Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opnieuw een Gereformeerde Dogmatiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opnieuw een Gereformeerde Dogmatiek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(tweede deel)

Dr. Benjamin Wentsel, gereformeerd predikant te 's-Gravenhage en docent in de dogmatiek, gaf ons het tweede deel van zijn Dogmatiek onder de titel: , , De openbaring, het verbond en de apriori's". Om te beginnen mag in een Gereformeerd Weekblad de oprechte gelukwens niet ontbreken wanneer in een tijd als de onze een gereformeerde dogmatiek op tafel wordt gelegd. De schrijver geeft ons hier het tweede deel van het als vierdelig opgezette dogmatische studiewerk, dat bedoeld is als „een bijbels verantwoorde, katholieke, gereformeerde (hervormde) en bijdetijdse studie". Waarover handelen de welgeteld 633

bladzijden van deze dogmatiek, deel 2? In zijn verantwoording vooraf geeft de auteur het volgende antwoord op deze vraag: „Het tweede deel van deze dogmatiek werd geschreven vanuit het oogpunt om de achtergronden, tradities en apriori's, vanwaaruit de Schrift in de loop van de tijd door allerlei groepen gelezen en vertolkt werd, te peilen en te doorlichten". Het gaat hier, met andere woorden, om het verschaffen van inzicht in de achtergronden van allerlei theologische stromingen, en dan met name op het punt van het vertolken van de Schriften. In een beeld: met welke bril lezen we de Heilige Schrift? Welke vooronderstellingen brengen we daarbij verborgen of

openlijk mee? Zijn we ons bewust — ook wij als gereformeerde belijders, en dat van harte — welke vastgelegde uitgangspunten het levende verstaan van de Schrift kunnen verhinderen? En vooral: is er de bereidheid en de wil aanwezig om onszelf kritisch te onderzoeken en desgevraagd ook afstand te doen van ingenomen stand-punten, wanneer deze het horen van het levende Woord Gods zouden blokkeren? Wat dit laatste betreft, komt het met name er op aan in welke toon een boek als dit geschreven is. De schrijver dient vertrouwen-wekkend te spreken, want hij heeft te beseffen dat het hart van de lezers in het geding is. Welnu - de toon van deze dogmatiek juist in het verhelderen van de uitgangspunten van theologische arbeid is van een hart-elijke aard. De lezer wordt ruimte gelaten om al lezende te groeien, waarbij de schrijver de feitelijke gegevens aandraagt en die in een dienend kader plaatst. Vanzelf roept de wijze van rangschikking meermalen vragen en ook duidelijk protest o, p. De totale toonzetting van dit boek echter heeft ons aangesproken, en dat in de diepe zin des woords.

Evenals met deel 1 het geval was is de titel van dit boek drieledig: de drieslag „openbaring-verbond-de apriori's" komt ter sprake. Daarbij wordt het laatste woord, „de apriori's", vereenvoudigd weergegeven met „groepsleesbrillen" (pag. 19), en het grootste gedeelte van deze studie is gewijd aan het verslag van de geschiedenis deichristelijke optiek (hoofdstuk 8 — 18). Als inleiding: daarop, zo zouden we kunnen samenvatten, wordt dan een uiteenzetting gegeven over de fundamentele noties van openbaring en verbond.

Enkele brandpunten uit dit rijk gevulde boek zouden we willen aanwijzen, met een citaat hier en daar verduidelijkt, om de kleur van deze studie te tonen en de uitnodiging tot zelfstandige studie te onderstrepen.

Om te beginnen: wat vindt de schrijver zelf? Oip welke pijlers dient een gereformeerde, en wel oecumenisch-katholieke, dogmatiek te steunen? In de eerste plaats op de belijdenis der drieëenheid: „God is in zichzelf^ een God van liefde en gemeenschap" (pag. 40). Vervolgens op het belijden van de apostoliciteit van de kerk. Eveneens op het belijden, dat de kerk katholiek is in haar wezen. En tenslotte — en daarmee wordt inhoudelijk het boek ingezet — op de bijbelse grondnoties van verbond en koninkrijk. De grondtoon is daarmee die van de doorklinkende notie van het verbond. Wie zou hierin niet de gereformeerde structuur van theologisch denken bij uitstek herkennen?

De centrale plaats van het verbond betekent dat dogmatische arbeid inzet vanuit het spreken over de openbaring Gods, waarbij dit "spreken over" een principiëel "luisteren naar" betekent.

De schrijver handhaaft de onderscheiding van algemene en bijzondere openbaring, en toont zich hierin onder andere een overtuigd leerling van Herman Bavinck, die de leermeester op de achtergrond blijft bij Wentsel's dogmatische doordenking. Fundamenteel, vooral ten opzichte van de kerkelijke dogmatiek van Karl Barth, is een zin als deze: „Genesis 1 — 11, de geschiedenis der mensheid, gaat aan Genesis 12, de verkiezing van Israël, vooraf. (...) De schepping kan wel een heil-rijke daad genoemd worden maar is geen verlossingsdaad: de schepping is als zodanig goed" (pag. 51). Hiermee in verband horen we dan de volgende kenmerkende uitspraak ten aanzien van de "algemene openbaring": „De openbaring mag niet versmald worden tot de heilsopenbaring van God in Christus (het zogenaamde christo-monisme") (pag. 59). Wanneer de bijzondere openbaring ter sprake komt, spreekt de auteur onder andere over het soteriaal (het reddend handelen Gods) karakter daarvan. In dat verband horen we: „De vraag naar de persoonlijke zaligheid is nieuwtestamentisch gezien een wettige en noodzakelijke vraag en mag niet als een vorm van "heilsegoïsme" of "hemelverlangen" of "ontvluchtingspoging" afgewezen worden. De Schrift leert een tweevoudig slot van de geschiedenis der mensheid" (pag. 69).

In het spreken over het verbond Gods treffen we een uitvoerige verhandeling aan over de betekenis van het werkverbond. Ook komt ter sprake het verbond met Noach, het verbond met Abraham, het sinaïtisch verbond, het nieuwe verbond. En in dit verbonds-matig spreken wordt ons duidelijk hoe Wentsel hier van *een sleutelbegrip gewagen kan: „Het verbond is een sleutelbegrip in de Schrift. Het mag daarom in geen enkele dogmatiek ontbreken. Het boet nooit aan actualiteit in. Het is één van de meest passende hermeneutische sleutels (mogelijk zelfs de enig juiste) om de structuur, de inhoud en de zin van de H.S. en alle onderdelen van het christelijk geloof te ontsluiten" (pag. 145). Het verbond als dè hermeneutische sleutel: dat wil zeggen dat aan de hand van de centrale notie van het verbond de gehele inhoud der Schriften het best vertolkt kan worden. We menen dat de gereformeerde theologie vandaag geen aarzeling behoeft te kennen om de schrijver daarin bij te vallen.

Het laat zich verstaan, dat hierna het spreken over de raad Gods en ook over het verkiezend handelen van God plaats vindt. Pastoraal ook belangrijk is daarbij het belijden van de verkiezing Gods niet op de wijze van een evenwicht tussen verkiezing en verwerping. Wentsel zegt het zó: „God verwerpt de mens, als deze Hem verwerpt. Daarom is een nevenschikking of coördinatie van de akte van de verkiezing en die van de verwerping onjuist; in de verkiezing is God de eerste en de mens de tweede; in de verwerping is de mens de eerste en God de tweede" (pag. 175).

In het tweede deel van het boek komen dan de genoemde apriori's ter sprake, van historische hoofdlijnen vergezeld. Aandacht wordt gevraagd voor: Israël, de Kerk en de Islam; de oude kerk; de rooms-katholieke leer; Luther en de door hem opgeroepen traditie; Calvijn en de gereformeerde traditie; de Schriftbeschouwing, met name vanaf Kuyper en Bavinck tot het rapport "God met ons"; de lijn van de Verlichting naar moderne vrijzinnigheid; van Schleiermacher tot Barth, met de vooronderstellingen van de barthiaanse theologie; stromingen in het verstaan van de Schrift, waaronder een weergave van het karakter van de zogenoemde Amsterdamse school; uitgangspunten van het biblicisme, fundamentalisme, evangelicalisme; en tenslotte een

overzicht van de achtergronden van de politieke theologie. De schrijver toont zich hierbij veel-belezen en ondersteunt zijn betoog telkens met uitvoerige, en ook beredeneerde, lijsten van literatuur. Daarmee is deze dogmatiek niet in de laatste plaats een dienstig naslagwerk.

Zoals gezegd — er zijn bij het lezen ook de vragen en het protest. Zo roept de opzet van hoofdstuk 8, getiteld „Israël, de Kerk en de Islam" grote vragen op. Dat begint meteen met de eerste zin: Het jodendom, het christendom en de islam zijn alle drie monotheïstische godsdiensten..." (p. 233). We hebben toch geleerd intussen, dat het belijden van Israël aangaande de ene Naam (Deut. 6 : 4) niet een vorm van monotheisme te noemen valt. We mogen niet de vergissing begaan de Naam — de ene — voor een telwoord te houden. De grote vraag is ook, of het christendom niet herleidbaar is op het jodendom, iets wat Wentsel wil ontkennen (pag. 233). Trouwens — de plaats van Israël in deze studie — ingebed in de drieslag van Israël, Kerk en Islam — blijft fundamentele vragen oproepen. Overigens weet de schrijver van de onmiskenbare prioriteit van Israël, getuige de ge-

zichtspunten op blz. 236 vv. verwoord. Samenvattend — we zouden dit boek als bron van blijvende studie graag willen aanbevelen. Het is niet in onnodig moeilijke taal geschreven. De doorgaande tekst in grote letter wordt steeds afgewisseld met nadere informatie en literatuuropgave in kleine letter. Overzichtelijkheid is daarbij een van de kenmerken, die deze studie siert. Wanneer het waar is, wat Dr. Wentsel schrijft op pag. 349: „De kerk van de zestiende-eeuwse reformatie dankt haar ontstaan aan een exegetische ontdekking" — en het kan niet anders dan waar zijn — dan wil deze dogmatiek daaraan dienstbaar zijn: aan het rechte verstaan van de Schriften. Dat hierbij allerlei vermeende vooronderstellingen een rol spelen en herkend dienen te worden met het oog op het levende verstaan van de Schrift — daarvan wil dit boek ons overtuigen. En de schrijver doet dit in deze studie op een heilzame wijze. We hebben hier te maken met een dogmatiek uit Geest-drift geboren.

N.a.v.: Dr. B. Wentsel, De openbaring, het verbond en de apriori's, Dogmatiek dee! 2. Uitg. J. H. Kok. Kampen 1982, 653 pag., geb., ƒ 95, —.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Opnieuw een Gereformeerde Dogmatiek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's