Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vertaalprincipes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vertaalprincipes

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we het over vertaalprincipes willen hebben, zullen we eerst moeten begrijpen wat taal is. Anders komen we nergens. Taal is allereerst een gave van God. Denk je eens in dat er geen taal zou zijn in de wereld. Dan zou het voor de mensen nog moeilijker zijn om met elkaar te communiceren. En dat is heden ten dage al moeilijk genoeg...

God heeft de mensen de taal gegeven, opdat ze zouden kunnen communiceren. Met elkaar én met God. Een prachtig hulpmiddel. Een onmisbaar hulpmiddel. De Bijbel geeft al in Genesis 2 duidelijk aan wat taal eigenlijk inhoudt. Wat bedoel ik daarmee? De Heere geeft Adam direct na de schepping een opdracht. Een belangrijke opdracht: Adam moet alle dieren een naam geven. En dat is niet zo maar iets. Door dit te zeggen schept de Heere als het ware de taal. Want wat houdt taal eigenlijk in? Taal is: dingen een naam geven. Mensen zien en ervaren dingen in de wereld om zich heen en geven ze namen, woorden. En dat doen ze om er met elkaar over te kunnen praten.

Taal is een gave van God, een zegen. De verscheidenheid aan talen van vandaag de dag is echter een vloek. We weten allemaal wat daar de oorzaak van is. Menselijke hoogmoed. Ongehoorzaamheid aan Gods bevel. De Heere greep in en zorgde ervoor dat de mensen elkaar niet meer begrepen. Er kwam verscheidenheid in talen. De mensen konden niet meer met elkaar communiceren en gingen uit elkaar. De taal werd een barrière.

Op een gegeven moment gingen de mensen taal opschrijven. Dat was een grote stap vooruit. Het is heerlijk als je belangrijke zaken voor het nageslacht kunt vastleggen. Het geeft zekerheid. De orale traditie is niet echt betrouwbaar. Elke generatie vervormt het verhaal en zodra je tien of twintig geslachten verder bent, is er van het oorspronkelijke verhaal weinig meer over. Stel je echter iets op schrift, dan blijft het.

Als gevolg hiervan hebben we tegenwoordig dus een onderscheid te maken tussen geschreven taal en gesproken taal. Dat is eigenlijk maar vreemd. Van sommige uitdrukkingen zeggen mensen: 'Dat kun je zo niet opschrijven, dat is spreektaal.' Het omgekeerde komt ook voor. Wat is echter belangrijker? Gesproken taal of geschreven taal? Gesproken taal! Geschreven taal is daar een afgeleide van.

In de huidige samenleving zou je dat niet meer zeggen. Een groot deel van de onderlinge communicatie verloopt tegenwoordig via geschreven tekst. Toch is het alzo van den beginne niet geweest. Volgens de Bijbel is het geloof nog altijd uit het gehoor en niet uit het gelees. Veel mensen zetten echter de zaak op de kop. In onze cultuur schijnt geschreven tekst meer waarde te hebben dan gesproken tekst. Dat viel me bijvoorbeeld op na de laatste spellingaanpassingen in het Nederlands. We moeten nu 'kerkenraad' met een n schrijven. Die n staat er alleen maar omdat dit een spellingconventie is: we schrijven 'kerkenraad', niet omdat hier een meervoud 'kerken' bedoeld is (het is immers de raad van één kerk), maar omdat het woord 'kerk' alleen een meervoudsvorm op -n heeft. Die n in 'kerkenraad' wordt echter niet uitgesproken. Dat hoort niet. Dat geldt ook voor de n aan het eind van een werkwoord. Die spreekt ook bijna niemand uit (behalve mensen die opgevoed zijn in een oostelijk dialect). Toch zijn er mensen die vinden dat dat wel moet. Met name als ze iets voorlezen, spreken ze alle 'ennetjes' keurig uit. Dat hoort dus niet. Dat is fout. Het is tegen de regels van het Nederlands. Iets watje voorleest, mag je niet anders uitspreken dan wanneer je het zegt. Dan zetje de zaken op zijn kop. Taal is dus allereerst gesproken taal. Geschreven taal is daar alleen maar een afgeleide van. Dat onderscheid moeten we vasthouden. Ik kom daar dadelijk op terug.

We hebben de Bijbel. Gods Woord. Gods boodschap aan zondige mensen. Wij leren dat God door Zijn Woord tot ons spreekt. Dat is belangrijk. We zeggen niet dat God door Zijn Woord aan ons schrijft, maar dat Hij tot ons spreekt. Daar heb je het weer. Gods Woord is opgeschreven, dat is waar. Gelukkig maar. Zo is de boodschap van Gods genade door de eeuwen heen zuiver doorgegeven. We moeten echter nooit vergeten dat de Bijbel meer is dan een geschreven document: het is Gods boodschap van genade voor zondige mensen. De Bijbel moet vertaald worden. Daar bestaat gelukkig geen twijfel over. Op de eerste Pinksterdag wordt er door de vloek van Babel een grote streep gehaald. Mensen uit allerlei volken horen Gods Woord in hun eigen taal. Ze horen het.

Het onderscheid tussen gesproken taal en geschreven taal speelt ook bij het vertaalwerk een grote rol. Stel dat ik in het Engels stond te praten en er stond iemand naast me om alles in het Nederlands te vertalen. Dan weet ik zeker dat de vertaler zijn uiterste best zou doen om mijn boodschap zo zuiver mogelijk over te brengen.

Dat is namelijk de bedoeling: dat mijn boodschap overkomt. Als ik iets vertel over vertaalprincipes, is het van belang dat mijn hoorders daar iets van opsteken. Maar hoe gaat zo'n vertaler nu te werk? Stel dat ik op een gegeven moment gekscherend zou zeggen: 'I am pulling your leg.' Zou mijn vertaler dat dan vertalen met: 'Ik trek aan jullie been'? Dat zou hij niet in zijn hoofd halen. Waarom niet? Simpelweg omdat dat niet overkomt. Dat landt niet. Niemand zou begrijpen wat ik zeg. Als het een goede vertaler is, zegt hij: 'Ik neem jullie bij de neus' of: 'Ik speld jullie iets op de mouw.' Daarbij wijkt hij sterk af van mijn tekst, maar blijft hij dicht bij mijn boodschap.

En daar gaat het om bij vertaalwerk. Dat de boodschap overkomt. Taal is een communicatiemiddel. Er wordt informatie overgedragen van de een naar de ander. En dat proces mag door een vertaling niet gehinderd worden. Dat is vertaalwerk. En zolang we bij gesproken taal blijven, heeft niemand daar moeite mee.

Bij geschreven taal wordt dat echter in de praktijk vaak anders. Een vertaler zit achter zijn bureau en heeft een tekst voor zich. En dan treedt in veel gevallen een ander mechanisme in werking. Dat wordt nog versterkt als het om een oud document gaat, dat geschreven is in een taal die heden ten dage niet meer in dezelfde vorm gesproken wordt. Dat wat vanzelfsprekend zou zijn als het om een stukje gesproken tekst zou gaan, is opeens niet meer zo vanzelfsprekend. Opeens gaan we over vertaalprincipes praten, net alsof er meer dan één manier zou zijn waarop je een tekst kan vertalen. Eigenlijk is een discussie over vertaalprincipes een heel kunstmatige discussie, net alsof je het over een schriftelijke cursus zwemmen hebt. Het is echter een discussie die volop gevoerd wordt en daarom gaan we er uitgebreid op in. Maar ik zou wel graag zien dat we wat ik zojuist gezegd heb, hierbij in ons achterhoofd houden.

Septuaginta en Vulgaat

De allereerste bijbelvertaling is al meer dan tweeduizend jaar oud. In de derde eeuw voor Christus kwam de Septuaginta tot stand, een vertaling van het Oude Testament in het Grieks. Daar was in die tijd behoefte aan. Een aantal decennia eerder had Alexander de Grote, de koning van Macedonië, een belangrijk deel van de wereld veroverd. Hijzelf stierf al kort daarop, maar zijn rijk werd verdeeld onder vier van zijn generaals. Grieks werd door dit alles een wereldtaal, net zoals het Engels dat nu aan het worden is. Veel Joden, met name zij die zich buiten Israël gevestigd hadden, verstonden het Hebreeuws niet meer goed. Er ontstond een behoefte aan een Griekse vertaling van het Oude Testament. En die kwam er. Tweeënzeventig Joodse geleerden gingen in Alexandrië in Egypte aan het werk. Hoe het allemaal precies in zijn werk ging, weten we niet. Er bestaan allerlei legendes over, maar met zekerheid valt er weinig te zeggen. Alleen maar dat die vertaling er kwam en dat zij veel gezag kreeg, eerst bij de Joden en later ook bij de christenen.

Toch wijkt de Septuaginta op een aantal plaatsen af van de Hebreeuwse Bijbel die we nu gebruiken. Hoe komt dat? Lag dat aan de principes die de vertalers hanteerden? Niet echt. Het lijkt er meer op dat de vertalers een enigszins andere Hebreeuwse tekst voor zich hadden. Met name de boeken Samuel, Koningen, Jeremia en Ezechiël wijken hier en daar nogal wat af van de Hebreeuwse tekst. Het boek Jeremia is in de Septuaginta bijvoorbeeld aanmerkelijk korter dan in de Hebreeuwse tekst.

Die tekstverschillen kunnen we ook in onze eigen Bijbel nog ontdekken. Er staan in het Nieuwe Testament namelijk nogal wat citaten uit het Oude Testament. Aangezien het Nieuwe Testament in het Grieks is geschreven, komen de meeste citaten regelrecht uit de Septuaginta. Een bekend verschil is dat uit Jesaja 28:16. De Hebreeuwse tekst zegt daar: 'Wie gelooft, die zal niet haasten.' De Septuaginta heeft hier iets anders, namelijk 'en een ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.' Zo staat het ook geciteerd in Romeinen 9:33. Hoe komt dat nu? Waarschijnlijk heeft dit verschil iets te maken met het overschrijven van de bijbelse manuscripten. Het heeft er alle schijn van dat een van de mensen die hierbij betrokken waren, zich in een letter vergist heeft. Eén letter is in dit geval genoeg om het verschil tussen de twee versies van deze tekst te verklaren. Wat nu? Moet de schrik ons nu om het hart slaan? Is onze bijbelse tekst wel betrouwbaar? Zeer zeker wel. Er zijn hier en daar wel wat verschillen, maar wanneer het gaat om de kernzaken van het geloof, is er volop eenduidigheid. De Heere heeft door de eeuwen heen over Zijn Woord gewaakt. Dat wil echter niet zeggen dat er hier en daar op detailpunten geen verschillen zijn.

Wat de vertaalprincipes achter de Septuaginta betreft, is er geen eenduidigheid. Sommige boeken zijn vrij letterlijk vertaald (Psalmen) en andere tamelijk vrij (Jesaja, Spreuken, Job en Daniël). Het is duidelijk dat de vertalers daar geen consequent beleid in hadden. Dat heeft echter nooit iemand gehinderd.

De Septuaginta kreeg dus veel gezag. Eerst bij de Joden. Er gingen allerlei verhalen de ronde doen over de wonderlijke wijze waarop deze vertaling tot stand gekomen was. Die verhalen werden steeds meer aangedikt. Men beweerde op een gegeven moment zelfs dat elk van de vertalers het hele Ooude Testament vertaalde. En dat, toen de vertalers later hun werk met elkaar gingen vergelijken, al die vertalingen volkomen identiek aan elkaar bleken te zijn!

Ook voor de christenen werd de LXX (zoals de Septuaginta meestal aangeduid wordt) al gauw de gezaghebbende tekst van het Oude Testament. Het gevolg hiervan was dat de Joden al gauw afstand begonnen te nemen van de LXX en weer meer aandacht voor de Hebreeuwse tekst kregen. Eeuwen lang bleef de LXX echter de standaardtekst voor het Oude Testament. En dat is voor de oosters- orthodoxe kerken heden ten dage nog het geval. De LXX ging op een gegeven moment zelfs als grondtekst voor andere vertalingen fungeren, zoals die in het Latijn, Koptisch, Ethiopisch, Armeens, Georgisch, Slavonisch en nog meer.

In West-Europa veranderde dat. Daar werd het Latijn de taal van de kerk. In de vijfde eeuw vertaalde Hiëronymus de Bijbel opnieuw in het Latijn en daarbij maakte hij weer flink gebruik van de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament. Zijn vertaling werd de Vulgaat. Dat ging niet zonder slag of stoot. Met name Augustinus heeft flink met Hiëronymus over deze zaak gediscussieerd: Augustinus vond toch eigenlijk dat de LXX geïnspireerd was en als grondtekst gekozen moest worden. De Vulgaat won het echter en in ieder geval tot aan de Reformatie was dit de gezaghebbende tekst, die ook door veel mensen als geïnspireerd en daarom als onfeilbaar werd gezien.

Het moet in deze bijdrage gaan over vertaalprincipes. Ik moet echter zeggen dat daar in die eerste eeuwen betrekkelijk weinig over nagedacht is. Men vertaalde gewoon. Soms wat letterlijk, soms wat vrijer. Een ieder deed wat goed was in eigen oog. Een veel belangrijker kwestie is altijd geweest: op welke tekst baseren we onze vertaling? En die vraag speelt ook heden ten dage nog een rol van belang.

Reformatie

Dan breekt de tijd van de Reformatie aan. Er ontstaat weer een zoektocht naar de boodschap van Gods Woord. Het is ook de tijd van de Renaissance. Een beweging die terug wilde naar de bronnen van de eigen cultuur en daarom aandacht vroeg voor de klassieken. Er komt ook weer aandacht voor de Hebreeuwse en Griekse grondtekst. Er wordt ook nagedacht over vertaalmethodes. Met name Luther had daar uitgesproken ideeën over. Hij wilde de Bijbel tot het volk brengen, toegankelijk maken voor de man op de markt en voor het huisgezin. Je moest niet aan de letters van een vreemde taal vragen hoe je moest vertalen, maar aan de man op de straat. En dat deed hij ook. Hij ging naar een slager om te vragen hoe men een bepaald gedeelte van een varken noemde. Als voorbeeld van zijn methode schreef hij eens dat de Duitsers niet zeggen 'uit de overvloed des harten spreekt de mond' - dat noemde hij een belachelijk gebruik van de taal - maar 'waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over'. Deze methode paste hij consequent toe in zijn vertaling. Luther had het goed door. Taal is ten diepste gesproken taal en geen geschreven taal. En dat heeft Luthers werk enorm beïnvloed.

Ook in Nederland werd de behoefte gevoeld aan een nieuwe vertaling. Er waren al verschillende vertalingen in omloop, maar dat waren voornamelijk vertalingen van de Vulgaat of van de Lutherbijbel. Er moest een vertaling op basis van de grondtekst komen. Hebreeuws voor het Oude Testament en Grieks voor het Nieuwe Testament, aldus de Generale Synode van 1618-1619. Hierbij koos men voor een 'getrouwe overzetting', dat wil zeggen niet zozeer een vertaling die zo dicht mogelijk aansluit bij de volkstaal, zoals Luther, maar een vertaling die dicht bij de structuur van de grondtekst blijft.

Ook al baseerden de Statenvertalers hun vertaling van het Oude Testament op het Hebreeuws, ze maakten hier en daar toch zonder aarzelen gebruik van de Septuaginta. Laat ik een voorbeeld geven uit Hosea 13:14. De Statenvertaling heeft daar: 'o dood! Waar zijn uw pestilentiën? Hel! Waar is uw verderf?' De Hebreeuwse tekst zegt echter iets totaal anders. Daar staat zoiets als: 'dood. Ik zal uw pestilentiën zijn! Hel, ik zal uw verderf zijn!' Waarom hebben de Statenvertalers dat niet zo vertaald? Dat komt omdat dit vers in 1 Korinthe 15:55 geciteerd wordt. En daar staat het volgende: 'dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?' Dit is een citaat uit de Septuaginta en daar ligt dus het probleem. Om de eenheid tussen het Oude en het Nieuwe Testament te bewaren hebben de Statenvertalers de Septuaginta gebruikt. Dat is wel enigszins te begrijpen, maar niet consequent toegepast. Zoals ik al zei, zijn er nogal wat verschillen tussen beide teksten. Wanneer maak je gebruik van de ene tekst en wanneer van de andere? In het voorbeeld van Jesaja 28:16, dat ik al eerder noemde, volgden de Statenvertalers wel de Hebreeuwse tekst.

Vertaalprincipes
Laten we nu wat meer in detail op het verschijnsel vertaalprincipes ingaan. Het moet me daarbij nog wel even van het hart dat dit een ietwat kunstmatige discussie is die voortkomt uit het feit dat geschreven taal losgekoppeld is van gesproken taal en een eigen leven is gaan leiden. Maar iedereen praat erover, en waarom wij dan niet? Al is het alleen maar om het af te leren...

Ik denk dat we in de praktijk onderscheid kunnen maken tussen een vijftal types vertalingen. Daarmee moet ik direct zeggen dat het hier eigenlijk om vijf punten op een ononderbroken lijn gaat, variërend van uiterst letterlijk tot uiterst vrij. Laten we ze stuk voor stuk eens onder de loep nemen:

1. Idiolecte vertaling

Je kunt bepaald niet zeggen dat de voorkeur voor een letterlijke vertaling iets van vroeger is. Er zijn nog steeds mensen, ook in wetenschappelijke kringen, die daar de voorkeur aan geven. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de Societas Hebraica Amstelodamensis. Deze vereniging heeft een aantal boeken van de Bijbel uitgegeven in de serie Een vertaling om voor te lezen. In het voorwoord van het boek Richteren schrijven zij onder meer: "De hier gekozen wijze van vertalen plegen we met de term 'idiolect' te omschrijven, dat wil zeggen: een poging om het eigene van een tekst te lezen en te vertalen. Daarbij is het gehoor van de vertaler vooral gericht op de samenhang en de verwijzingen die de Hebreeuwse tekst met velerlei stilistische middelen biedt." Het resultaat is een vertaling die heel sterk het Hebreeuwse taaieigen weergeeft. Ik lees wat voor uit Richteren 20:39- 40:

De manschap van Israël draaide zich om in de strijd.
Benjamin begon neer te slaan:
doorboorden onder de manschap van Israël zo'n dertig man.
Want ze zeiden:
Ja, neergestoten is hij voor ons aangezicht,
neergestoten als in de eerste strijd.
Toen het signaal begon op te gaan uit de stad,
een rookkolom,
wendde Benjamin zich achterwaarts.
En zie, daar ging op de stad, geheel en al, ten hemel.

Het resultaat is een zeer letterlijke vertaling, die heel sterk de Hebreeuwse zinsstructuur volgt. Met andere woorden, de vertaling is deels Nederlands en deels Hebreeuws. Half werk dus. Waarom doen deze mensen dat? Het zijn mensen met een grote liefde voor de Hebreeuwse tekst en de schoonheid daarvan. Terecht. Wat dat betreft sta ik volkomen op één lijn met hen. Hun vertaalmethode deel ik echter niet. Als je wilt dat andere mensen het Hebreeuws net zo leren waarderen, stimuleer ze dan om Hebreeuws te leren. Zadel ze dan echter niet op met een half voltooid product als dit. Wat heb je eraan? De boodschap komt maar half over. Hebreeuws is Hebreeuws en Nederlands is Nederlands. Je kunt die twee niet zomaar met elkaar vermengen. Naar mijn mening kun je dit niet echt een vertaling noemen.

2. Formeel-equivalente vertaling

Een ander vertaaltype is de formeel-equivalente vertaling. Voorbeelden hiervan zijn de Statenvertaling en de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951, nog steeds door velen de Nieuwe Vertaling genoemd. Deze vertaalmethode is niet zo extreem als de idiolecte vertaling. De vertalers willen een stuk verder gaan in hun pogingen om tot goed lopende Nederlandse zinnen te komen. Toch blijven ze heel dicht bij de grondtekst. Een term die vaak voor dit type vertalingen gebruikt wordt, is 'concordant'. Dat wil zeggen dat hetzelfde woord in de grondtekst overal zo veel mogelijk met hetzelfde woord in de doeltaal vertaald wordt. In de praktijk lukt je dat nooit voor honderd procent. Dat is de Statenvertalers ook niet gelukt. Wel zijn ze hier erg ver in gegaan. De consequentie hiervan is dan ook dat het resultaat vaak nog maar ten dele aan de eisen van de Nederlandse taal voldoet. Dat merk je met name als het om idiomatische uitdrukkingen gaat. In Genesis 24:64 lezen we bijvoorbeeld het volgende over Rebekka: 'Rebekka hief ook haar ogen op en zij zag Izak; en zij viel van den kernel af.' Dit is in zekere zin in overeenstemming met de grondtekst. Het werkwoord dat hier gebruikt wordt, betekent inderdaad meestal 'vallen'. In deze context is er echter sprake van idiomatisch taalgebruik. Een veel betere vertaling zou zijn: 'zij liet zich van haar kameel glijden.' Zoals het er nu staat, wekt de tekst de indruk dat Rebekka van haar kameel viel. Maar dat staat er niet, ook al staat het er wel...

Ik zou het nog sterker willen formuleren. Je hoort veel mensen zeggen dat een vertaling dicht bij de grondtekst moet blijven. Dat klinkt wel mooi, maar wat houdt dat precies in? Blijf je dicht bij de vorm van de tekst of bij de betekenis? Het probleem is namelijk dit: door dicht bij de vorm van de grondtekst te blijven kun je soms tamelijk ver bij de betekenis van de grondtekst vandaan komen. Dat geldt in bijzondere mate voor het Hebreeuws, dat vol is van poëzie. En als je poëzie letterlijk gaat vertalen, is het vaak geen poëzie meer. Een voorbeeld zal duidelijk maken wat ik bedoel. Laten we eens naar Jesaja 5:1-7 kijken. Dat is een vrij bekend bijbelgedeelte, vaak betiteld als: het Lied van de Wijngaard. Het begint als een liefdeslied, een soort serenade. Israël is Gods wijngaard. Hij heeft er alles aan gedaan om er iets moois en iets goeds van de maken. Het resultaat was echter teleurstellend. In plaats van goede vrucht bracht de wijngaard slechte vruchten voort. In vers 7 komt de toepassing, de ontknoping van de gelijkenis. In het Hebreeuws klinkt dat als volgt:

wayqaw lemishpaat
vehinneh mispaach
litsdaaqaah
vehinneh ts 'aaqaah

Zoals je hoort, vinden we hier een woordspel. Een van de vele uitingsvormen van de Hebreeuwse poëzie. Het Hebreeuws is vol met gevallen van assonantie, alliteratie en andere soorten klankspel. En dat is niet zonder reden. Poëzie heeft een doel: het versterkt het effect van de tekst. Het gaat hier niet zozeer om de schoonheid van de tekst als doel op zich. Nee, de schrijver gebruikt poëzie om ervoor te zorgen dat de boodschap niet verloren gaat. De boodschap moet ingegrift worden in het geheugen van de hoorder en de poëzie is daar een prachtig middel voor.

Maar wat gebeurt er nu als je gaat vertalen? Zeker als je letterlijk gaat vertalen. Als je enkel en alleen maar woord voor woord de tekst gaat volgen en woord voor woord gaat vertalen. Dan krijg je wat de je bijvoorbeeld in de Statenvertaling vindt: 'En Hij heeft gewacht naar recht, maar ziet, het is schurftheid, naar gerechtigheid, maar ziet, het is geschreeuw.' Wat is hier het probleem? De vertalers hebben de woorden vertaald, maar het klankspel veronachtzaamd en daarmee hebben ze de boodschap van de tekst tekortgedaan. Misschien betekent 'mispaach' wel 'schurft'. Maar wat veel belangrijker is is dat 'mispaach' het tegenovergestelde is van 'mishpaat'. En dit betekent 'recht' en is één sleutelbegrip in het Oude Testament. Het gaat om het fundament van de samenleving, dat bruut omgestoten wordt. En natuurlijk, 'ts'aaqaah' betekent 'geschreeuw'. Maar dat doet er maar weinig toe. Het is het tegenovergestelde van 'tsdaaqaah', dat is 'gerechtigheid', een ander kernbegrip in de Bijbel. Recht en gerechtigheid werden door Israël veracht en dat is de boodschap van dit vers.

En natuurlijk kun je dit niet letterlijk vertalen. Maar dat hoeft ook niet. Elke taal heeft zijn eigen manier om door poëzie het effect van de tekst te vergroten. In het Nederlands doe je dat bijvoorbeeld door rijm. Dat hebben de vertalers van de Nieuwe Vertaling (1951) als volgt gedaan: 'En hij heeft gewacht naar goed bestuur, maar ziet het was bloedbestuur. Naar rechtsbetrachting, maar ziet het was rechtsverkrachting.' Wat vrij vertaald? Misschien wel, maar o zo getrouw!

Aan de andere kant kan ik me best wel voorstellen dat vertalers bang zijn om al te ver van de vorm van de grondtekst vandaan te gaan. Het vertalen van de Bijbel is verantwoordelijk werk. Het gaat hier om een heilig Boek en daar moet je eerbiedig en voorzichtig mee omgaan. Aan de andere kant moet je ook beseffen dat een te letterlijk vertalen de boodschap van de tekst kan versluieren. En dat kan en mag nooit het doel van een vertaling zijn.

Het probleem is overigens ook dat wij als lezers van de Statenvertaling het probleem nog groter maken. Volgens mij is het nooit en te nimmer de bedoeling van de Statenvertalers geweest dat wij de tekst zonder kanttekeningen zouden lezen. Toch doet bijna iedereen dat. We maken het onszelf daar niet gemakkelijker mee.

Nu zul je misschien vragen: Wat is het verschil tussen de Statenvertaling en de Nieuwe Vertaling, als ze toch volgens dezelfde methode vertaald zijn? Die verschillen zitten 'm niet in de vertaalprincipes. Er zijn mijn inziens twee belangrijke verschillen aan te wijzen:

a. De Statenvertaling is driehonderd jaar ouder en gebruikt daarom woorden die niet meer gangbaar Nederlands zijn. Sommige van die woorden zijn overigens ook niet meer fatsoenlijk Nederlands. Ik denk dan aan woorden als 'zuipen', 'vreten' en 'geil'. Sommige teksten zijn hierdoor nauwelijks meer te begrijpen. Ik denk bijvoorbeeld aan Habakuk 2:9: 'Wee dien, die met kwade gierigheid giert voor zijn huis...'. De uitdrukking 'gieren voor je huis' doet meer denken aan een boer die pal voor zijn huis aan het gieren is, dan aan iemand die zich op allerlei slinkse wijzen probeert te verrijken. Alleen de aanwezigheid van het woord 'gierigheid' kan een ervaren lezer nog op het goede spoor brengen. Een leek komt hier echter niet meer uit. Daar komt nog eens bij dat we door allerlei archeologische ontdekkingen tegenwoordig heel wat meer over het leven in de tijd van het Oude Testament weten dan vroeger. In 2 Koningen 18:4 lezen we van Hizkia dat hij de opgerichte beelden brak en de bossen uitroeide. Dit woord, dat de Statenvertalers met 'bos' vertaalden, slaat op een soort houten paal, gewijd aan de vruchtbaarheidsgodin Astarte, die in die tijd op offerplaatsen te vinden was. Geen bos dus, maar een enkele houten paal.

b. Het tweede verschil heeft met de grondtekst te maken. En dan gaat het met name om de Griekse tekst van het Nieuwe Testament. Ook daar zijn twee afwijkende teksttradities waar te nemen (met 'traditie' wordt hier een groep overgeleverde teksten bedoeld). Allereerst is daar de Byzantijnse traditie, die in de meerderheid is en ook betrekkelijk consistent. De Statenvertaling is op deze teksttraditie gebaseerd. Men heeft echter in de negentiende eeuw andere teksten gevonden, die duidelijk ouder zijn dan de Byzantijnse tekst, maar ook op bepaalde plaatsen afwijken. Zo ontbreekt het laatste deel van Markus 16 in deze oudere teksten en ook het eerste deel van Johannes 8 is in een aantal van deze manuscripten niet terug te vinden. Deze oudere teksten wijken ook nogal wat af van elkaar. Welke traditie moeten we volgen? De Statenvertalers hebben de Byzantijnse tekst gevolgd. Maar in die tijd waren de oudere manuscripten nog niet ontdekt. Dat wil echter niet automatisch zeggen dat de oudere teksten beter zijn. Nieuwe Nederlandse vertalingen hebben over het algemeen de oudere teksten gevolgd en dat feit alleen al maakt deze vertalingen voor sommige mensen onacceptabel. Het is een moeizame discussie, die erg gevoelig ligt. Ik moet zeggen dat er voor beide kanten wel wat te zeggen is.

Deze discussie wordt echter nogal eens wat eenzijdig gevoerd, waarbij de nadruk gelegd wordt op het feit dat bepaalde belangrijke passages in de oudere teksten ontbreken. Het kan echter ook voorkomen dat een oudere tekst schriftuurlijker is dan een tekst uit de Byzantijnse traditie. Een aardig voorbeeld hier is Lukas 2:14. Het gaat hier om de engelenzang. De tekst waarop de Statenvertaling gebaseerd is, zegt: 'in de mensen een welbehagen'. De oudere tekst zegt echter: 'in de mensen van het welbehagen'. Deze laatste versie lijkt mij meer in lijn met de reformatorische traditie. Hier zwijgt de kritiek echter. Het doet me verdriet te moeten constateren dat de discussie over dit soort zaken in bepaalde delen van de gereformeerde gezindte op weinig verheven wijze gevoerd wordt.

3. Dynamisch-equivalente vertaling

In de twintigste eeuw maakte, net zo als veel andere takken van de wetenschap, de taalwetenschap een grote ontwikkeling door. De mensen begonnen meer en meer over het verschijnsel taal na te denken. Daar kwam nog bij dat het zendingswerk ook een enorme vlucht nam. En het bijbelvertaalwerk ging daarmee hand in hand. Een heel belangrijke bijdrage aan de taalwetenschap kwam van de hand van bijbelvertalers. Ik denk dan als namen als Eugene Nida, die de Wereldbond van Bijbelgenootschappen oprichtte, en ook aan mensen als John Beekman en John Callow van de Wycliffe Bijbelvertalers, diep gelovige mensen met veel kennis van de praktijk van het bijbelvertalen en met oog voor het belang om Gods Woord helder en duidelijk te vertalen en door te geven. Zij pasten de principes van de moderne taalkunde toe op het bijbelvertaalwerk. De term 'dynamisch-equivalente vertaling' komt van Nida. Nida zegt dat je in taal een scherp onderscheid moet maken tussen de vorm van de taal en de betekenis. De vorm is voor elke taal anders. Bij het vertalen van de ene taal naar de andere mag je de vorm loslaten, maar moet je de betekenis vasthouden. Daar gaat het om.

In navolging van Nida, Beekman en Callow en vele anderen vond deze vertaalmethode veel ingang. Ook in het Nederlands kregen we een dynamisch-equivalente vertaling: de Groot Nieuws Bijbel. Een Bijbel in het hedendaags Nederlands. Vrij vertaald, maar niettemin een poging om de boodschap van de Bijbel trouw door te geven. Zeer zeker geen parafrase, zoals sommige mensen dat enigszins smalend kunnen zeggen.

Op deze vertaling kwam veel kritiek, zeker vanuit de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Ze werd door sommigen een 'ramp voor de kerk' genoemd. Hoe terecht was die kritiek? Die kritiek was in zekere zin begrijpelijk. Als je de Statenvertaling en de Groot Nieuws Bijbel naast elkaar legt, zie je een wereld van verschil. Als je opgegroeid bent met de Statenvertaling, als bepaalde bijbelteksten veel voor je hebben mogen betekenen in je leven en in je relatie met de Heere, dan is elke verandering een verlies, een stap achteruit en, vanuit dat perspectief gezien, een stap bij de Heere vandaan. Toch moeten we voorzichtig zijn in ons oordeel. We moeten objectief blijven en een vertaling toetsen aan de grondtekst alleen. Toch gaat deze vertaalmethode wel erg ver. De onderverdeling tussen vorm en betekenis werkt in de praktijk niet helemaal. Je kunt ze niet altijd zomaar loskoppelen van elkaar. Dat geldt met name wanneer we het over poëzie hebben. Grote delen van de Bijbel zijn in poëzie geschreven en daar ligt de betekenis mede in de vorm. De eerste editie van de Groot Nieuws Bijbel gaat hier en daar dan ook best ver.

Je mag een vertaling overigens niet alleen beoordelen op de gevolgde vertaalmethode. Vertalen kan niet zonder interpreteren en de wijze van interpreteren kan afhangen van de theologische achtergrond van de vertaler. Een vertaler die de theologische vooronderstellingen van de gereformeerde gezindte niet kent of deelt, zal moeilijk een vertaling kunnen maken die daar aanvaardbaar is. Daar moeten we nuchter in zijn. De dynamisch-equivalente vertaalmethodiek is echter voor het grootste deel door bijbelgetrouwe christenen uitgedacht. Laten we daarom voorzichtig zijn met onze uitspraken.

4. Functioneel-equivalente vertaling

Met vertaalmethode vier doen we in feite een stapje terug. Deze methode is eigenlijk een verdere doordenking van de dynamisch-equivalente methode, waarin de kritiek die ik zojuist al even noemde verwerkt is. Men is inmiddels een beetje teruggekomen van de al te scherpe scheiding tussen vorm en betekenis. Een functioneel- equivalente vertaling houdt het midden tussen een formeel-equivalente en een dynamisch-equivalente vertaling. Het devies van deze methode is: blijf zo dicht bij het origineel ais mogelijk is. Is dat niet mogelijk, bijvoorbeeld omdat de regels van de taal dat niet toestaan of omdat de boodschap van de tekst er anders onder zou lijden, aarzel dan niet om de nodige aanpassingen te maken in de richting van de doeltaal. Zo heeft Luther het, denk ik, ook gedaan. Dit is overigens ook het principe dat bij het vertalen van de Nieuwe Bijbelvertaling gevolgd wordt. Er is nu trouwens ook een herziene uitgave van de Groot Nieuws Bijbel, die veel minder vrij is dan de eerste.

De functioneel-equivalente vertaling is de meest gangbare vertaalmethode van het moment. Ik wil nogmaals onderstrepen dat het veelgehoorde verwijt dat de moderne vertaalmethodes ontstaan zijn in een geestelijk en kerkelijk klimaat dat het onze niet kan zijn, niet terecht is. Op de zendingsvelden wordt deze methode ook gebruikt. Deze methode is in lijn met die van Luther en hier en daar ook al in heel oude vertalingen terug te vinden. Er is dus niets nieuws onder de zon. Het enige dat nieuw is, is dat men er tegenwoordig een naam voor verzonnen heeft. En dan wil ik nogmaals onderstrepen dat je een bijbelvertaling niet alleen kunt beoordelen op de gevolgde vertaalprincipes. Andere vragen die hierbij een rol spelen zijn: (1) Op welke grondtekst is deze vertaling gebaseerd, en (2) wat zijn de theologische vooronderstellingen van de vertaler?

Er wordt veel over vertaalmethoden gepraat. Veel te veel eigenlijk. Dat is jammer, want het is een weinig vruchtbare discussie. Een discussie die gevoerd wordt over de hoofden van de mensen heen die feitelijk de meeste behoefte aan een goede bijbelvertaling hebben. De mensen die beweren dat een vertaling dicht bij het Hebreeuws moet blijven - wat dat dan ook moge betekenen - zijn over het algemeen mensen die zelf de grondtalen kennen en daarom zelf ook betrekkelijk weinig behoefte aan een bijbelvertaling hebben. Bovendien is deze discussie te vrijblijvend. Net alsof er enige keus tussen deze vertaalmethoden mogelijk zou zijn. Ten diepste komt deze discussie voort uit een gebrek aan inzicht in het verschijnsel taal. Taal is een communicatiemiddel. Hoe meer we geschreven taal los gaan zien van gesproken taal, hoe meer we de realiteit uit het oog verliezen.

5. Culturele vertaling

Ik ben echter nog niet helemaal klaar. Er is nog een ander type vertaling en dat wordt wel de culturele vertaling genoemd. Die gaat nog een stuk verder dan welk type vertaling ook. Dit is een vertaalmethode die niet alleen de boodschap losweekt van de vorm van de tekst, maar die ook nog eens de boodschap los gaat zien van de cultaur achter die tekst. Je hebt misschien wel eens gehoord van die versie van Psalm 23 die het beeld van de herder met zijn kudde helemaal heeft laten vallen. In plaats daarvan gaat het over een taxichauffeur in New York. De Heere is zijn chauffeur en leidt hem veilig door het spitsuur enz.

Er is een Amerikaanse vertaling van de brieven van Paulus, de 'Cotton Patch Version'. Hier spreekt Paulus niet meer als een aristocratische farizeeër, maar als een twintigste-eeuwse Amerikaan uit het zuiden van de Verenigde Staten, die zonder omhaal uitspraken doet over racisme, broederschap, bezit etc. Ik wil hier niet veel woorden aan vuil maken. Deze methodiek is mijns inziens onverantwoord en levensgevaarlijk. Het is een ideale manier om de Bijbel voor je eigen karretje te spannen en te laten zeggen wat jij wik. En daar is de Bijbel natuurlijk niet voor. Als je de Bijbel wilt begrijpen, zul je je ook in moeten spannen om de culturele achtergrond van de Bijbel te begrijpen. Anders kom je nergens.

Vertaling of parafrase

Nog even iets over Het Boek. Misschien heb je je al afgevraagd waarom ik dat niet eerder noemde. Heel simpel: we hebben het over bijbelvertaalwerk en Het Boek is geen vertaling van de Bijbel. Het hoort strikt genomen dus niet thuis in deze discussie. Toch wil ik het even noemen, omdat ik weet dat Het Boek in de gereformeerde gezindte ijverig gebruikt wordt. Dit is geen vertaling van de Bijbel, maar een parafrase, een soort navertelling met eigen woorden. Ik kan er niet erg enthousiast over worden. Ik heb met name weinig waardering voor de poëtische delen van het Oude Testament, die door Het Boek effectief om zeep geholpen zijn. Aan de andere kant heb ik er begrip voor dat mensen die wat moeite hebben met de Statenvertaling, er Het Boek naast lezen om bepaalde moeilijke uitdrukkingen uitgelegd te krijgen.

Wat zegt de Bijbel zelf?

Tot slot, wat zegt de Bijbel zelf? We kennen de waarschuwing aan het eind van het boek Openbaring. In hoofdstuk 22:18 staat: 'Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet. God zal over hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn. En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie. God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.' Deze woorden hebben weliswaar in eerste instantie betrekking op het boek Openbaring zelf. Toch kunnen we er niet omheen. Bijbelvertaalwerk is een enorm verantwoordelijke taak. Het gaat om Gods Woord. Gods Woord gaat ons mensenverstand ver te boven. Het vertalen van de Bijbel vereist dan ook een eerbiedig luisteren naar Gods Woord, een biddend wachten op de leiding van Gods Geest en een leven dicht bij Hem. Met minder kan het niet. Dat mogen we nooit vergeten. Maar we mogen net zo min vergeten dat de Bijbel een levende boodschap bevat. Een boodschap die doorgegeven moet worden. Het Hebreeuws en het Grieks zijn misschien dode talen, maar het gaat om een levend Woord. En dan weet ik ook wel dat we het Woord van God niet verder dan het oor kunnen brengen. Maar dat is al heel wat. Dat wat we kunnen doen, moeten we ook zo goed mogelijk doen. De Heere verlangt niets minder van ons. Daar ben ik van overtuigd. En dat wil ik graag doorgeven.

Literatuur

A.J. van den Berg, Vertaald verleden, Haarlem 2001.
J. van Bruggen, De toekomst van de bijbelvertaling, Amsterdam 1976.
Chr. Fahner, Het Oude Testament van de jonge kerk, Utrecht 1999.
J. de Waard en Eugene A. Nida, From One Language to Another, Nashville 1986.
www. ichtustref. nl/hoofdmap_links/bijbelstudie/bijbel .htm

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2002

Driestar bundels | 191 Pagina's

Vertaalprincipes

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2002

Driestar bundels | 191 Pagina's