Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beste vrienden,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beste vrienden,

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals je weet, heeft de redactie van „Daniël" ons beloofd ons telkens wat plaatsruimte beschikbaar te stellen, om over en voor onze verenigingen te schrijven.

Nu is het plan die ruimte ook te gebruiken om onze jongens wat te helpen bij het Bijbelonderzoek.

Op de ene vereniging houdt de voorzitter of leider een inleiding over een hoofdstuk. Soms lezen de jongens om beurten een paar verzen, waarover vragen gesteld kunnen worden. Ook gebeurt het wel, dat de leden zelf een Bijbels opstel maken voor de vóórvergadering. Je weet, daar mogen we nooit van afwijken: het Bijbels onderwerp mag nooit ontbreken; het moet ook altijd voorop staan.

Nu zou ik zo graag willen, dat al onze jongens voor gewoonte gaan houden het hoofdstuk, dat aan de beurt is, thius een paar keer goed te lezen. Hoe kun je nou met een goede vraag komen, als je niet eens weet, waarover het hoofdstuk gaat? Je schaamt je er toch niet voor, om thuis in Gods Woord te zitten lezen? Ik ben bang, dat sommige jongens zich meer moesten schamen als ze een boek of blad lezen, dat niet in huis hoort te komen en waar vader en moeder niet van afweten.

Het beste lijkt me, dat bij de bespreking van een hoofdstuk eerst kort de inhoud daarvan wordt verteld. Je moet het, als je zelf een opstel moet maken, natuurlijk niet overschrijven, zoals je het in „Daniël" hebt gevonden! Dan is het geen opstel meer. Een opstel moet altijd eigen werk zijn. Op de belangrijkste dingen uit het hoofdstuk wordt in de bespreking in „Daniël" zoveel mogelijk gewezen. Aan het slot vind je dan telkens wat vragen. Die moet je proberen voor je zelf te beantwoorden. Je mag het ook met elkaar doen op de vereniging, of thuis met vader, moeder, zus of broer.

Jullie zijn zeker nieuwsgierig, met welk Bijbelboek we beginnen? Ik zal het zó zeggen, maar eerst nog dit. gaan

Als je op het rooster staat om een opstel te maken, dan moet je vanzelfsprekend eerst de Bijbel heel goed nalezen, vast meer dan één keer. Dan pas kun je andere bronnen raadplegen: de kanttekeningen, een kinderbijbel of een goed boek, dat thuis of op de vereniging beschikbaar is.

Soms hoor je jongens zeggen, als er een vraag gesteld is: „Ik denk (of: ik vind), dat het zo bedoeld is." Maar dat is eigenlijk niet goed. Het gaat er niet om, wat wij denken of vinden, maar wat de Bijbel zegt. Vaak is het zo, dat een bepaald vers alleen maar verklaard kan worden door het te vergelijken met een ander vers uit hetzelfde hoofdstuk. Als dat niet zo is, moeten we proberen de verklaring op een andere plaats in de Bijbel te vinden. In veel Bijbels staat het andere Bijbelboek, waar je het kunt vinden, met hoofdstuk en vers erbij vermeld. Dan wordt er dus naar een andere tekst verwezen. We zullen proberen deze regels zoveel mogelijk na te komen, ook als we in „Daniël" een bespreking houden.

Het is de bedoeling onze bespreking te beginnen met het boek „Samuël".

In Gods Woord staat: Het eerste boek van Samuël" en „Het tweede boek van Samuël". Dat is eigenlijk niet goed. In de oorspronkelijke taal, waarin Gods Woord is geschreven, zijn wat wij „eerste" en „tweede" noemen, met elkaar één boek. Ook „van Samuël' is niet goed. Je zou denken, dat Samuël dus deze boeken heeft geschreven. Maar dat kan niet, want in 1 Samuël 25 : 1 en 1 Samuël 28 : 3 staat, dat Samuël gestorven is. Er moet dus een andere schrijver zijn. De geschiedenissen, die in de beide boeken „Samuël" zijn beschreven, lopen over een groot tijdvak. De schrijver heeft dit alles niet zelf meegemaakt. Maar hij had wel betrouwbare bronnen tot zijn beschikking. Daar kun je van lezen in de Bijbel: it 1 Kronieken 27 : 24 kun je opmaken, dat aan het hof van koning David alle belangrijke dingen werden opgeschreven in de „kronieken van de koning David." Ook de profeten schreven vaak op wat er gebeurde. Dat staat ook in de Bijbel. In 1 Kronieken 29 : 29 staat, dat de geschiedenissen van David geschreven zijn in „de geschiedenissen van Samuël, , de ziener, en in de geschiedenissen van de profeet Nathan, en in de geschiedenissen van Gad, de ziener". Lees maar na!

Bijbelverklaarders geven aan, dat Samuël is geboren, ongeveer 1100 jaar vóór de geboorte van de Heere Jezus. Wij leven in 1959. Tussen de geboorte van Samuël en nu liggen dus ongeveer 3050 jaren.

Vinden jullie dit begin ook een beetje moeilijk? Maar we moesten er toch wel even over praten, voor we aan aan dit grote Bijbelboek beginnen.

1 SAMUëL 1.

Elkana, een Leviet (zie 1 Kronieken 6 : 1, 22 tot en met 28 en 33 tot en met 38) woont op het gebergte van Efraïm, want Levi had zelf geen stamgebeid gekregen, zoals de andere stammen, (zie Jozua 14). De plaats, waar hij woonde, heet in vers 1 Ramathaïm Zofim, verderop (in vers 19 en hoofdstuk 2 : 11 b.v.) enkel Rama. Deze plaats Rama, ongeveer 2 uren gaans ten noorden van Jeruzalem, dankt de bijvoeging „Zofim" misschien aan de voorvader van Elkana, Zuf, die aan het slot van vers 1 genoemd wordt.

Elkana is met twee vrouwen getrouwd: met Hanna, die geen, en met Peninna, die wél kinderen heeft. Elkana gaat ieder jaar met zijn gezin naar Silo, waar de tabernakel stond (zie Jozua 18). De Heere had geboden driemaal per jaar de grote feesten te houden!

In het huis van Elkana heerst een vreselijke toestand: Elkana houdt meer van Hanna dan van Peninna. Dat weten ze alle drie heel goed. Daarom spot Peninna met Hanna. Ze plaagt haar en durft zelfs te zeggen, dat de Heere als een straf aan Hanna geen kinderen geeft. Dat is verschrikkelijk. Hanna ziet uit naar de komst van de Messias, de Heere Jezus. Juist daarom wil zij zo graag een zoon hebben!

Ook dit jaar gaan zij weer naar Silo. Na het offer wordt een offermaaltijd gehouden, waar het hele gezin bij is. Dat staat ook b.v. in 1 Samuël 9 : 12 e.v. en in 1 Samuël 16 : 5 en 11. (Nazien, jongens!)

Je weet, alle offers zien op de Heere Jezus. Dus: als er geofferd werd en de offermaaltijd gebruikt, moest iedereen aan de Heere denken. Maar wat doet Peninna? Juist nu, in dit plechtig, ernstig ogenblik, zit zij Hanna weer te plagen. Ze wil haar woedend maken. Dat kan nooit van de Heere zijn, dat is duivels! Geen wonder, dat Hanna niet kan eten en steeds zit te huilen. En dat is nu ieder jaar weer zo. Elkana doet wel zijn best Hanna te troosten, maar het helpt niet. Alleen de Heere kan haar troosten. Daarom staat Hanna na het eten op van tafel, om te gaan bidden bij de tempel, waarin de tabernakel was ondergebracht. Ze is niet boos op Peninna, wel vreselijk bedroefd. In haar gebed vraagt ze eigenlijk niet eens een kind voor zichzelf: ze vraagt de Heere om een zoon, maar ze belooft— terwijl ze niet eens weet, óf ze er één zal ontvangen, — dat ze die zoon aan de Heere zal teruggeven: die zoon zal niet als een Leviet van tijd tot tijd in de dienst des Heeren staan, maar zijn hele leven lang aan de Heere gewijd zijn. Hij zal dus Nazireër zijn voor zijn leven. Dat kon ook wel voor bepaalde tijd. Lees maar na in Numeri 6.

Het bidden van Hanna duurt lang. Misschien heeft ze nog steeds gesnikt zodat haar lichaam schokt. Eli ziet dat. Hij ziet ook, dat haar lippen steeds bewegen. Maar hij hoort niets. Hij denkt, dat Hanna dronken is. Vreselijk toch! Dat bewijst, dat zulke verschrikkelijke dingen in die dagen wel meer voorkwamen, anders zou hij niet op deze gedachte komen. Hij ziet Hanna aan voor een slechte vrouw, een vrouw, die Gods wet veracht (dochter Belials), niet voor een vrouw, die in overstelpend verdriet bij de Heere hulp zoekt.

Als Hanna heeft gezegd wat er is, gelooft Eli haar. Hij is dan vriendelijk en spreekt de hoop uit, dat de Heere Hanna's wens zal vervullen. Hanna vat die woorden van Eli op als een vaste belofte van de Heere, dat Hij haar gebed zal verhoren. Nu is er weer rust en vrede in haar hart: de Heere zal wel voor haar zorgen. Nu kan ze ook weer eten.

De andere morgen gaan ze met z'n allen weer terug naar Rama. De Heere denkt aan Hanna en geeft haar de zoon, om wie ze gevraagd heeft. Ze noemt hem „Samuël": ze heeft deze zoon im-

mers gekregen als de verhoring van, als het antwoord op haar gebed?

Nu Hanna voor haar kleine jongen moet zorgen (hij is hooguit een paar maanden oud) kan Hanna de volgende keer zelf niet mee. Maar Elkana zal, ook namens en voor Hanna, de Heere een dankoffer brengen in Silo (vers 21 noemt dat „gelofte"). Hanna zegt, vóór Elkana weggaat, dat zij Samuël in Silo zal brengen, zo gauw hij haar zorgen niet meer ieder ogenblik nodig heeft, dus als hij een jaar of drie is.

Dat gebeurt dus later. Hanna en Elkana brengen samen hun zoon Samuël weg. Ze brengen dan een offer, zoals ze ook hun jongen aan de Heere overgeven. Over dit offer kun je lezen in Numeri 15. Een efa is ongeveer 21 liter. Hanna vertelt aan Eli de geschiedenis. Zij zegt, dat de Heere speciaal recht heeft op Samuël. Daarom brengt ze hem hier. En dan staat er zo in het laatste vers: „En hij bad aldaar de Heere aan." Samuël buigt — een heel kleine jongen nog! — hier zijn knieën, waar zijn vader, moeder en Eli bij zijn, voor de Heere, alsof hij zeggen wil: „Heere, ik geef me aan U over."

Jongens, doen wij dat ook? Of houden wij meer van onszelf? Denk er om, de Heere ziet het hart aan.

„Leer mij, o God van zaligheden, Mijn leven in Uw dienst besteden. Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand. Uw goede Geest bestier mijn schreden, En leid' mij in een effen land." (Ps. 143 : 10).

VRAGEN.

1. Wat zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis van de schrijvers van de Bijbelboeken? (staat in: Van het geschreven Woord Gods).

2. Bewijs eens uit de Bijbel, dat de Heere nooit gewild heeft, dat een man met meer dan één vrouw getrouwd was? De Heere heeft het ook nooit goedgekeurd. Noem eens enkele voorbeelden (uit Genesis en het eerste boek Samuël).

3. Welke waren de drie grote feesten? Waar kun je dat vinden? (twee plaatsen in Exodus, één plaats in Deuteronomium)

4. Wat betekent precies Nazireër? Noem — behalve Samuël — eens een Nazireër uit het Oude Testament en één uit het Nieuwe Testament?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1960

Daniel | 8 Pagina's

Beste vrienden,

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1960

Daniel | 8 Pagina's