Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Wat wil ik nog meer als mijn vol is?"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Wat wil ik nog meer als mijn vol is?"

Primitief volk leeft in tenten op barre poolvlakte

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelfs waar barre koude heerst en de natuur schijnbaar ondoordringbaar en vijandig is, vinden mensen hun bestaan. Zoals het rendierenvolk de Nentsen, bij de poolcirkel in Noord-Siberië. Ze leven van wat de rendierenteelt opbrengt. Vlees (meestal rauw!) om te eten, huiden om zich te kleden en om tenten te maken. Wat de godsdienst betreft, hangt men een vaag heidendom aan met verering van geesten (animisme). De Nentsen leven zeer geïsoleerd. Contacten zijn heel moeilijk te leggen. Toch wil de stichting Friedensstimme onder dit volk het Evangelie brengen. Een verslag van de eerste aanzet.

De Nentsen vormen een van de volken in Noord-Siberië die nagenoeg geheel geïsoleerd van de gewone wereld leven. Ze spreken soms over „de aarde beneden", om die buitenwereld aan te duiden. De Nentsen zijn nagenoeg buiten het bereik van het christendom gebleven. Van 1915 tot 1929 werd er nog onder deze noordelijke volken in Rusland geëvangeliseerd, maar de vervolging in de jaren dertig van deze eeuw maakte daar een eind aan. Ook de gedwongen aansluiting bij de Orthodoxe Kerk in de 17e en 18e eeuw heeft weinig effect gehad. Ze zijn niet bepaald Russisch gezind, omdat ze slechte ervaringen hebben. De Russen gaven hen alcohol (wodka), een geliefde drank bij de Nentsen, maar stalen vervolgens hun vachten, geweien en rendiervlees. Het is daarom niet gemakkelijk om vriendschap met hen te sluiten.

Contact leggen
Dank zij de niet-geregistreerde baptistengemeente in Nadym, een stad in Noord-Siberië, is het ons gelukt om de reis naar de Nentsen te ondernemen. De baptisten in Nadym waren dermate onder de indruk van de geestelijke nood onder deze volkeren, dat ze vorig jaar een eerste poging ondernomen hebben om contact met hen te leggen. Wladimir Toeljoepa, die in 1985 als gemeenteleider van Charkov (Oekraïne) om zijn geloof tot drie jaar dwangarbeid werd veroordeeld, en zijn zoon Roman (20) namen het voortouw. Toeljoepa besloot twee jaar geleden na overleg met baptistenleiders zich in het Noorden te vestigen om daar een gemeente op te zetten. Het bestaan van de Nentsen en hun leven zonder het Woord van God was hen goed bekend. In april, toen wij de reis naar de Nentsen ondernamen, was de strengste wintertijd voorbij. Toch vroor het nog wel zo'n 35 graden. Met de koude poolwind voelde het veel kouder aan dan een temperatuur van min 40 of 50 in Centraal-Siberië zonder die wind. In de winter dalen de temperaturen in Nadym tot 60 graden onder nul of nog lager. Ook wordt het dan niet licht, vanwege de korte afstand tot de poolcirkel. Omgekeerd geldt voor de slechts kort durende zomer (van juli tot september/ oktober) dat het 's nachts niet echt donker wil worden.

Wachten
We hielden ons hart vast als we eraan dachten hoe we in een land als Rusland, waar nu alles tegen zit met de communicatie en waar de chaos groot is, vanuit Nadym per helikopter naar het plaatsje Kutopjugan konden gaan. Kutopjugan is een nederzetting van Nentsen, 250 kilometer van Nadym vandaan. De Nentsen wonen daar in houten barakken en de neder- > zetting fungeert als een centrale communicatieplaats. In een straal van enkele honderden kilometers om deze plaats heen leven de rendiervolken in gemeenschappen van drie a vier families, wonend in tenten (tsjoems). Die vrees voor het mislopen van een snelle verbinding werd versterkt toen we hoorden van het grote tekort aan benzine en kerosine. Wladimir Toeljoepa zei bij onze aankomst dat we zeker tien dagen (in plaats van de geplande drie) in Nadym blijven moesten om een gelegenheid te krijgen naar de Nentsen te gaan. Toen bleek dat er -onverwachts- wegen geopend kunnen worden. We hadden ons nog maar net even ter ruste gelegd (na een nachtvlucht van Moskou naar Nadym) of er werd gebeld dat er een helikopter beschikbaar was en dat we al over een uur met een bus opgehaald zouden worden. De reis was zelfs gratis, terwijl de normale prijs 27.000 roebel bedraagt (een kleine 1000 gulden). Wat bleek? De directeur van de gas- en oliewinningsexploitatie in Nadym had via de telefonische pogingen van de baptisten om een helikopter te krijgen gehoord dat er Hollanders in Nadym waren gekomen die gemteresseerd waren in het leven van de rendiervolkeren. Ook vernam hij dat een zendingsorganisatie onder deze volkeren wilde gaan werken. Het was voor deze zakenman, die regelmatig Europese landen bezoekt, een eer om aan de Hollanders in zijn gebied een helikopter beschikbaar te stellen.

"Dodenweg"
De helikopter bracht ons vervolgens naar de nederzetting Kutopjugan, een kleine anderhalfuur vliegen van Nadym. Eindeloze witte vlakten van toendra's, met hier en daar bomengroepen, vlechtten zich tot een prachtig panoramo aaneen. Vergeleken met de zuidelijk gelegen taiga zijn de toendra's dun bebost, omdat er vanwege het barre klimaat amper iets groeit. Onderweg vlogen we nog over een van Stalins werkkampen, nu al lange tijd gesloten, gebouwd langs een spoorlijn die aangelegd werd met hulp van gevangenen om hout en andere produkten te vervoeren. De "dodenweg" werd de lijn genoemd, vanwege het grote aantal slachtoffers die dit werk heeft gekost, onder wie ook veel christenen. De piloot vloog nog een keer rond het kamp om ons gelegenheid te geven voor het maken van opnames. We zagen onderweg ook een doortrekkende rendierkudde, waarbij de Nentsen op hun sleeën duidelijk te zien waren. Het was onze eerste kennismaking met hen, vanuit de lucht. In Kutopjugan, waar we na een voorpoedige reis landden, schoten ons direct een drietal sneeuwscooters tegemoet. Men verkeerde in de vooronderstelling dat er een transport met levensmiddelen aangekomen was. Onze (onverwachte) komst zal hun dus wel tegengevallen zijn!

Pech levensgevaarlijk
Kutopjugan is een plaats met zo'n 70 woningen waar een paar honderd mensen wonen; in de zomer kan dat oplopen tot zo'n duizend mensen. Het normale vervoermiddel bij de Nentsen is de slee, die óf door een driespan rendieren óf door een skidoo (sneeuwscooter) getrokken wordt. Men gaat in de barre kou nooit alleen weg als men de skidoo gebruikt. Pech zou betekenen dat men dan binnen zeer korte tijd blootgesteld wordt aan de vriesdood. Een span rendieren geeft minder problemen, want als er één ziek wordt, laat men die achter en gaat men met de twee anderen verder. Het voordeel van rendieren is ook dat zij alle oneffenheden op de oppervlakte bespeuren en aanvoelen of iets een rots is of dat er ergens gaten zijn. Ze ontwijken die dan intulïief We namen onze intrek in een van de barakken. Bij het afleggen van ons dikke pak kleren in een voorportaal zagen we de grote schalen rauw vlees al klaar staan. De verhalen hierover waren dus niet uit de lucht gegrepen! Maar hoe nu uit die nederzetting naar de tsjoems te komen? Dat was het volgende probleem. De eigenaar van de barak waar we terechtkwamen moest eerst het dorp afstropen of er nog benzine was. Hetzelfde tekort aan brandstoffen dus. We hoorden overigens ook dat vissers in de buurt van Kutopjugan al enkele dagen wachtten op een helikopter, om hen terug naar het dorp te brengen. Wij daarentegen konden binnen enkele uren over een dergelijk vervoermiddel te beschikken.

Wolven
De Nentsen slaagden er gelukkig in om wat benzine los te krijgen voor de sneeuwscooter. De slee werd voor ons klaargemaakt en daar ging het met een vaart van 20 kilometer door de barre sneeuwwoestijn heen. We wisten dat de beren gelukkig in een winterslaap verkeerden, maar hadden wel gehoord dat er hier en daar nog wolven de omgeving onveilig maakten. Het gebed van de christenen in Nadym, van wie er twee met ons meereisden, gaf ons vertrouwen. Ook bij de Nentsen moesten we bewaard worden, vooral ook omdat we gehoord hadden dat ze wantrouwen koesterden tegenover buitenstaanders. Het gebeurde wel eens dat mensen bij die volkeren spoorloos verdwenen en men alleen hun kleren later terugvond, zo vernamen wij van een baptist uit Nadym.

Slee over de kop
De tocht verliep overigens niet zonder hindernissen. Eenmaal sloeg de slee over de kop doordat hij ergens in een gat terechtkwam. We kwamen compleet met onze bagage in de sneeuw terecht. Toen bleek ook hoe diep de sneeuwlaag was. Op het moment dat we overeind krabbelden, zakten we soms meer dan een meter omlaag in de sneeuw. Het bleek dat de slee, ook door de snelle vaart, over de sneeuw glijdt, maar wanneer je met het volle gewicht op de sneeuw staat, zak je onmiddellijk weg. Het vereiste de nodige tijd om al wegzakkend en strompelend de slee weer te bereiken. De Nents die het gevaarte bestuurde keek lachend toe, en draaide ondertussen op zijn gemak een sigaret (in krantepapier). De tweede keer schoot de slee los van de skidoo, zodat het scootertje eenzaam en alleen voortreed en onze slee met de bagage achter zich liet. Na tien minuten kwam hij weer netjes terug, het spoor volgend dat hij daarvoor gegaan was!

Niet meer donker
Halverwege de avond kwamen we bij de nederzetting van een drietal tsjoems aan. Echt donker werd het overigens niet, omdat in april het poolhcht ook al enigszins te merken was. In welke tsjoem zouden we kunnen overnachten? Bij de eerste tsjoem kwamen we niet binnen omdat we geen alcohol bij ons hadden! Gelukkig konden we -na wat heen en weer gepraatbij de tweede wel terecht nadat we wat koffie en een pot chocoladepasta overhandigden. Het was de tent van het echtpaar Sergei en Tamara. Eerst wimpelden ze ons verzoek af omdat Tamara ziek was en zij zich niet goed voelde om zulke 'hoge gasten' te ontvangen. De kinderen van hen waren er niet, maar we hoorden achteraf dat die ook de baptistengemeente in Nadym bezochten. Tamara lag bij onze binnenkomst op de grond. Het duurde wel tien minuten voordat we haar in het duister van de tent konden ontwaren. Roerloos lag ze daar in het donker. Het bleek dat ze enkele dagen geleden gloeiend heet water over zich heen gekregen had. Aan de ene kant van de tent lagen enkele strozakken uitgestald om op te zitten (en later dienst te doen als slaapplaats). In het midden stond een kachel die voor warmte zorgt en ook het water aan de kook brengt. Ook een drietal honden had een plaats gevonden in de tsjoem. Pas de volgende dag zagen we een grote bak met vlees en vers > bloed. In een van de tsjoems verontschuldigde men zich zelfs dat men ons geen warm bloed kon serveren! De grootste lekkernij voor Nentsen is warm vlees van een pas geslacht rendier met het daarbij behorende warme bloed. Maar smaken verschillen.

Rauw vlees
We zaten nog maar net een uur of men nodigde ons uit voor de maaltijd. We hadden zelf brood meegenomen, omdat dit daar niet of amper te krijgen is. De Nentsen leven uitsluitend van rendiervlees, vissen en of wat er ook verder te verschalken is. Dat rauwe vlees hebben we geweten. Sergei haalde twee grote vissen van een lengte van een halve meter uit een kist buiten (zeg maar de doorlopende vrieskist) en legde die op de tafel. De rauwe vis werd met (eveneens rauwe) uien en wat ingeblikt vlees naar binnen gewerkt. Gelukkig was er nog het door ons meegebrachte brood. Ook de zogeheten vistraan, bedoeld om het eten op smaak te brengen, had bij ons niet bepaald het gewenste effect. Ik probeerde het eten te omzeilen door maar druk te fotograferen, maar Sergei zei lachend tegen mij: Je moet eten! Ik greep direct naar een stuk brood en probeerde het nog maar een keer. Gelukkig was er ruim voldoende thee om het een en ander weg te spoelen...

Om de petroleumlamp
Toen het echt donker begon te worden, werd een petroleumlamp ontstoken. Dat probeert men bij de Nentsen zo lang mogelijk uit te stellen, vanwege de schaarste aan petroleum. We raakten in een open gesprek over hun bestaan en leefwijzen. De mensen leven inderdaad helemaal van het houden van rendieren, van vissen en jagen. Elke gemeenschap bestaat uit drie a vier families die zo'n 150 rendieren houden. Drie tot vier keer per jaar verkast men naar een andere streek. Als de zomer zijn intrede doet, zoekt men noordelijker streken op. De rendieren hebben namelijk veel last van stekende muggen in de zomer. De beesten leven van het mos dat ze onder de sneeuw vandaan wroeten. Jaarlijks bezien de Nentsen met welke families ze gaan samenwonen en worden ook de kuddes samengesteld. In april is er een gezamenlijk feest: vele tsjoems worden op één locatie opgezet en men organiseert een echt 'herdersfeest'. Er worden wedkampen gehouden en men trekt de beste kleren (van de mooist geprepareerde huiden) aan. Die kleren zijn ook fantastisch om te zien. Het heeft echter geen zin om die te importeren naar het Westen, want door de hogere temperaturen zijn de huiden snel lelijk. De huiden worden gewoon buiten de tsjoems bewaard op sleden.

Kachel 's nachts uit
Na het eten kwam de tijd dat we ons ter ruste zouden begeven. Omkleden was niet nodig. De dubbele laag kleren die we aan hadden kwam ons goed van pas, want de kachel ging uit -om de kwaliteit van de tsjoem, die zo'n tien jaar meegaat, zo lang mogelijk te garanderen- en we kregen een stel huiden als deken. Dat was geen overbodige luxe; het vroor 35 graden. Zelfs onze beremutsen moesten we ophouden. De koude poolwind vanuit de noordelijke streken, waar Nova Zembla in het verlengde ligt, kon ongehinderd zijn weg over de vlakke streken volgen en dat was goed te merken aan de tocht over de grond. Een van onze metgezellen hield het 's nachts niet meer uit en probeerde samen met anderen met veel moeite de kachel -al was het maar voor evenaan de praat te krijgen. De Nentsen sliepen rustig door....

Zeer geïsoleerd
De Nentsen leven zeer geïsoleerd, ook ten opzichte van elkaar. „We hebben alleen contact met elkaar als we elkaar tegenkomen", zei Sergei. Tijdens de terugtocht naar de nederzetting in Kutopjugan kwamen we een rendierspan met een Nents tegen. Er werd inderdaad even een praatje gemaakt. Men leeft zeer dicht bij de natuur. De dag wordt in beslag genomen door het hakken van hout en het bij elkaar zoeken van voedsel. Vissen haalt men via wakken en verder heeft men een en ander aan klemmen uitstaan. Zo haalde een Nents op een van zijn strooptochten een wit konijn ergens uit een klem. Het konijn was inmiddels zo hard (bevroren) als een steen. Ook trof ik een grote roofvogel aan in de tsjoem, die blijkbaar ook zo gegeten wordt. Wat men met hout doet is een kunst apart. Zonder veel gereedschap slaagt men erin om de prachtigste sleden te vervaardigen uit de bomen. Men schaaft en schaaft totdat er een solide slee uit voortkomt. Op het laatste moment moet men het voorstuk spannen. We zagen dat het ook wel eens mislukt. Een slee werd te sterk gespannen waardoor de onderkant een scheur vertoonde en het werk van vele dagen tevergeefs was geweest. Maar men heeft alle tijd. Wat de ene dag niet klaar komt, komt de volgende wel. Alles wat de rendieren opleveren gebruikt men, tot de botten en de zenuwen (die men tot touw verwerkt) toe. De huiden zijn bestemd voor de tenten, voor jassen, laarzen en handschoenen. De vrouwen houden zich bezig met het aanbrengen van allerlei versierselen, zoals borduurwerk op tasjes. Op deze manier vervaardigt men extra dingen die later geruild kunnen worden voor andere produkten.

Kleine kinderen
Kleine kinderen zijn ook in en rond de tsjoems te vinden. Een meisje van drie maanden was in de tsjoem geboren. De vrouw wilde geen medische hulp of naar de stad gaan, zodat twee buurvrouwen haar door de bevalling heen hielpen. In een andere tsjoem troffen we ook een kind van drie maanden aan. Het jongetje was met zijn moeder op bezoek bij de grootmoeder. Dat kind had dus die tocht van 20 kilometer waar wij halfgebroken van waren, moeten meemaken! Opvallend was overigens hoe netjes het kind verzorgd was. In een schommelwiegje hing het aan een stok te bengelen. Een grasachtige substantie, natuurlijk ook van rendieren afkomstig, fungeerde als een luier. Water is in de winter geen probleem want de sneeuw ligt voor het oprapen. Door de goede kachel kan men het snel op temperatuur brengen. Kinderen brengen de zomermaanden door bij de ouders in de tsjoems. Voor de overige tijd verblijven ze in Kutopjugan, waar een internaat is. Soms gaan ze naar de stad Nadym. Nentsen zijn gewoon Russen die ook hun verplichtingen, zoals militaire dienst, moeten vervullen. Maar het zijn mensen die het vrije leven beminnen. „We gaan naar bed wanneer we willen en staan op wanneer we willen", zegt Sergei lachend.

Godsdienst
Een bepaalde omschreven en uitgewerkte godsdienst hebben de Nentsen niet. Hier en daar tref je heilige symbolen aan. Zo zegt men tijdens de aprilontmoeting te „offeren", maar men weet eigenlijk niet aan wie. „Ik weet niet aan wie, misschien God", zegt Sergei aarzelend. „Wij lezen geen gebeden, maar buigen voor God". Het is een soort bijgeloof, erkent Sergei. „Wij slachten rendieren, eten samen vlees, hangen huiden op in de boom als teken dat we geluk verwachten." Maar wat is de zin van het leven? „Kinderen grootbrengen", antwoordt hij kort en bondig, zich haast verontschuldigend dat hij niet meer kan zeggen. Of er nog iets na dit leven is, daar heeft hij niet over nagedacht, zegt hij. „Ik leef bij mijn werk". Of hij gelukkig is? „Wat wil ik nog meer, als mijn buik vol is?" Bepaalde rituele gebruiken of godsdienstige bijeenkomsten zijn er dus niet. Wel kent men enkele vaag-religieuze symbolen. Onderweg tijdens een sledetocht kwamen we op een verlaten heuvel een oude slee tegen, met daarin wat attributen, zoals een steen die tot een schedel was bewerkt. De slee was duidelijk bedoeld om als heiligdom dienst te doen. De bestuurder van de skidoo gooide er een muntstuk in. Ook het kerkhof heeft een bepaalde vaag-religieuze zegggingskracht. Nentsen worden niet > graven, maar met de kist op de aarde gezet. De doden worden in hertevellen gewikkeld. Om de kist zijn stokken in de grond gezet, waaraan klokjes en blikken zijn aangebracht. Als het waait, wat op de open poolvlakte altijd het geval is, maken de voorwerpen lawaai, bedoeld om de geesten af te schrikken.

Bewondering
Grote bewondering moet men hebben voor de inzet van de gemeenteleden in Nadym voor het werk onder deze Nentsen. Naast Wladimir Toeljoepa en zijn zoon Roman is dat ook Valeri Poljakov, die uit een ongelovig gezin uit Donetsk (Oekraïne) afkomstig is en twee jaar geleden tot bekering kwam. Tijdens een jeugdbijeenkomst in Charkov, waar hij ook aanwezig was, werden jonge mensen opgeroepen om zich beschikbaar te stellen voor Evangelieverkondiging onder volkeren die nog nooit zijn bereikt door het Evangelie. Nadat Wladimir Toeljoepa met zijn gezin in 1990 uit de Oekraïne naar Nadym vertrokken was, kwam Valeri ook eens naar Nadym en bezocht daar de gemeente. Toen hij gezien had hoe groot de nood daar was, rees in hem het besluit om zich ook in Nadym te vestigen. Hhj volgde met zijn grootouders. Zijn ouders verstootten hem; zijn grootouders kozen zijn kant.

Ruimtegebrek
De gemeente in Nadym telt nu zestien gedoopten, terwijl dit jaar inmiddels al twintig mensen de doop hebben aangevraagd. Samen met de belangstellenden zijn er zondags zo'n negentig mensen die de erediensten bezoeken. Het is allemaal veel te veel voor het kleine woonkamertje waarin de diensten worden gehouden. Enige hoop biedt nu de toezegging van de directeur van olieen gaswinning van Nadym. Toen wij hem na de helikoptervlucht persoonlijk bedankten voor het beschikbaar stellen van de helikopter, zei hij het te betreuren dat er in Nadym geen enkele kerk was (hoewel wij het gevoel hadden dat het voor hem meer een kwestie van status was). Maar zijn grootmoeder was orthodox en hij voelde er wel iets voor dat er een kerk in Nadym kwam. Op dat moment bracht Wladimir het ruimtegebrek van de gemeente ter sprake, waarna de directeur toezegde daar aandacht aan te besteden. Hij ontving een Johannes-Evangelie en een kinderbijbel en beloofde om eens de diensten te bezoeken.

Toch belangstelling
Roman Toeljoepa is al twee keer bij de Nentsen geweest. „Als je daar eenmaal geweest ben en ziet hoe ze daar leven, in zulke armoede, kun je niet onverschillig blijven", zegt hij. „Ze leven in zulke arme omstandigheden en zonder God en ezus. Hij vindt dat er op grond van de geringe contacten toch belangstelling te constateren is en dat men in ieder geval luistert. Ze hebben, dat vindt hij een voordeel, een bepaalde voorstelling van geesten, maar gaan ook weer, dat is de andere zijde, te aards met de christelijke boodschap om. „Het zijn net kinderen die je alles duidelijk moet maken. Toen ik de eerste keer daar kwam, had ik al veel gehoord dat mensen die daarheen kwamen niet meer terug kwamen. Dat gebeurt er als iets hen niet bevalt. Maar ze waren erg vriendelijk. Aan de andere kant was er wel een weerstand te merken, maar dat is het gevolg van die geesten die weerstand bieden." Het eerste contact dat met hen gelegd wordt komt volgens Roman tot stand door belangstelling voor hun problemen te tonen. „Je moet interesse tonen voor wat voor hen belangrijk is en wat hen bezighoudt. Ze weten bij voorbeeld veel van de natuur en kunnen dat gemakkelijk verbinden met het Woord van God. Op die manier proberen we nu contact te leggen met het Evangelie." Zijn vader Wladimir vult aan: „We zoeken, bidden en denken erover na hoe we de sleutel zullen vinden tot de harten van deze mensen. Gezien de geslotenheid van de Nentsen is het een groot wonder dat wij nu de enkele keren zo goed ontvangen zijn. Dat is erg belangrijk voor de toekomst. We hopen dat de Heere ons wegen wijst opdat ook deze geïsoleerde mensen bekend worden met de weg tot behoud."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 september 1992

Terdege | 80 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 september 1992

Terdege | 80 Pagina's