandig - verwerkt is. Ook wijst hij erop dat de Kanttekeningen invloed hebben gehad op de Engelse King James Bijbel en dat er ook in Duitsland sporen van terug te vinden zijn.

Tenslotte wordt in het proefschrift stil gestaan bij de latere geschiedenis van de verklaring van het Lied der liederen. Het is met name dit hoofdstuk waarop hier wat commentaar geleverd zal worden, want wat daar te lezen is als vrucht van een zogenaamd moderne Bijbeluitleg, geeft wel te denken.

Waar gaat het in het Hooglied om? De inhoudsopgave van de Statenvertalers vermeldt dat het is "een gesprek tussen Christus als Bruidegom en de Bruid, zijn kerk", en iets verder: "Onder de naam des Bruidegoms en der Bruid worden in dit Hooglied onder verbloemde woorden, beschreven de hartelijke liefde en de voortreffelijke weldaden van de Heere Jezus Christus, de Bruidegom, tot de Christelijke kerk, zijn Bruid, en aan de andere zijde der Bruid, zijn heilige kerk, hartelijk verlangen naar haar lieve Bruidegom, de Heere Jezus Christus. Ook wordt in dit boek ons voor ogen gesteld de gelegenheid, die het met de kerk Gods hier op aarde heeft; alsook haar deugden, ook haar vlekken en onvolmaaktheden."

Dat is duidelijk genoeg. Toch wil dat niet zeggen dat het Hooglied daarom gemakkelijk te begrijpen is. De Statenvertalers schrijven in dit verband dat "de diepgrondige redenen en zaken" die erin beschreven worden, vereisen "een mannelijk, gezet en welgeoefend verstand, alsook gematigde en geheiligde gevoelens, gans noodwendig om de diepe verborgenheden, die daarin staan, grondig te begrijpen." We mogen wel aannemen dat deze eisen bij Udemans en de Statenvertalers door Goddelijke genade te vinden zijn geweest. Ook latere verklaarders, zoals Abraham Hellenbroek waren hiermee bedeeld, maar hoe is het nu bij de Bijbeluitleggers van onze eigen, zogenaamd verlichte eeuw?

Het boek van Verduin laat ons daar niet onkundig over. Zelf kreeg ik de indruk dat deze schrijver niet zonder irritatie heeft kennis genomen van de twintigste eeuwse verklaringen. Geen wonder, want als men de wanprodukten die hierover in het licht gegeven zijn, leest, dan kan dat alleen maar met een snel groeiende ergernis.

De Statenvertalers hebben het Hooglied allegorisch uitgelegd. Dat wil zeggen dat ze de inhoud van dit boek vergeestelijkt hebben. De liefde tussen bruidegom en bruid wordt dus als het ware gezien als een afspiegeling van de volmaakte liefde tussen Christus en de Kerk. De lezer van het Hooglied wordt door de Kanttekenaars dus hoger opgevoerd, naar de geestelijke betekenis en dat was in overeenstemming met de verklaringen van de kerk van de oude dag. De Statenvertalers, en met hen de oudvader Udemans, staan dus in een lange traditie.

Maar met die traditie wordt heden te dage volkomen afgerekend. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij sommige christelijke gereformeerde schrijvers. L.H. van der Meiden, tijdens zijn leven hoogleraar aan de Theo-

logische Hogeschool te Apeldoorn, verwierp "expliciet de allegorische methode van uitleg die deze Kanttekeningen kenmerkt" (blz. 753). De man, die tegenwoordig deze post bekleedt, een zekere H.G.L. Peels, meent dat "de liefde die Hooglied bezingt, exclusief liefde is tussen deze twee, man en vrouw."

Er is dus geen sprake van liefde tussen Christus en de Kerk in dit Bijbelboek. Weg dus met de traditionele uitleg, ja Peels is zelfs van mening dat het de mensen, die de allegorische uitleg hanteerden, nogal eens heeft ontbroken aan "een mannelijk, gezet en welgeoefend verstand, alsook gematigde en geheiligde gevoelens". Dat waren de woorden van de Statenvertalers en Peels is ervan overtuigd dat deze en andere oudvaders niet aan hun eigen eisen voldeden. Hijzelf natuurlijk wel, dat zal wel geen betoog behoeven, natuurlijk weet hij het beter dan de kerkvaders, en triomfantelijk kraait hij het uit: "Wij laten ons Hooglied door de allegoristen niet meer afpakken" (blz. 767).

Hij is niet de enige, de kanttekeningen bij de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap spreken niet anders. Verduin citeert de woorden: "De hier volgende kanttekeningen (van het NBG) hebben... welbewust van alle allegorische verklaringen afgezien." Een zekere prof. M.A. Beek voegde daar in een boek nog een dimensie aan toe, toen hij schreef dat de allegorische methode "niet de aanvaardbare grondslag van een wetenschappelijke exegese" is (blz. 758). Weg dus met de vergeestelijkende uitleg van het Hooglied, weg met de traditie van de kerk, een traditie waarin de oude geoefende kerkvaders stonden, weg ermee, ze dwaalden, hadden geen begrip van Schriftverklaring, ze waren onwetenschappelijk. Kan het nog botter? Jazeker!

In 1986 gaf de Hervormde Jeugdraad een één of andere flodderkrant uit over het Hooglied. Wat is volgens de Hervormde (of moet ik schrijven Vervormde) Jeugdraad de inhoud van het Hooglied? Wel, het is niets meer dan "een bundel liefdesliederen, die steeds variërender het gekoer van een vrijend paartje bezingt" (blz. 761). Dat paartje kan gevormd worden door een man en een vrouw, maar volgens de Hervormde Jeugdraad wordt er ook een homosexuele verhouding door getekend.

Het proefschrift citeert verder ook nog een zekere mevrouw M.C.N. Deckers-Dijs als ze haar valse duit in het zakje probeert te doen met het doel haar Schriftbezoedelingen voor gangbare exegetische munt te laten doorgaan. Mevr. Deckers-Dijs is er wel achter. Ik geef maar een citaat uit de rommel waarmee zij de lezer lastig valt. Als in Hooglied 6 : 2 staat: "Mijn Liefste is afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbeddekens, om te weiden in de hoven en om de leliën te verzamelen", dan verklaren de Kanttekenaars de woorden "en om de leliën te verzamelen" als: "Dat is om tot Zich te vergaderen zijn uitverkoren volk, hetwelk vergeleken wordt bij de leliën onder de doornen." Mevr. Deckers-Dijs weet natuurlijk wel beter. Wat wil die uitdrukking volgens haar zeggen? Wel, dit: "Voor de man uit het Hooglied zijn er meer vrouwen op de wereld" (blz. 770). Met andere woorden de Bijbel en het Hooglied laten alle ruimte over voor hoererij en overspel. Kijk, dit soort verklaringen krijgt men als Bijbelverklaarders zich niets meer gelegen laten liggen aan de ingeving van Gods Geest en aan de rest van Gods Woord. Het is bij de Bijbeluitleg een eerste en vaste en wetenschappelijk stelregel dat de Schrift de Schrift verklaart. Zo werkten de Statenvertalers en zij voerden hun lezers hoger op tot geestelijke lering bij het Hooglied. Wat daarentegen tegenwoordig gebeurt, is dat men Gods Woord naar beneden haalt en dat dan ook nog ten onrechte onder de noemer wetenschappelijk. Dat zijn de duidelijke gevolgen als men de mens en het eigen goddeloos en verzondigd gevoelsleven centraal gaat stellen en dat als de norm van alles ziet. Is het dan vreemd dat men juist over het Hooglied met de meest ergerlijke, baarlijke, godslasterlijke nonsens komt?

De moderne benadering van het Hooglied is te verfoeien. De belijdenisgeschriften en de Statenvertalers hebben beleden dat dit Bijbelboek geschreven is "door ingeven des Heiligen Geestes". Zogenaamd wetenschappelijk zijn de bestrijders van de allegorische uitleg, in werkelijkheid is het hun anti-schriftuurlijke en anti-bevindelijke inslag, die hen zo te keer doet gaan tegen de zuivere uitleg van het Hooglied.

Gelukkig wordt in het proefschrift tenslotte ook nog een goede verklaring van het Hooglied uit deze eeuw genoemd. Heel kort staat Verduin op blz. 772 stil bij het boek Bart en Kees over het Hooglied van ds. G. van Reenen. Hij schrijft dan: "Van Reenen volgt duidelijk de hoofdlijn van de Kanttekeningen in de Statenbijbel, veel details van de uitleg van het Hooglied zijn onmiskenbaar ontleend aan de Kanttekenaars van 1637". Ja, ds. Van Reenen had het wel geleerd bij wie de ware uitlegging van de Schrift te vinden was. Hij wendde zich graag tot de verklaarders met een "mannelijk, gezet en welgeoefend verstand, alsook gematigde en geheiligde gevoelens". Verklaarders, die vandaag de dag veracht worden, maar die zoals de Statenvertaling in de inhoudsopgave schrijft "de vrienden van de Bruidegom" waren. Dat wil zeggen: "getrouwe predikanten of leraars en voorstanders der kerk". Wie goede uitlegging van het Hooglied begeert, wende zich tot hun geschriften.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Canticum Canticorum

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's